Benito Pérez Galdós: Mevrouw Bringas

Nawoord door Adri Boon


Met mevrouw Bringas, alias Rosalía Pipaón de la Barca, heeft de lezer al uitvoerig kennis kunnen maken in Tormento, waar ze een niet onbelangrijke bijrol vervulde. Nu komen we haar tegen als prima donna die schittert in het beklemmende verhaal dat haar louteringsweg beschrijft. Geheel in overeenstemming met deze promotie en met haar drang naar status is de nogal schamele behuizing van destijds ingeruild voor een plek onder het dak van het paleis, in de directe nabijheid van de koninklijke familie, sinds jaar en dag broodheren van haar familie en werkgever van haar man.

Galdós laat de roman van start gaan met een hoofdstuk waarin zich haast treiterig traag de beschrijving ontvouwt van het mausoleum dat don Francisco in elkaar heeft geknutseld. En meteen is de toon gezet. De lezer wordt in het ootje genomen omdat pas aan het eind blijkt dat het niet gaat om een imposant grafmonument maar om een belachelijk stukje huisvlijt; met Bringas wordt de draak gestoken omdat hij denkt voor een habbekrats een gunst die hem is verleend te kunnen afkopen terwijl hij in werkelijkheid zijn eigen graf graaft, want het gepriegel met haren leidt rechtstreeks tot zijn blindheid, die zijn vrouw er weer toe aanzet om een greep uit de kas te doen; ten slotte tekent de larmoyante kitsch van het schilderijtje genadeloos de wansmaak en de tuttigheid van het milieu waarin de Bringassen verkeren.

En de ironie wordt nog verder doorgevoerd. Want het is onmogelijk om niet een verband te leggen tussen het huishouden van de lage paleisfunctionaris en het huishouden van de vorstin. In beide gevallen wordt de schijn opgehouden, leeft men boven zijn stand; in beide gevallen laat een brave maar niet minder sullige echtgenoot (ook de prins-gemaal heette Francisco) toe dat hun vrouw op onverantwoordelijke wijze om-springt met de financiën. En als dan de bom barst en de koningin wordt afgezet vanwege haar wangedrag moet zowel het gezin van de hoogste als de ondergeschikte paleisbewoner de wijk nemen.

Het paleis, symbool van majesteitelijke macht en pracht, ziet er aan de buitenkant mooi uit maar het fundament is rot; binnen de muren, waar een serviele gemeenschap van lakeien boven op elkaar leeft, is het een rommeltje. Buiten de muren dreigt, veel grimmiger dan in Tormento, oproer. Aan het einde van het boek breekt dat daadwerkelijk uit: de ‘glorieuze’ revolutie van 1868 is een feit.

Wat die revolte brengt -failliete idealen, ontgoocheling en cynisme, omarming van een realpolitik in plaats van inzetten op een gedurfd hervormingsprogramma- kunnen we uitgebreid lezen in het magnum opus van Galdós, het ambitieuze vierluik Fortunata en Jacinta, dat een even bijtend als vermakelijk commentaar is op de tijd van de restauratie.

Maar de zaak is nog pikanter. Want de val van Isabel ii werd bespoedigd door haar geruchtmakende ‘geste’, die erin bestond dat ze toestemming gaf, teneinde de lege staatskas te spekken, het Koninklijke Patrimonium te verkopen - op voorwaarde dat vijfentwintig procent van de revenuen in haar eigen zak zouden vloeien. Ze vergat echter dat het Koninklijke Patrimonium geen privébezit was van de familie Bourbon -hoe koninklijk ook- maar eigendom van de Spaanse staat, van alle belastingbetalende burgers dus. Met andere woorden, Mevrouw wilde een slaatje slaan uit het vernederende bankroet van haar land. En laat don Francisco Bringas nu uitgerekend hoofdadministrateur van het Koninklijk Patrimonium zijn…

In Tormento wordt Rosalía’s sluimerende ijdelheid wakkergeroepen door Bringas’ gefortuneerde neef Agustín Caballero. En Milagros de Tellería, die weliswaar is behangen met een markiezinnentitel maar nog grotere moeite heeft om de eindjes aan elkaar te knopen dan haar hartsvriendin, blaast als een kwade genius het opvlammende vuur van Rosalía’s pronkzucht aan. Jarenlang heeft mevrouw Bringas met creatief vernuft haar steentje bijgedragen om het huishouden draaiend te houden en de nette armoede dragelijk te maken. Maar nu is de geest uit de fles. Verblind door de tirannieke mode, die elk seizoen weer met nieuwe eisen komt, verliest ze het welzijn van haar gezin uit het oog en laat ze zich meeslepen door haar verslaving aan uiterlijk vertoon.

