de Zetel van de ZielBoot0 2Publicatie 29 februari 2004
Midden in de boot stond een hengst die aan elk onderbeen was vastgesnoerd. Hij stampte voortdurend en trok wild aan zijn kluisters. Zijn nek glom van het zweet en in z’n ogen blonk paniek. Zijn hoofd ging woest op en neer. “Hou dat paard een beetje koest, jong,” zei Vane. “Zometeen gaan we aanmeren. Zie je dat? Ze hebben die broeders daar gestuurd om ons welkom te heten.” De knecht aaide het angstige paard langs zijn nek en praatte in z’n oor. Maar dat bleef aan de touwen waar het mee geboeid was rukken en zelfs met zijn vastgebonden hoeven schraapte het nog de splinters van de dwarse delen van de boot.
De oudste roeier, die ook de eigenaar was van de boot, richtte zich tot Vane: Het paard krulde zijn lippen op en liet z’n gele tanden zien. Met zijn hand kalmerend op de neus van het dier keek de knecht vragend naar Vane. Maar Vane wendde zich af om zijn blik weer op de naderende kust te richten en op de novicen, die hij als kleine figuurtjes over de rotsen kon zien klauteren.
“Waar is nu die aanlegplaats?” vroeg hij na een tijdje.
Vane was geschokt.
Vane zweeg en betastte het zilveren kruis, dat om zijn nek hing, alsof dit symbool van zijn status hem bij deze vervelende tegenslag op de een of andere manier daadwerkelijk steun kon bieden. Het was duidelijk dat je te paard niet tegen die steile helling vol rotsen op kon komen en om uit de boot te raken moest je, leek het, ook over rotsen klimmen.
Een paar hooisters, met volle boezems en badend in het zweet, waren naar de aankomst van de boot komen kijken. Het was, zoals de eigenaar van de boot al meer dan eens verzekerd had, onmogelijk het paard aan wal te krijgen.
De roeiers rustten op hun riemen, een meter of wat van het restant van de steiger, terwijl er een touw werd overgegooid. De hengst raakte daarvan in paniek. De verwarde kreten van de roeiers en het gehinnik van de hengst drongen tot de hooisters door, terwijl de sloep in de rotsige inham gevaarlijk overhelde. Maar het paard wilde niet stil blijven staan. Bij een verwoede poging zich te bevrijden schoot het touw om één van zijn voorvoeten los en de trap die hij ermee uitdeelde deed een van de roeiers overboord slaan. De anderen konden de boot nu niet langer recht voor de steiger houden. De riemen schraapten over de rotsen en het gevaar dreigde dat ze zouden afknappen.
Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983 Vertaling: © Ronald Langereis, 2000
|
Vorige | Volgende |