de Zetel van de ZielGras0 1Publicatie 29 februari 2004
De drie novicen liepen snel langs de rand van het hooiveld. In de zinderende hitte stonden de hoog bepluimde grassen bewegingloos tot de gesandaalde voeten ze uiteen dreven en plat trapten. De kleding van het contemplatieve leven leent zich niet voor het tempo van openingszinnen; ze liepen snel, hoewel zonder haast. Bij elke stap kwam hun kleed tussen hun benen en het trok en schuurde langs hun kuiten. Zij schreden voort met gekruiste armen, de handen verborgen in hun mouwen, als om een ceremonieel tintje te geven aan wat de inleiding zou zijn tot iets onafwendbaars.
De meiden in het veld keken niet op van het maaien terwijl de novicen hen passeerden, maar legden zich met des te meer ijver toe op hun werk.
Onder het voorbijlopen sloegen de novicen de meisjes gade en in de verstikkende beslotenheid van zijn kap sprak de voorste halfluid een gedachte uit: Deze gedachten, overpeinsde hij, verdienden het zeker in zijn eigen boek te worden opgetekend en hij besloot ze bij de eerste gelegenheid ter goedkeuring aan de abt voor te leggen. De novicen lieten het hooiveld achter zich en de meiden onderbraken het maaien om hen na te kijken. Op hun gezichten stond eerbied te lezen en zorgzaamheid, vermengd met een zweem van vertedering.
Een van hen sloeg een kruis en bleef leunend op haar zeis de jongemannen in hun donkere pijen nastaren, totdat ze uit het gezicht waren verdwenen. Weldra hervatten de zeisen hun gezamenlijke beweging en als een leger manen sneden zij zich voorwaarts in de ranke, neertuimelende grashalmen.
De novicen staken een droge bedding over en daalden af in een kleine vallei, die naar de aanlegplaats leidde. Als zodanig waren ze zichtbaar vanaf de boot, die bezig was het eiland te naderen, op nog zo’n halve mijl uit de kust. “Een ontvangstcomité,” dacht Vane, die theatraal met één voet op de boeg stond, als een klerk die zich verbeeldt dat hij een heldenrol te spelen heeft.
Hij zette zijn vlakke hand aan zijn voorhoofd, zoals scheepskapiteins op het toneel dat doen en één van de vier zwoegende roeiers moest daar om lachen en spuwde. Vane keek om en gaf hem een uitbrander.
Oorspronkelijke titel: Flying to nowhere, John Fuller, 1983 Vertaling: © Ronald Langereis, 2000
|
Inhoudsopgave | Volgende |