Brieven van een poezenverzorger (3)

Dat heeft iedereen wel eens.

Niet op vakantie en dan op de poezen van de buren passen,
of op die van vrienden buiten de stad.
Toch nog een soort vakantie dan,
maar wel met zware verantwoordelijkheden.

En aan het eind,
een verslag van het wel en wee
voor de eigenaren.

I N H O U D

Brief van 30-03-1979

Brief van 05-08-1979

Brief van 25-07-1983

Gebruiksaanwijzing

Brief van 25-07-1983


Beste buren en burinnen

Wat moeten mensen die hun vakantie een half jaar van tevoren plannen en in januari al boeken bij een erkend reisbureau (incl. Regenverzekering) toch eigenlijk gelukkig zijn!

Vooraf al die gezellige opwinding bij het doorkijken van de folders en dan een half jaar lang die aangename spanning van het wachten op de vliegtickets; drie maanden tevoren staan de koffers al ingepakt in de slaapkamer, open, om er op het laatste moment nog wat handige uitverkoopjes in te kunnen stoppen.
En dan breekt de grote dag aan! De reis naar het vliegveld, koffers op de lopende band, inchecken, de kick van al die volstrekt overbodige aankopen in de tax-free shop, door de tunnel, "fasten your seat-belts" - È pericoloso sporghersi! - en hèhè, daar gaan ze.
Dat is planning, dat is organisatie, dat is dik voor mekaar.
Mijn vakantie is nu ook begonnen. Niks gepland, niks georganiseerd, nix voor mekaar.
Ik - en dus ook mijn arme vrouw en kinderen - kijk vooruit in een groot, zwart gat, een vacuüm van vier volle weken ongestructureerde, meedogenloze tijd!
Op zo'n manier kan een vakantie een bezoeking worden, als je niet oppast.
Het probleem is dat er zoveel verschillende wensen zijn.
Esmee wil bijvoorbeeld naar Ponypark Slagharen. Ik kreun bij de gedachte dat ik een dag zou moeten doorbrengen binnen de heining van deze duivelse instelling.
Vorig jaar heb ik daarmee de nodige ervaring kunnen opdoen in de Efteling.
Het enige familielid dat wij buiten Amsterdam hebben, is een oude tante van Myrthe die uitgerekend tien stappen van de hoofdingang van dit pretpark vandaan woont.
Toen we haar verleden jaar een bezoek brachten, nodigde ze ons uiteraard uit om de dag tussen de creaties van Anton Pieck door te brengen.
Waarom zo'n park een pretpark heet, is me daar niet duidelijk geworden.
De meeste tijd breng je door met van de ene naar de andere attractie te zeulen, opgenomen in zwoegende mensenslangen die je het uitzicht op de omgeving benemen
en ben je dan eenmaal waar je wilde zijn, dan begint het wachten …
In een pretpark moet je uren wachten om enige minuten instant pret te mogen beleven!
Om vijf minuten naar het Sprookje van Fabiola te mogen staren - ons door tante al jarenlang in brieven speciaal aanbevolen, dienden wij eerst 25 minuten als sardines in zweet en zoete parfums onder een arcade met Arabische pretenties door te brengen.
En maar proberen de vrolijke stemming er in te houden door de kinderen te beloven, dat het heus allemaal wel weer gauw voorbij zou zijn.
