Een vertelling Ronald Langereis © 2004

de Zetel van de Ziel

Heilige

1 3

Publicatie 29 februari 2004


Er viel weer een stilte, nu voor langere tijd.
Toen weer een fluisterstem.
“Tetty, vertel nog es wat over de broeders.”
“Tetty slaapt al.”
“Nietes.”

Tetty sliep niet. Ze hield de tepeltjes van haar ontluikende borsten in de holte van haar handen en stelde zich voor dat ze een straaltje water uit een koele bron opving en het tussen haar vingers liet wegsijpelen. Zo lag ze te luisteren naar de stemmen in het donker.

“Het was winter en Tom Barker, Lange Rachel, Minny Wilkin, Milly Larkin en Kleine Pymie lagen samen in het grote bed onder een dik pak dekens. Ze hadden hun bede tot de heilige gebeden en hun vijf kaarsjes uitgeblazen en ze hadden bijna niets te eten, maar één appel met z’n vijven.”
“Ja, en toen, en toen?”
“Er klonk een bonkend geluid op het dak, zo: Bonke-bonke-bonk.”
“Wat was dat?”
“Ze wisten niet wat het was. Dus riep Tom Barker vlug: “Wie is daar?” En ze horen een stem die zegt: “Het is alleen maar de wind, die over het dak loopt.” “Oh,” zegt Tom Barker.

Maar toen klonk er weer een gebonk, nog harder en Lange Rachel roept omhoog: “Wie ben jij, die op ons dak loopt te bonken?” En een andere stem zegt: “Het zijn de wolken die over het dak lopen.” “Oh,” zegt Lange Rachel.
“Zijn ze niet bang?”
“Ja, ze zijn heel bang. Heel heel heel erg bang. Dus zeggen ze gauw nog een gebed tot de heilige. Maar dan horen ze nog meer gebonk boven hun en dan zegt Minny Wilkin: “Wat loopt daar op ons dak te stampen?” En een stem zegt: “Niets, alleen maar de maan.” En dan horen ze opeens een sissend geluid langzaam over hun hoofd voorbijtrekken, net een groot koud vuur. Dan klinkt er weer een gebonk en gekletter en Milly Larkin vraagt: Wat gebeurt er? Wat is dat nou weer?” En weer een andere stem antwoordt: “Het zijn de sterren die voorbijgaan.” “Oh,” zegt Milly Larkin.”
“Zijn ze nog steeds zo bang?”
“Ze zijn nog steeds vreselijk bang, zo bang dat ze diep onder de dekens zijn gekropen. Dan klinkt er opeens een verschikkelijk lawaai. Het dreunt en dondert en ratelt en rommelt overal op het dak en Kleine Pymie fluistert onder de dekens: “Wie is daar?” En een luide zware stem antwoordt: “Het is de heilige zelf die voorbijgaat en hij drijft de wind en de wolken en de maan en de sterren voor zich uit en alles is goed.” “Oh,” zegt Kleine Pymie en één voor één komen hun hoofden weer boven de dekens uit.

“De heilige zal altijd aan ze denken, hè?”
“Dat zal ie vast, maar ze denken ook aan zichzelf. Tom Barker kruipt bij Lange Rachel en Kleine Pymie bij Milly Larkin en ze beginnen elkaar allemaal te kussen, behalve Minny Wilkin, voor die is er niemand.”
“Wat zielig!”

Tetty luisterde naar de vertelling en sloeg in het donker haar armen om haar eigen blote lijfje net als Minny Wilkin. Stilletjes verstreken de minuten op de vliering en voor een tijdje werd er niet meer gesproken.
Toen klonk er weer een stem, heel slaperig.
“Gweno, ben je nog steeds aan ‘t vliegen?”
Als antwoord klonk alleen een zucht.


Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983
Vertaling: © Ronald Langereis, 2000


Inhoudsopgave