de Zetel van de ZielLeer3 2Publicatie 29 februari 2004
De boekenplanken in de abt z’n bibliotheek waren overdekt geraakt met schimmel-plekken, ter grootte van een munt en met de kleur van rauwe lever. De plekken die het verst in hun ontwikkeling gevorderd waren verhieven zich boven het hout en je kon ze met je vingernagel opduwen. Aan de onderkant ervan waren groenachtige sporen te zien.
Vreemd! Hij veegde over de schimmel met een puntje van zijn habijt. Het hout op de schoongewreven plek scheen vers en glad en verspreidde een geur van jonge twijgen. Uit de sporadische knoesten welde hars.
Hij was bezig de laatste hand te leggen aan zijn preek en daarvoor moest hij een paar boeken raadplegen. Daar kwam bij, dat hij zich moeilijk kon concentreren door het lawaai van Vane’s gehak en gegraaf en daar wou hij zich even aan onttrekken.
Het leek altijd mogelijk je steeds maar dieper in het huis terug te trekken als je aan indringers wilde ontkomen. Als hij aan het eind van elke gang linksaf sloeg, moest hij normaal gesproken weer op het punt uitkomen waar hij begonnen was, maar gelukt was hem dat nog nooit; net zomin, als hij ooit een stukje van de hemel te zien had gekregen, als hij omhoogkeek in de ruime schoorsteengaten. De abt aaide zachtjes over het soepele leer van het boek waarin hij stond te lezen. Hij verbeeldde zich dat het onder zijn hand meegaf als de zij van een vreedzame grazer. Zou leer zich kunnen ont-looien? Zouden de blinde huiden zich weer kunnen samenvoegen, zouden de sloten in bellen kunnen veranderen en konden er aan de gebrandstempelde ruggen weer staarten groeien? De in perkament gebonden boeken zou hij het eerst verliezen, want de bindingen zouden weer in magen veranderen en de inhoud verteren. Of de stellingen zouden tot een haag uitgroeien en de hand die naar kennis reikte de toegang beletten. Hij zette het boek weer op zijn plaats, nu hij nog bij de stellingen kon, voordat de banden zich met een nieuwverworven schuwheid aan zijn greep zouden ontworstelen, terwijl van hun embryo-achtige, tandeloze kaken een betekenisloos kwijl droop van sprakeloze woorden.
Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983 Vertaling: © Ronald Langereis, 2000
|
Vorige | Volgende |