Bij andere attracties was de verhouding tussen wachten en pret soms nog erger, maar de kroon spande toch de aftocht.
Bij aankomst waren wij naar een uithoek van onafzienbare parkeerterreinen gedirigeerd.
Je staat er op dat moment niet bij stil, dat al die mensen met al die auto's zich na sluitingstijd tegelijk naar de uitgang zullen bewegen. Dat merk je pas als je wegwilt.
Je rijdt netjes je parkeervak uit en sluit aan in de rij en dan zie je links en rechts naast je nóg talloze van dergelijke rijen, die allemaal - waarschijnlijk tot het einde der tijden - moeten wachten, omdat het pad dwars op al deze tributariën ook hopeloos verstopt zit door stilstaande auto's.
Met een vertwijfelde individuele actie, inventiviteit en doodsverachting heb ik ons uiteindelijk weten te onttrekken aan het vreselijk lot dat de wachtenden wacht:
Levend geroosterd te worden door de brandende zon op het nutteloos blik om
's avonds door de Efteling Opruimingsploeg opgehaald te worden om tot aan de Jongste Dag te wenen en ijselijke kreten te slaken bij de tienminutenvoorstellingen in het Spookslot.
Myrthe is ook niet weg van pretparken, maar ondanks de schokkende ervaring van de Efteling, zou ze nog best zover te krijgen zijn de tocht naar Slagharen te aanvaarden, onder het motto, dat het "zo leuk voor de kinderen" is.
Zelf zou ze echter het liefst plat op het een of andere mediterrane strand willen liggen, elke avond "fruits de mer" eten op een terras en voor de rest "dolce far niente".
Nu dat niet kan, moeten we het voor haar gevoel zoeken in nuttige activiteiten die tevens gezellig zijn.
Dat wil zoveel zeggen, dat er van alles in en om het huis samen gedaan en ondernomen moet worden:
Samen uit, samen thuis
Samen naar de film: Ja, gezellig
Samen in de voorwas
Samen de trein missen
Samen de televisie stukschoppen
Samen de kat pesten
Samen op korfbal gaan
Samen van een fiets vallen
Samen aan de lamp hangen
Samen de was uitzoeken
Samen struikelen
Samen op de foto
Samen ingezonden stukken schrijven
Samen een luchtbed opblazen in 't donker
Samen figuurzagen
Samen naar de w.c.
Samen in de hoofdwas
Samen een bloot dienstmeisje beschilderen
Samen een donkere bril kopen
Samen opa zoeken
Samen in de nawas
Samen Moos
En waartoe leidt al deze gezamenlijkheid?
Het brengt ons tot uitstapjes, zoals vandaag - het is inmiddels dinsdag, de 26e geworden.
Gisteravond hadden we afgesproken naar de Duinen te zullen gaan, een zogenaamd "spartelmeer" in de Kennemers, want Myrthe had ineens ontzettende trek in duinlucht.
Toen we vanmorgen reeds om half tien ontbeten hadden en de tas voor 90% was gepakt, begon het echter onverhoeds veel harder te regenen, dan het aanvankelijk had gedaan.
Gezien vanuit de tuin, zag de hemel er grijs en onbetrouwbaar uit, een aanleiding om alle verdere voorbereidingen tot vertrek te staken en toch maar koffie te gaan zetten.
De opmerking, dat deze gang van zaken mij niet geheel onwelgevallig was, kwam niet veel later dan ik hem had verwacht.
Maar welk meesterplan kon nog redding brengen voor deze dag?

