Het is weer raak met ome Sjaak
Een film script voor Tuschinski N.V.

Publicatie 15 januari 2000
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam


Menens

Sjaak Zit nog steeds alleen. De klok wijst nu tien over half vijf. Hij is het wachtlokaal al verschillende keren doorgelopen en heeft wat in de paperassen staan lezen die op de bureaus liggen. Hij heeft nog een sigaret gerookt uit het pakje van de brigadier en nu zit hij weer op zijn stoel en klaagt zijn leed bij Rex.

Sjaak Klerelijers! Ze kenne me wat! Hè Rex! Ouwejonge! Die kapsoneslijers late ze lope en wij kenne hier de hele dag op 't beroo zitte met ons goeie gedrag.
Waar blijft die klootzak nouw? 'Ben zo terug', ja, amme reet! Nouw, (hij kijkt naar de klok) naar me vijf joetjes kenne me mooi fluite! Dat voelek nouw al!
Rex (meelevend) Wof.
Sjaak Ja, je bent een brave jonge, hoor. Me enigste vriend! Met jouw ken ik prate, hè, Rexie? Ouwe hond vamme! Kom maar, kom maar. Zo ja, zo ja.
(Geels en de brigadier komen binnen; de laatste kijkt heel opgewekt, bijna blij)
Brig. Zo, daar zijn we weer. U heeft u toch niet verveeld?
Sjaak Neej, ik heb met me grote teen zitte spele, is 't nouw goed.
Brig. Mooi zo, mooi zo. Een mens moet wát te doen hebben, zeg ik altijd, anders kan je je beter maar opknopen.
(hij gaat achter zijn bureau zitten)
Vertelt u es. Wat doet ú nou bijvoorbeeld zo'n hele dag?
Sjaak Niks biezonders. Ik loop in de wa-oo. Afgekeurd voor me rug.
Brig. U loopt in de W.A.O.! Zo, zo. En waar loopt u dan al zo? Op 't Molenpad?
Sjaak (werpt nog een blik op de klok; het is nu tien voor vijf)
Nouw, u bent bepaald de lolligste thuis, zeker.
Brig. Ik vroeg u wat, Ome Sjaak!
Sjaak Ik héét geen 'Sjaak'! Ik heet 'Kobus'!
Brig. Sjaak - Kobus, ja! Jacobus Wiegel, geboren 3 april 1922 te Amsterdam. Dat klopt toch, hè?
Sjaak As u 't zegt, zal 't wel zo weze.
Brig. Dat zal 't zeker! Oom Agent heeft altijd gelijk!
Sjaak (nijdig) Ja, behalleve bij d'r eige thuis. Bij moeders hebbe ze niks in te brenge, maar hier doene ze of ze de pet van Onze-Lieve-Heer zellef ophebbe. Zakkewassers!
Brig. Ome Sjaak! Pas op wat u zegt, hè! Belediging van een ambtenaar in functie, weet u wel! Daar kan u een flinke boete voor krijgen en dat hakt erin hoor, als je van een uitkering moet rondkomen. Dan kan u een hele maand niet meer naar de kroeg!
Sjaak Ik zeg al niks meer. Je ken toch nooit normaal met een smeris prate. Ze stane zó op hun achterste bene.
Brig. Ik waarschuwde u alleen maar even. Tenslotte zou het niet de eerste keer zijn dat u last krijgt, nietwaar?
Sjaak O! Komme we daar weer mee an! Heb u me doopceel gelicht!
Brig. Ik heb voor de zekerheid even geïnformeerd, ja. U heeft drie keer gezeten, hoorde ik. Inbraak, geweldpleging, verzet tegen de poelisie, bedreiging! U bent me een lekkere!
Sjaak Mán! Dat was nog voor de oôlog! Daa' kejje nóuw toch niet nog es over beginne!
Brig. Welke oorlog? De laatste keer was in 1966!
Sjaak O, tóen ja! Maar dat lag wel effe anders dus. Dat was die smeris ze eige schuld! Dan had ie maar niet zo met die knuppel naar me moete wijze!
Brig. Daarvoor hoef je iemand nog geen steen naar z'n hoofd te gooien!
Sjaak Dat deed ik geeneens! Ze stonde allemaal stene te gooie Ik kwam d'r toevallig net langs toen die smeris viel en toen dachte die andere klerelijers dat ik 't gedaan had. U weet zellef wel hoe een troep 't toen was in de stad.
