Publicatie 25 januari 2000
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam
Dooie
In het wachtlokaal van bureau Leidseplein heeft de Baard zojuist verteld hoe hij kennis heeft gemaakt met de recidivist Sjaak Wiegel en in eerste instantie met diens hond. |
Brig. | Dus als ik u goed begrijp, meneer Dorstijn met een lange ij, dan stapte u omstreeks 15 uur 15 hedenmiddag op het Molenpad uit uw wagen. U heeft niets gezegd of geroepen naar ter plaatse aanwezige personen en/of dieren, u stapte alleen maar uit en opeens hing er een hond aan uw broekspijp. |
Baard | Aan m'n béén! Hij beet in m'n béén! Kijkt u maar eens, hoe die me te pakken heeft gehad! (trekt z'n broekspijp op en houdt zijn been omhoog) |
Brig. | Nou, daar valt niet veel van te zien door al die zwachtels. |
Baard | Ja, die heeft de dokter er omgedaan. Ik was bang voor infectie en ik ben er even mee naar 't W.G. gereden. Ook voor hondsdolheid, begrijpt u! |
Brig. | Ik begrijp 't volkomen. Ik kan het me levendig voorstellen. Als méns leef ik zelfs met u mee, .... maar de (met nadruk) bri-ga-díer in mij zou dat been van u graag even laten rusten. |
Baard | Hoe bedoelt u? Ik geloof dat ik u éven niet kan volgen. |
Brig. | Er is namelijk een kwestie met een brief. Meneer hier heeft me verteld dat hij naar u onderweg was met een brief. |
Baard | Zo? |
Brig. | Een nogal geheimzinnige brief. |
Baard | Daar hoor ik van op. |
Brig. | U verwachtte niets speciaals? |
Baard | Niet dat ik weet. Wat was dat dan voor een brief? |
Brig. | Ik had gehoopt dat ú me dat zou kunnen vertellen. |
Baard | Nou, ik weet nergens van. Ik ken die ... eh, 'meneer' niet eens. Ik zag hem vanmiddag voor het eerst ... helaas. |
Brig. | Vertelt u eens, meneer Dorstijn met een lange ij, woont u op het Molenpad, nummer zesentwintig? |
Baard | Ik? Welnee! Ik woon in Buitenveldert. |
Brig. | En wat deed u dan op 't Molenpad, als ik vragen mag? |
Baard | Op 't Molenpad? Niets speciaals. Ik moest m'n auto ergens kwijt en de Keizersgracht stond vol. Toen ben ik 't Molenpad ingereden en daar zag ik een plaatsje. |
Brig. | Voor nummer zesentwintig! |
Baard | Dat zou ik echt niet weten. Ik heb niet op de huisnummers gelet. Dat beest daar hing al aan m'n been voordat ik helemaal uitgestapt was! |
Brig. | Juist ja. Hebt u bekenden, vrienden, of zakenrelaties op dat adres? |
Baard | Nee, waarom? |
Brig. | Omdat meneer hier een brief aan ú moest bezorgen op Molenpad zesentwintig! Vreemd, als u daar niet woont, nietwaar? |
Baard | Ja, heel vreemd! Kan 't geen misverstand zijn? |
Brig. | Misschien ... Vertelt u nog eens, meneer Dorstijn met een lange ij, bent u in het bezit van een donkergroene Jaguar met - even kijken ... - het kenteken 51-VP-78? |
Baard | Ja, dat is mijn wagen. Hoezo? |
Brig. | En was u dan vandaag al eerder op 't Molenpad geweest? Ik bedoel dus, vóór die keer dat u gebeten werd. |
Baard | Dat kan wel, ja. Waarom vraagt u dat? |
Brig. | Omdat ik 't wou weten! |
Baard | O? |
Brig. | We hebben namelijk een verklaring van een onafhankelijke getuige; trouwens, meneer hier heeft er ook al naar verwezen, dat u bij die gelegenheid bijna een ongeval zou hebben veroorzaakt. |
Baard | (de onschuld zelve) Nee maar! Is 't werkelijk? |
Brig. | (legt Sjaak die zit te popelen met een gebiedend gebaar het zwijgen op) Ja, u reed toen meneer hier tegen de grond! |
Baard | Dat zou ik dan toch gemerkt moeten hebben! Trouwens, zo te zien is 'meneer' er dan goed van afgekomen! Beter dan ik in ieder geval, met m'n been! (houdt het omhoog) |
Sjaak | Ik sprong opzij, klootzak! Anders had ik nouw in 't lijkehuis gelége! Dan hadde nouw alletwéé me pote d'r afgelége! |
Brig. | (toegeeflijk) Dank u, ome Sjaak! Het is zo wel weer duidelijk. Ik neem het weer even over, ja? U denkt toch aan het kleine kamertje beneden, hè? Mooi! Goed, meneer Dorstijn met de lange ij! Wat moest u de eerste keer op 't Molenpad? U woont er niet, u kent er niemand, en toch was u er vandaag minstens twee keer! |
Baard | Ik reed er alleen maar doorheen. Ik heb een zaak op de Keizersgracht en als ik de wagen daar niet kwijt kan, zet ik 'm op de Prinsengracht, of eventueel op 't Molenpad. Die eerste keer stond het daar vol en ik reed dus door. |
Sjaak | Hij liegt 't, briggedier! Ik zag 'm zellef uit die deur komme, met me eige oge! |
Brig. | Welke deur? |