Dit zijn de beslissende momenten in het leven van een gezinshoofd, want op hém zijn nu aller ogen gericht.
Laat hij hier verstek gaan, dan kan hij het wat de rest betreft wel vergeten en zijn dagen zoetbrengen als pantoffelheld met zijn postzegelverzameling, ansichtkaarten, of rubber eendjes.
Indachtig de woorden van de geschiedschrijver Sallustius: "Sed in magna copia rerum aliud alii natura iter ostendit," stelde ik in deze hachelijke situatie voor een "bijzondere evenementen-tocht" te houden:
Zeg nu eens eerlijk: Welk rationeel denkend mens, in de bloei zijner jaren, zou in volle keuzevrijheid op een dergelijk voorstel ingaan?
Alleen mensen die verliefd zijn, onder invloed van marihuana, van de honden besnuffeld, kleine kinderen hebben, of anderszins lijden aan bewustzijnsverenging, trappen daar met open ogen in.
Wat Myrthe betreft, die moet aan het eind van haar Latijn geweest zijn, want ze accepteerde het plan zonder tegensputteren - het noemen van Arthur was psychologisch doorslaggevend - en op eigen initiatief voegde ze er nog een extra bijzonder evenement aan toe, wat alle weerspanningheid in opbouw bij Esmee als bij toverslag deed omslaan in puur enthousiasme:
Vervolgens pepte iedereen zich op door Arthur voor te bereiden op de wonderen van vernuft die hij zou mogen aanschouwen:
Tram, station, metro, trein, P-O-N-T; misschien zelfs wel I-J-S!
En onder mijn vrolijke vertolking van Drs. P's meeslepende lied,
"Heen-en-weer, heen-en-weer; heen-en-wéér, héén-én-weer",
dat me al enige dagen niet loslaat en waarvan de toepasbaarheid op vele situaties me blijft verbluffen,
verlieten wij bij een bedekte lucht het pand en stortten ons in het gewoel van de wereldstad.
Toen ik 's avonds bij de knappende haard met mijn voeten op de basset, onder het genot van een favoriete Scotch aan mijn six-inch Habana trok en de gebeurtenissen van die dag nog eens de revue liet passeren, realiseerde ik me dat er tussen al het proza ook nog wel enige lyriek te ontdekken was geweest.
Zo had er op de pont die nostalgische geur van machinekamers en warme stookolie gehangen, die mij zo vertrouwd en dierbaar is sinds mijn oversteek naar Afrika, waar ik nog onder Kitchener heb gediend.
Het leek een geur uit een ver verleden, die ik op de heenreis opmerkte en op de direct erop volgende terugreis begroette als een doodgewaande vriend.
Ik snoof hem diep in me op en voelde als het ware de bloem van acht decennia werktuigbouwkunde in mij samensmelten met de hele na-oorlogse aardolie-
technologie.
Een zwakke echo van een dergelijke overweldigende ervaring is overigens op te merken, wanneer men zich over een electrische schrijfmachine buigt die enige tijd in gebruik is.

