Dat heeft iedereen wel eens.
Niet op vakantie en dan op de poezen van de buren passen,
of op die van vrienden buiten de stad.
Toch nog een soort vakantie dan,
maar wel met zware verantwoordelijkheden.
En aan het eind,
een verslag van het wel en wee
voor de eigenaren.
I N H O U D
Brief van 30-03-1979
Beste vrienden, Vandaag is het weer "grote schoonmaak" geblazen, want morgenvroeg reizen we af, althans, dat is het plan. Het weer is over het geheel niet zo best geweest: koud, wind, af en toe regen en zo om de dag eens een opklaring. Dankzij deze laatste ben ik er toch nog in geslaagd Esmee fietsen te leren.
De eerste keer kon ze er werkelijk nog niets van, zodat ik gedwongen was met mijn hand stevig in haar kraag, hardlopend naast haar fietsje een aantal keren het blok hier om te rennen.
Na een minuut of tien had Esmee een wankel evenwicht gevonden en we oefenden tot mijn tong op mijn schoenen hing.
De volgende dag hebben we ons vooral toegelegd op het bochtenwerk. Daarvoor had ik het parkeerhaventje uitgekozen en daar draaiden we dan bochtjes, ik nog steeds met mijn hand in haar kraag.
De derde dag stond het op-en-afstappen centraal.
Voor de afwisseling reden we maar weer eens naar het bruggetje. Esmee zag het paaltje op haar afkomen en gilde:
Weer huilen en kwaad natuurlijk, vooral toen ik zei dat ze erlangs had kunnen sturen.
De vierde dag zijn we voor het eerst samen de "echte, grote weg" opgegaan, ik op de vouwfiets en zij naast me, naar het winkelcentrum. Iedereen die langsliep moest horen hoe goed ze al fietsen kon.
Toen ik na mijn ronde door de Co-op eindelijk ter hoogte van de kassa's naar buiten keek, zag ik haar in een beetje rare houding staan. Ze huilde, want ze was me kwijt,
"Ik wist niet meer in welke winkel je was"
Ze hadden haar verzocht haar fiets in brand te steken, of in het water te gooien. Dat was even een koude douche.
Gisteren hebben we onze eerste fietstocht gemaakt, de Anklaarseweg over en dan de weilanden door tot aan het bos.
Esmee was natuurlijk zo trots als een aap en zoals altijd wanneer ze opgewonden is, kletste ze maar aan één stuk door. Later werd ze stiller, waarschijnlijk van vermoeidheid, want we zijn wel zo'n uur of twee onderweg geweest. Het ergste vindt ze nu dat ze zonder fiets naar huis moet. Ze heeft iedereen al telefonisch ingeseind, hoe goed ze fietsen kan en nu ontbreekt haar de mogelijkheid om bij thuiskomst voor de verzamelde schare van vrienden, buren en verwanten ónmíddellijk een overdonderende demonstratie te geven.
Myrthe heeft zich hoofdzakelijk met huiselijke aangelegenheden beziggehouden, maar soms werd het haar te machtig en dan móést ze naar 't Dorp, zoals men hier de binnenstad schijnt te noemen. De eerste week was het één dag lente-achtig weer, dus gingen we de stad in - we komen hier tenslotte niet voor de natuur: Daar koop je nix voor. Tot onze verrassing bleek buurvrouw De Lange in dezelfde bus te zitten en toen wij ter hoogte van de Deventerstraat uitgestapt waren, stond ze ons in alle onvermijdelijkheid van haar breed uitgemeten persoon op te wachten.
Handen schudden; Hoe gaat het ermee? en komt u morgen op de koffie?
Mijn dwalend oog werd gevangen door het beeld van een zichtbaar blinde man, die met zijn roodgeringde stokje op de trottoirband stond te hengelen naar de paal van de halte "Diverse lijnen richting station", zo'n meter of drie verder.
Hij maakte een besluiteloze indruk en dit bracht onmiddellijk het beste in mij boven: Eén en al hulpvaardigheid. Ik vatte hem stevig bij de bovenarm en:
Nu zijn er natuurlijk mensen die op zo'n moment heel gevat uit de hoek komen met zoiets als:
Als ze met een groepje zijn, willen ze dan nog wel eens roepen:
Maar bij mij kwam zelfs de gedachte aan deze mogelijkheid niet op.
En nadat de chauffeur op mijn gebiedende wenk de deur had geopend, hielp ik de blindganger in een vloeiende beweging de bus in, alsof dit mijn dagelijks werk was.
Het was duidelijk. Hier was een kracht aan het werk die buiten mijn bewustzijn om handelde.
We namen snel afscheid van mevrouw De Lange en brachten de hele middag zoet in de "city".
Afgezien van nog enkele solitaire expedities heeft Myrthe haar tijd hier nuttig besteed.
Over mijzelf heb ik het al enigszins gehad.
Dinsdag ben ik een dagje naar Amsterdam geweest - voor "zaken", begrijp je.
Dit betekent wel dat we zondag meteen de vloerbedekking in de gang moeten gaan lostrekken, want de vloerdelen moeten eruit.
Ook déze week kwamen wij op de koffie.
Vorige week had Myrthe een cake-je meegenomen, maar we kregen slechts koekjes geserveerd.
Hadden we het op de eerste visite nog gehad over mevrouw haar zuster, die indertijd tot haar verontwaardiging zomaar naar Canada was geëmigreerd,
We hadden het over het weer, het verschil in prijs van eenzelfde potje chocoladepasta bij de Spar en bij de Edah (dáár was het maar liefst een dikke gulden goedkóper!).
Verder moesten we horen dat mevrouw Waltzmann nog steeds niet om een praatje verlegen schijnt te zitten, maar dat meneer Waltzmann "niet zo'n prater" is, maar wel schijnt hij "een behoorlijke baan" te hebben.
Verder wilde het toeval, dat er juist de dag tevoren een brief uit Canada gekomen was met (Hoera!) drie gloedsplinternieuwe pasfoto's van de verre nichten.
Wilt u nog een plakje?
Tenslotte had ik het genoegen te horen, dat meneer die morgen zijn krant niet had ontvangen.
Gelukkig begon Esmee toen zo langzamerhand zó te balen, en te zeuren
De poezen hebben zich keurig gedragen - alleen Ping heeft een keer op Myrthes laars gepiest en als ik hem vriendelijk toespreek, begint hij nog steeds vals te blazen.
Myrthe is op haar knieën het hele huis doorgekropen en ik heb vanmiddag zo'n beetje alles gestofzuigd. We hebben niets gebroken, de schuurdeuren luisteren naar de sleutel, vissen en planten leven nog.
|
Ronald Langereis, © 1979
Gepubliceerd: 28 augustus 1998
Email: lagedor