Tijdens het proces dat haar naar de rand van de afgrond voert komt in alle naaktheid haar hypocrisie aan de oppervlakte. Want nu de, in de precaire omstandigheden van hun financiële situatie, noodzakelijke zuinigheid van die brave Bringas haar belemmert om toe te geven aan elke modegril, blijkt haar liefde voor hem veel minder standvastig en oprecht dan ze zichzelf voorhoudt. In Tormento had ze al eens gefantaseerd over een scenario waarin haar Bringas overleed en ze, uiteraard netjes na de voorgeschreven rouwperiode, met de rijke Agustín Caballero zou hertrouwen. Maar Bringas ging niet dood. En Caballero gaat er met haar hulpje vandoor. Nu doet zich een nieuwe kans voor in de vorm van haar vriend Pez, de handige ritselaar. Rosalía brengt al haar dialectische vermogens in stelling om zichzelf wijs te maken dat, gezien haar kwaliteiten, het lot haar eigenlijk in de armen van de galante Manuel Pez had moeten drijven in plaats van in de schraperige handen van Bringas. Vreemd gaan met hem is dus eigenlijk een correctie van een foutje van de Voorzienigheid. Immers ook Pez heeft een ongelukkig huwelijk!

Mevrouw Pipaón de la Barca weigert echter onder ogen te zien dat ze inmiddels onderdeel is geworden van het keiharde spel met de knikkers, van een meedogenloos mercantilistisch systeem waarin alles een prijs heeft en iedereen zich ten koste van de ander probeert te verrijken. En zij heeft verzuimd vooraf de prijs voor haar handelswaar te bepalen. Pez, directeur-generaal van Financiën, dus wat wil je, maakt daar handig gebruik van en stuurt haar na de bewezen dienst een envelop, niet met het honorarium waarop zij rekende, maar met een laconiek briefje dat hij niet aan haar verwachting kan voldoen. En haar dubbele moraal brengt haar ertoe gnuivend van verontwaardiging Caballero’s uitnodiging om de vakantie in Arcachon door te komen brengen van de hand te wijzen omdat hij en zijn minnares Amparo in oprechte liefde maar ongetrouwd samenleven.

Rosalía werkt zich steeds verder in de nesten doordat ze een stand wil ophouden die de bescheiden inkomsten van haar man niet kunnen dragen. Onderhand laat ze zich bedriegen door het vertoon van anderen, door de doorzichtige leugentjes van de kale markiezin, door de kredietwaardigheid (of vrijgevigheid) die ze Pez toedicht.

Maar ook Bringas gaat niet vrijuit. Gezonde zuinigheid is bij hem doorgeslagen naar pathologische vrekkigheid. Hij is blind voor de ‘natuur’ van zijn vrouw en in plaats van die beteugelen door haar af en toe een pleziertje te gunnen gooit hij olie op het vuur door de teugels strak aan te trekken. Het gezag dat hij als gezinshoofd zou moeten hebben maakt hij niet waar en hij wordt daarvoor gestraft met tijdelijke blindheid. En dan blijkt hoe slecht ook hij met geld kan omgaan. Want nu dan het moment daar is om zijn spaarzaamheid te gelde te maken ten bate van zijn gezondheid en dus van het huiselijk geluk, kan hij, aanvankelijk althans, niet scheiden van zijn duiten. Ook hij kent de waarde van geld niet. Het echtpaar Bringas lijkt een voorbeeld van de natuurwet die zegt dat tegengestelde krachten elkaar aantrekken: spilzucht en schraapzucht met in dit geval een verwoestende uitwerking op het gezinsleven.

In de novelas contemporáneas, de cyclus ‘eigentijdse romans’ die Galdós schreef en waarin hij een beeld schetste van de Spaanse samenleving van vlak voor en vlak na de ‘revolutie’ van 1868, speelt geld een prominente rol. Niet langer maakten de monolitische en logge instituten adel en kerk de dienst uit, maar een dynamische burgerij die dankzij de principes van de vrije markt haar vooraanstaande positie veroverd had. Beurshandel en bankwezen deden hun intrede, en buitenlandse investeerders pompten enorme kapitalen in de kwakkelende Spaanse economie. Dit bracht een grote sociale beweeglijkheid met zich mee, ongebreidelde ambities die soms werden waargemaakt maar vaak ook niet. En in het kielzog van de professionele kredietverstrekkers die de hoge burgerij bedienden ontstond er een heel leger van kleine woekeraars die hun diensten aanboden aan de kleine man. Zij zijn de luizen in de pels van de lagere echelons van de maatschappelijke ladder die uit alle macht proberen hogerop te klimmen. In de romans van Galdós wemelt het van deze horzels die voor een schrijver, psychologisch gezien, dankbaar materiaal zijn omdat er, anders dan tussen bank en cliënt, een persoonlijke band is tussen crediteur en debiteur, met alle mogelijke verwikkelingen vandien. In Mevrouw Bringas zijn Torres en Torquemada hiervan gedenkwaardige voorbeelden. Aan deze laatste wijdt Galdós maar liefst vier romans waarin hij de tollenaar als protagonist opvoert.

Subliem is de scène waarin Rosalía, tot uiterste wanhoop gedreven, aanklopt bij Refugio, de vrouw die de o zo fatsoenlijke Pipaón diep veracht vanwege haar losbandige levenswandel. Maar Refugio heeft de crux van het marktmechanisme beter begrepen. Zij heeft goede waar en vraagt daar een goede prijs voor. Dat maakt haar tot een onafhankelijke vrouw die niemand lippendienst hoeft te bewijzen. Ze beleeft haar finest hour als ze kat en muis kan spelen met de eerbiedwaardige kakmadam, die smeekt haar uit het wurgende moeras te trekken. En dat doet Refugio - ongetwijfeld tegen woekerrente.


Naar de MKW-beginpagina