De overige ervaringen waren van een andere orde, maar zó prozaïsch, dat zij op een watermerk van poëzie moeten kunnen bogen.
In de Restauratie stond ik aan de self-service counter achter een in regenjas geklede man, nog vrij jong, die een halfgebogen houding over zijn plateau had aangenomen, waardoor een lok van zijn ravenzwarte haar over zijn ingevallen wang viel.
Zijn benige gezicht was op zichzelf al intrigerend door de intensiteit van zijn blik die op de lunch op zijn plateau gericht was, maar ik huiverde haast, toen ik tot mij door liet dringen, wat hij daar, waarschijnlijk door honger gedreven, bijeengegrist had:
Een bord, voor de helft bedekt met koude, witte rijst en voor de rest met bloemkoolroosjes, overgoten met een kleffe, witte pap. Daarnaast stond een schaaltje met een roodachtige saus, die wellicht voor goulash verkocht werd en twee flesjes bier om de hele hap met gesloten ogen weg te spoelen.
Na enig zoeken konden wij met z'n vieren naast elkaar op een bank invoegen, tegenover een middelbaar echtpaar, ergens uit de rest van Nederland, dat een flardmatige conversatie bleek te onderhouden met een ouder echtpaar van het belendende tafeltje.
Even later voegden zich daarbij de beide zoontjes van het eerste paar, die even weggeweest waren en op wier plaatsen wij waren gaan zitten, een feit dat stilzwijgend was geaccepteerd.
Terwijl wij onze koffie opdronken - die veel beter smaakt, sinds ie door een automaat gemaakt wordt in plaats van door de vroegere buffetbedienden, die zonder uitzondering last hadden van maag- of leverkwalen en leden aan ongeneeslijke hypochondrie,
vroeg de oudere dame aan de zoontjes:
"En wat gaan jullie nu allemaal doen in Amsterdam?"
Die glimlachten schouderophalend, waarop hun moeder aanvulde:
"Nou, een beetje rondlopen en winkels kijken."
"En met de pont heen en weer, zeker," suggereerde de andere vrouw,
"dat is lekker goedkoop."
Uit het gezicht dat ze erbij trok was duidelijk dat zij en haar man zich al vele malen op deze attractie hadden onthaald.
De familie van buiten de stad lachte gegêneerd. Zij voelden zich blijkbaar betrapt, maar er lag ook berusting in hun ogen.
Zij vertrokken kort daarop.
Myrthe en ik hadden onder dit tafereel een snelle blik van verstandhouding gewisseld.
Was dit de manier waarop "arme mensen" hun vakantie doorbrengen?
Openbaar vervoer, een hapje in een restauratie - incl. toiletbezoek - een beetje rondlopen met de jongens en als hoogtepunt een gratis tochtje met de pont, heen-en-weer, heen-en-weer.
Dat is zo ongeveer het leven in zijn naakte essentie: Heen-en-weer, altijd maar heen-en-weer.
Hoogstens kunnen wij er enige variatie in aanbrengen:
Tram, metro, trein, pont; vlugger of langzamer; sex and drugs and rock & roll.
Heen-en-weer, op-en-neer, steeds maar weer en nog een keer.
Dit lunapark, gekkenhuis, deze kermis, mallemolen, dit "ship of fools",
waarin wij allemaal steeds maar moeten meedraaien, varen of rijden, het hele jaar lang, brengt me tot mijn eigen stille wens voor vakantie:
"Vacancy," zoals The Concise Oxford Dictionary zegt, is "being vacant or empty or unoccupied; emptiness of mind, idleness, listlessness; (...)",
dus "ledigheid"!
Volstrekte ledigheid zou ik willen in mijn vakantie:
Het leegmaken van de geest van alle beslommeringen en verantwoordelijkheden, alle wissewasjes en van alles wat met heen-en-weer te maken heeft, met "tijd".
Was er al weer een tijd geleden niet een film met als titel "Stop the world, I want to get off", van die dingen, ja.
Hoe valt zoiets nu te combineren met de wensen van je naasten, die naar Ponypark Slagharen -
Frans, Barbara en de kinderen zijn gisteren net teruggekeerd van P.S.: Eééénig!
willen, of die alles "samen" willen doen?
Het antwoord is simpel: Dat is onmogelijk.
Je probeert er dan maar het beste van te maken, "mee te doen voor de gezelligheid" en zo.
Je stelt verrassingstochten voor in het openbaar vervoer, je organiseert een Italiaanse Week -
die is nu trouwens bijna afgelopen en net op tijd, want toen ik vanmorgen nieste, hing er een sliert spaghetti uit mijn neus
en Myrthe ergert zich dood aan mijn Italiaanse vlag die ik in de tuin heb opgehangen.
Je fietst in een week twee keer 25 km - Tour de France én Giro d'Italia - met de kids, maar het is nooit goed.
Altijd hoor je toch weer het verwijt, dat je "nooit wat doet", dat je alleen maar koffie zit te drinken in "je" tuintje, dat "anderen overal voor" moeten zorgen, dat je alleen maar dingen doet die "jij" leuk vindt en nooit eens aan "anderen" denkt.
Je bent er, maar je bent er niet.
I cannot have the best of both worlds. You cannot have the candy and eat it.
Volgende week houd ik een Spaanse Week. Dat betekent een ander soort wijn,
ander eten - maar ook klaargemaakt met olijfolie - en een andere vlag in de tuin.
's Kijken hoe dat bevalt.
Tot ziens

Ronald Langereis, © 1983
Gepubliceerd: 29 augustus 1998


Op naar Top de top..........Gebruiks Gebruiksaanwijzing aanwijzing.......... Home ..........Naar Brief 1 Brief nr.1..........Naar Brief 2 Brief nr.2

Email: lagedor