Brig. Er waren vijf getuigen die u zagen gooien ...
Sjaak Vijf smerisse, ja!
Brig. ... en trouwens! In '68 bent u ook nog eens opgebracht voor geweldpleging, maar toen hebt u geboft. De aanklacht werd ingetrokken. Maar nu zit u hier wéér! Nu heeft u weer een paar mensen laten bijten door die hond van u!
Sjaak (schiet uit) Een páár mense?
Brig. Ja, eerst die man vanmiddag en nu meneer Denuyl! U heeft 't nogal druk gehad vandaag, geloof ik.
Sjaak Vin' je 't gek! Die vrijer had me fiets toch gejat!
Brig. Dat moeten we eerst nog maar es zien! Maar die man vanmiddag, die had u toch niets gedaan? Hij had u alleen maar de weg gevraagd, zei hij.
Sjaak Hij ken zoveel zegge.
Brig. Dus u geeft 't toe!
Sjaak Ik weet van niks.
Brig. Kom nou, Ome Sjaak! Er stonden verscheidene getuigen bij die u zó zouwen herkennen!
Sjaak (stuurs) Die vent had een brief vamme gestole.
Brig. Alleen maar een brief? En dan hup! Meteen maar de hond erop af.
Sjaak Hij smeerdenum! Hoe had ik die brief anders terug kenne krijge! Hij kon harder lope as mijn.
Brig. Wat was dat dan voor een brief?
Sjaak Vamme grootje, nouw goed!
(agent De Bruin is binnengekomen)
Bruin Nemenie kwalijk, brigadier. Ken ik effe van uw tijd rove?
Brig. (geïrriteerd) Wat is er dan, De Bruin?
Bruin Meneer Te Nuyl ken 't verbaal niet tekene, brigadier.
Brig. En waarom dan wel niet? Is ie te moe?
Bruin Nouw, nee, brigadier, hij ken niet schrijve.
Brig. Niet schrijven? Wat leren die jongens tegenwoordig dán op de Universiteit?
Bruin Neejneej, daar gaat 't niet om, brigadier. Hij ken niet schrijve met ze hande in 't verband. Alletwee ze hande zitte dus in 't verband, begrijp' u, en nouw ken ie dus niet ze handtekening zette met ze hande in 't verband.
Brig. 't Is me toch wat! Vanmorgen al die fles stempelinkt die Geels uit z'n poten laat vallen, dán legt de ouwe Knuuv' weer van d'r trappie, waardoor we zelf kennen gaan dweilen en nu weer zo'n uilebal, die niet eens effe een krabbeltje kan zetten.
(hij laat zijn hoofd even in zijn hand rusten, elleboog op het bureau)
Weet je, De Bruin, ik kan daar zo treurig van worden, hè. Weet je dat ik er 's nachts soms van wakker leg?
Bruin Zekers, brigadier. (slecht op z'n gemak)
Brig. 'Zekers, brigadier! Zekers, brigadier!' Wat nou 'Zekers brigadier'? Plaats dat je mijn zware taak hier een beetje helpt verlichten! Ik ben bezig een gevaarlijke misdadiger te ondervragen en dan kom jij me vertellen dat een of ander zacht ei z'n handtekening niet kan zetten! Je valt me tegen, De Bruin! Je stelt me diep teleur. Ik mag toch wel verwachten dat een agent 2e klasse voor zo'n probleem een eenvoudige oplossing weet te bedenken? Of niet soms?
Bruin Tot uw orders, brigadier.
Brig. Zie je nou wel! Dat bedoel ik nou! Eigen instiniatief, man! Daar verdien je je strepen mee. Doe es een voorstel!
Bruin Eh ... eh, ik wist dus niks te bedenke, brigadier. Daarom kwam ik bij ú!
Brig. O juist! Vraag 't maar weer aan de brigadier. Die heeft nog niet genóeg te doen! Die moet maar weer zien dat ie een geniale inval krijgt! Nou, vooruit dan maar. Es kijken. Dat heer kan wel een pen vásthouden, hè? Met mijn sigaretten had ie tenminste geen moeite, zag ik. Mooi! Laat 'm dan maar een kruisje zetten, De Bruin.
