de Zetel van de ZielCode3 1Publicatie 29 februari 2004
Op aandringen van de mancipel zochten ze het hele erf af, maar ze vonden niemand, wat iedereen trouwens ook verwacht had. De mancipel haalde zijn schouders op en keek Geoffrey met een vijandige grijns aan. Tetty maakte de knoopjes van het kind haar jurkje vast en nam haar mee het melkhuis binnen. De mancipel werd voorzien van de broden waar hij voor was gekomen en verliet de boerderij met de manden van de ezel volgeladen. De meisjes pakten hun werk weer op.
“Die kerel zou ik zo voor je vermoorden,” zei Geoffrey. “Ik zou die lelijke tronie van ‘m aan reepjes snijden.”
Diezelfde middag verrichtte mevrouw Ffedderbompau de trekking. Tegen de zon hadden ze de gordijnen voor haar dichtgeschoven en toen de meisjes achter elkaar binnenkwamen was ze nauwelijks nog in staat geweest haar hoofd naar de deur te draaien. Blodwen had de pul met de stenen erin meegebracht en om de beurt wees mevrouw Ffedderbompau een van hen aan om een steen te pakken, totdat er nog maar één overwas en dat was toen Gweno aan de beurt was. De andere meisjes, die hun eigen steen vol verwachting uit de pul hadden gepakt, verloren op slag hun belangstelling. Ze legden hun stenen terug en gingen een voor een de kamer uit, onderwijl met verbazing naar Gweno kijkend, nieuwsgierig en met een nieuw ontzag.
Toen ze alleen waren, gebaarde mevrouw Ffedderbompau haar om dichter bij het bed te komen. Gweno gehoorzaamde, ondanks de bijna adembenemende lucht. Gweno maakte haar jurk los. Ze trok ‘m van haar schouders en liet ‘m op de vloer glijden. Uit het hoopje stof aan haar voeten rees ze op zo blank en bloot als een pas geschilde staak. De tekenen van haar sekse staken op haar maagdelijke lijf af als leestekens, die een betekenis aanduiden in een vreemde taal, de meest gewone en toch meest geheime code, de pijlen en schietschijven zelf van de natuur. En mevrouw Ffedderbompau slaakte een zucht om de broze schoonheid van deze ontluikende hoop des levens.
“Weet je wat je moet doen, mijn kind, wat er van je wordt verwacht?”
Met haar blote teen tilde Gweno een randje op van haar gevallen jurk. Haar ogen hield ze neergeslagen, maar voor mevrouw Ffedderbompau bleef het een vraag welke emotie uit een mengeling van ergernis, schaamte en verveling daarin het grootste aandeel had. En met een neerhangende lok van haar donkere haar voor haar genegen gelaat dacht Gweno aan de versmachte vogel en de gesprongen rots en aan de verschrikkelijke, rotte, ondraaglijke, smerige, gore stank van mevrouw Ffedderbompau.
Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983 Vertaling: © Ronald Langereis, 2000
|
Vorige | Volgende |