Sjaak | Van nummero zessetwintig! Hij kwam die deur uit en toen staptenie in ze wage. Ik riep 'Stop! Ik heb een pakkie voor je!' maar hij ree' zó op me af, met een bloedgang! Werrekelijk waar, briggedier! Hij had me zó doodgeréje assek niet opzij had gespronge, die pokkelijer! |
Baard | Ik weet werkelijk niet waar die man 't over heeft, agent. |
Sjaak | Me maat ken 't allemaal getuige! Me maat ken 't getuige! |
Brig. | 't Wordt tijd dat ie es op komt dagen, zo langzamerhand! (dan tot de Baard, gepikeerd, omdat die hem met 'agent' blijft aanspreken) U kwam dus níet uit nummer zesentwintig< meneer Dorstijn met de lange ij? |
Baard | (heeft dáár nu genoeg van) Moet dat er per se steeds bij, dat van die 'lange ij'? |
Brig. | Geeft u liever antwoord op mijn vraag. |
Baard | Goed, a-gént! Ik kwam inderdaad niet uit die deur. Hoe zou ik? Ik weet niet eens wie er woont! |
Sjaak | Hij liegt 't, die gluiper! Ken u van hém ook niet effe in 't arsjief kijke, briggedier? 't Is een druk-handelaar! Me maat dacht datte d'r druks in dat pakkie zate, wat ik an 'm moes' brenge. 't Is zo'n vuile druk-handelaar! |
Baard | (verontwaardigd, bijna echt) Zeg, is 't die kerel nou in z'n kóp geslagen! Ik neem dit niet hoor, agent! Ik laat me niet maar zo belasteren! Ik ben directeur van ... |
Brig. | (met zoet venijn) Jaja, u hebt gelijk, m'n beste heer. Eén momentje, want híer zou ik wel even op door willen gaan, begrijpt u? Eén momentje. Zó, ome Sjaak, nu wordt 't opeens allemaal duidelijk, hè? 't Was dus een pakje drúgs! |
Sjaak | Dat dacht Kéés, ja. Eerst dacht ie dat 't een bom was, maar later zeidie dat 't wel druks konde weze, herewine of zoiets. |
Brig. | Heroïne of zoiets! En waarom ben je d'r dan niet mee híer naartoe gekomen! Je hebt hier note benen aan de overkant gestaan, toen die vent je de weg vroeg vanmiddag! |
Sjaak | Dikso, ja! Die Engelsman. |
Brig. | Engelsman? |
Sjaak | Ja die Engelsman, Dikso! Die me de weg vroeg naar 't Rijksmesejum. Die wou d'r met me pakkie vandoorgaan! U zei net zellef dat Rex 'm in ze poot had gebete! |
Brig. | Dat was geen Engelsman, voor zover ik weet. Hij heette Dobben. Dat heeft ie tenminste opgegeven. |
Sjaak | Maar hij sprak in 't Engels tege me?! |
Brig. | Zo? Dan zal ie wel geweten hebben wat er in dat pakje zat. Zeker één van een andere bende! Heel handig! Wees maar blij dat je geen mes in je rug gekregen hebt. Die jongens deinzen nergens voor ... Wat heb je eigenlijk met dat spul gedaan? Waar is 't nu? |
Sjaak | As 't goed is, legt 't nog bij me jassie, op 't Molepad. Ik denk eigelijk dat Kees 't heb meegenome. |
Brig. | U heeft 't toevallig ook niet gezien, meneer Dorstijn? |
Baard | Ik heb er niet op gelet. Ik had heus wel wat anders aan m'n hoofd, dan jasjes met pakken heroïne! |
Brig. | Natuurlijk, natuurlijk ... (de telefoon gaat) O, één moment (hij neemt op) Poelisiebro Leidseplein, met brigadier Blaauw ... Ja ... Jaja! Te Riele, ja! Neeee ....! O, da's nou vervelend, ja ... Heb je nog iets bijzonders gezien? Een jasje, of zo? Wél!!! Zat er iets bij? Een wát? ..... O, een 'Chick'! ... Nee daar gaat 't niet om. Oók! ... Neemaar! Dan boffen we! Zou je die spullen zo snel mogelijk hierheen willen brengen? Nee, als de donder ..... ja ... Goed, ik zal wel even bellen, ja. De mazzel ... (legt de hoorn op de haak) Zó, dat heet 'geluk bij een ongeluk'. Je jasje is terecht, mét de envelop! Je vriend had ze. |
Sjaak | Ik zei 't toch al. |
Brig. | Ja ze brengen ze hierheen. 't Pakje ook! |
Sjaak | Fijn voor jullie. |
Brig. | Ja, dat vind ik ook. Als er inderdaad heroïne in zit, ziet 't er niet best voor je uit, Sjaak. |
Sjaak | Wát! Maar 't was toch niet vammijn! 't Was voor hém daar! Kees ken 't getuige. |
Brig. | Dat is nu juist de moeilijkheid ... |
Sjaak | De moeilijkheid? |
Brig. | Die vriend van je. Die kán niet meer getuigen. Ik heb net gehoord dat ie dood is. |
Sjaak | Dood? |
Brig. | Ja, hartstikke dood. Ze hebben 'm ergens op een bank gevonden. Hartaanval. 't Spijt me voor je ... |
Sjaak | Neej toch ... |
Brig. | Ja, heus! |
Sjaak | De 'Dooie' ... dood? Zo inéne? Hoe ken dat ..... ik ken 't niet gelove ... |
Brig. | Agent Geels! Haal jij even een kop koffie voor ome Sjaak! Flink sterk maar! Ik moet even wat telefoontjes plegen ... Meneer Dorstijn, zou u éven met me mee willen gaan? Dat lijkt me beter. Ja, komt u maar. |
(ze verlaten het vertrek - ome Sjaak blijft verslagen achter, zijn gezicht in zijn handen) |
Voorwoord en Inhoudsopgave
Kampioen
Dooie
Uur der waarheid
Email: lagedor |