Een vertelling Ronald Langereis © 2004

de Zetel van de Ziel

Slaap

0 5

Publicatie 29 februari 2004


De abt kon de slaap niet vatten.

Zijn avonden hield hij ter beschikking van novicen, die hem wilden consulteren over zaken van persoonlijke aard en als hij naar hen luisterde en hen van advies diende, leidde dat hem meestal zo af van zijn eigen gedachten, dat de slaap gemakkelijk kwam.

Nu lag het echter anders. Zijn voorbereidingen op het inspectiebezoek van Vane hadden al inbreuk gemaakt op zijn vaste schema van meditatie en onderzoek en het bezoek 's avonds van de oudste novice, die met nieuw materiaal was gekomen voor zijn boek met contemplaties, had ervoor gezorgd dat zij zich samen nog verder met hun gast hadden beziggehouden.

Van deze novice had de abt een volledig verslag gekregen van het voorval bij de aanlegplaats, voorzien van details die Vane zelf de moeite van het noemen niet waard had gevonden – het verloren gaan van een pakket van het vasteland dat voor de abt zelf bestemd was geweest; de bezwaren van de eigenaar van de boot in geuren en kleuren; dat Vane had geëist om de rotsige kust op gedragen te worden en dat ze de stevigste meiden uit het hooiland omlaag hadden moeten roepen om hem daarin van dienst te zijn, enzovoorts.

De abt vond geen van dit alles prettig om te horen en besloot Vane scherper in de gaten te houden, dan hij in eerste instantie nodig had geacht.
Hij onderwierp de novice aan een verhoor en ging nauwelijks in op de eigen observaties van de jongeman, afgezien van de opmerking dat het niet passend was woorden uit het boek der natuur te willen schrappen, daar dit geschreven was voor eens en altijd en dat alleen het feit dat wij de toekomstige pagina’s niet kennen ons verhindert de grote lijnen ervan ten volle te overzien.

“Dat was niet wat ik bedoelde,” dacht de novice.
“Er zit hem iets dwars. Hij heeft helemaal niet naar me geluisterd.”

Toen de abt tenslotte zijn kaars uitblies en zijn hoofd op het kussen legde, gingen zijn gedachten naar Vane, die zo moeilijk tevreden te stellen was en naar de graven, die er niet waren.

Zo begon hij weg te dommelen en net op het moment dat hij in slaap zou vallen, werd hij met een ruk wakker door een even heftige als onverhoedse beweging van zijn linker schouder.
Hij was aan slapen toe, wist hij, en hij gaf zich er ook gewillig aan over, maar nu lag hij daar geschrokken en met opengesperde ogen van die eigenaardige schok van zijn nek en schouder.

Hij lag op zijn rechterzij met z’n rechterhand tussen zijn dijen en zijn linkerhand plat onder het kussen, zijn benen opgetrokken en gekruist. Hij had alleen een laken over zich heen van fijn linnen, dat door de hitte al snel klam werd en dat hij van zich afwierp. Hij probeerde dezelfde houding op z’n linkerzij, voelde zich direct ongemakkelijk worden en draaide terug op zijn rechter.

Hij was niet gewend aan bezoekers met wie hij zich op een meer gelijk niveau moest onderhouden, dan dat van meester en leerling.
Had hij Vane de indruk gegeven, dat hij sceptisch stond tegenover wonderen en dus tegenover de helende werking van de bron van de heilige? Misschien wel.
Zo ja, dan speet hem dat, want Vane was een intelligent man, en hoewel dus niet zo gauw geneigd het bijgeloof van het gemene volk voetstoots over te nemen, hij was hier in een kritische, onderzoekende en mogelijk vijandige rol.
Iedere opmerking van de abt die in enig opzicht van belang kon zijn voor zijn onderzoek, zou hij stellig in zijn documenten optekenen om er later eventueel conclusies uit te kunnen trekken.

Maar zijn opmerkingen tegen Vane waren van een heel ander gehalte geweest, dan bijvoorbeeld die tegen de novice.

Nu hij er dieper over nadacht, waren die laatste eigenlijk ronduit als ketterij te beschouwen.
Wie kon met droge ogen beweren, overpeinsde de abt, dat natuurwetten onveranderlijk zijn en voor altijd geschreven staan? Dat leek toch wel sterk op het willen opleggen van een verplichting aan God, die uiteindelijk zelf de opsteller is van die wetten.
Waren dergelijke uitspraken geen duidelijk bewijs, dat je in geen enkel wonder geloofde?

En in zijn gesprek met Vane? Hij had het toch alleen maar oppervlakkig gehad over de voor de hand liggende waarschijnlijkheid, dat wonderen minder vaak voorkomen, dan goed is voor het voortbestaan van een bedevaartsoord?

De abt kwam tot de conclusie dat het waarschijnlijk zo in elkaar zat. Het leek hem het beste maar aan te nemen dat hij kon vertrouwen op de discretie van de novice evenals, helaas, op diens aangeboren stompzinnigheid.

Al gauw viel hij nu in slaap, maar direct weer werd hij wakker door het vreemde schokken van zijn schouder. Hij wist dat hij zijn schouder op de een of andere manier had geforceerd en nu herinnerde hij zich ook weer hoe.


Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983
Vertaling: © Ronald Langereis, 2000


Inhoudsopgave