Een vertelling Ronald Langereis © 2004

de Zetel van de Ziel

Berouw

0 8

Publicatie 29 februari 2004


“En degenen die hier logeren, dat zijn dus pelgrims?”
“Dat kan.”
“Ze gaan naar de bron voor genezing?”
“Dat kan.”
“Toe zeg,” zei Vane ongeduldig, “de wonderbaarlijke genezingen bij de bron van St Lleuddad vormen de grondslag voor het handvest van deze abdij. De bron is het enig doel van elke pelgrim die de lange heilige weg naar dit eiland aflegt om beter te worden.”
“Of om te sterven,” zei de abt.

Vane zuchtte.
“Ik geloof dat we het daar al eens over gehad hebben,” zei hij.
“U moet me niet verkeerd begrijpen,” zei de abt. “Een pelgrimage doen is een symbolische daad. Dat zult u toch met me eens zijn? Het is niet meer dan een uiting van de innerlijke gerichtheid. Het is het plechtig bewijs van onze geestesgesteldheid, een blijk van de natuurlijke neiging van alle leven te zoeken naar een uiteindelijke vervulling. Het leven zelf is echter een toestand, waarvoor geen genezing bestaat. Dat wilt u toch niet ontkennen?”

“Ik hoop, dat u zulke dingen niet tegen de bisschop zult zeggen,” zei Vane. “Hij heeft heel wat donaties ontvangen om de bron in stand te houden uit dankbaarheid voor de genezingen die zij heeft gebracht.”

“Of in de hoop daarvoor met gezondheid te worden beloond,” zei de abt. “De schatkist van de bisschop is zwaar van het berouw van de rijken.”
“Zwaar genoeg om het onderhoud van deze abdij te kunnen dragen,” bracht Vane naar voren.
“Dat moet ik toegeven,” zei de abt, “maar ik kan geen genezingen uit mijn mouw schudden. Genezing is niet te koop.”

“Wilt u beweren, dat er helemaal geen genezingen hebben plaatsgevonden?” vroeg Vane.
“Ach, misschien is er wel eens een genezing geweest,” antwoordde de abt, “maar wat daar in elk afzonderlijk geval de oorzaak van was, ik zou ‘t niet weten.”
“Wanneer is er voor het laatst een genezing geweest?”
“Ik zou ‘t niet kunnen zeggen.”

Vane fronste zijn voorhoofd en zweeg. Na een korte stilte stond hij op en liep naar de tafel waar zijn documenten lagen. Hij bladerde er doorheen en liet zijn keus vallen op een opgevouwen blad papier.

“Ik denk dat ik u dit eens zal voorlezen,” zei hij. “Van de vele stukken die de bisschop heeft ontvangen, is dit er slechts één, dat aantoont dat er hier iets niet in orde is, maar het kan als voorbeeld dienen voor alle andere. En als ik het u heb voorgelezen, hoop ik dat u in staat bent mij er een bevredigende verklaring voor te geven.”
De abt betuigde zijn instemming met een korte hoofdknik.

“Het is er één uit een reeks van brieven die een zekere William Evans heeft geschreven aan zijn broer in Chester. Hij was een welgestelde herbergier en weduwnaar.
Hij werd geplaagd door hoofdpijn en aanvallen van duizeligheid en braken en dat werd zo erg, dat hij besloot de herberg over te laten aan de goede zorgen van zijn vertrouwde schenker. Zijn broer zou een oogje in het zeil houden en hijzelf ging een pelgrimstocht maken.”

“Zijn er geen dokters in Chester?” onderbrak de abt.
“De medische stand kon niets voor hem doen,” zei Vane.
“Ik heb het idee, dat hij nodig toewas aan een andere levenswijze,” zei de abt.
Vane ging daar niet op in.
“Ik zal nu de brief voorlezen,” zei hij. Hij las de brief voor en de abt luisterde, terwijl hij door het raam naar buiten staarde.


Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983
Vertaling: © Ronald Langereis, 2000


Inhoudsopgave