Bruin Gewoon alleen maar een kruisje, brigadier?
Brig. Ja, twee van die strepies door elkaar, weet je wel? Mooi! En dan tik jij eronder: wee-punt, gee-punt Uilebal, nieuwe regel, haakjes openen: door omstandigheden niet in staat tot het zetten van een formele handtekening, punt, haakjes sluiten.
Hoe vind je dat, De Bruin? Lijkt je dat geen goed idee?
Bruin Ja, brigadier.
Brig. Dan is dat ook weer opgelost! (De Bruin wil weglopen)
Ach, De Bruin, je staat 'r toch! Haal jij nog effe twee koffie voor mij en meneer hier. Een beetje veel melk d'r maar in, want ik heb last van m'n maag, ja?
Bruin Tot uw orders, brigadier. (loopt weg)
Brig. Zo, ome Sjaak! Waar waren we ook weer gebleven?
Sjaak (heeft net gezien dat het al tegen half zes loopt)
Asset u 't zellefde is, briggedier, dan zouw ik eigelijk wel es naar huis wille. U kemme hier niet zomaar vasthouwe! Ik heb toch niks gedaan!
Brig. Daar ben ik niet zo heel zeker van. Laten we alles nog eens rustig de revue laten passeren. Es kijken. Vanmiddag stond u dus hier op 't plein met een brief. Een man vraagt u de weg, pakt die brief van u af en ú stuurt de hond op 'm af. Mooi! Ik neem aan dat u die brief toen weer terugkreeg, ja?
Sjaak Ach ...
Brig. Goed, laten we dat dus even aannemen. Dan gaat u met die brief naar 't Molenpad. Daar hebt u een nogal onduidelijke ontmoeting met een zekere jongedame ...
(Sjaak schrikt en maakt een gebaar van 'Hoe kom je daar nou bij')
Jaja, ontken 't maar niet, de buurvrouw zag u met haar staan. Waar of niet? Was die brief soms voor háár?
Sjaak (stuurs) Neej.
Brig. Waarom belde u dan bij haar aan?
Sjaak Dat was een vergissing. Ik dacht dat we daar moeste weze.
Brig. Weet u hoe die dame heette?
Sjaak Weet ik veel! 'Menoskie', geloof ik.
Brig. Nee, ze heet 'Zscymenovski', Irena Zscymenovski. Die kennen we. Ze legt hier zowat in de kost. Aan de spuit en ze steelt als de raven! Wat moest u bij d'r?
Sjaak (schiet vooruit) Steelt ze?
Brig. Als de raven, ja. Als je vijf minuten met haar gepraat hebt, moet je de knopen van je broek natellen. Waarvoor had u haar nodig?
Sjaak Zie je nouw wel! Zie je nouw wel!
Brig. Wat?
Sjaak Dat wijf van Menoski! Die heb netuullijk me portemenee gerold! Ze stond me inéne te zoene!
Brig. Toemaar! Boft u even, zeg!
Sjaak En ik dach' nog dat ze zo hitsig was! (hij slaat zich voor z'n hoofd) Heb ze ondertusse me portemenee gerold, dat tyfuswijf! Nouw, dáár ganek straks effe langs! Dáár ganek effe langs!
Brig. Dat kan u wel vergeten, ome Sjaak. Als 't waar is, dan legt uw portemenee nu allang in de Prinsengracht of zo.
Sjaak Emme cente dan? Die zal ze me toch mooi teruggeve!
Brig. Geen schijn van kans! Daar heeft ze nu allang stuff voor gekocht, of een paar trips. Trouwens, u kunt niets bewijzen!
Sjaak O neej! O neej! Me maat stond erbij. Die heb gezien toen ze me zoende!
Brig. Zoenen is niet strafbaar, ome Sjaak.
(hij krijgt een associatie en zingt zachtjes voor zich heen)
       'Oh, me lieve blónde,
       Zoenen is geen zónde ...'
(Sjaaks moordende blik brengt hem weer terug in het hier en nu)
Nee, u kan d'r zó niks maken. Ze ontkent toch alles! Een keiharde, hoor! We kennen d'r.
Sjaak Maar wat moet ik dán! Wat moet ík dan? Al me cente zate d'r in! Vier meier! Daar moet ik nog de hele maand van rondkomme!
Brig. (trommelt op z'n bureau) Tja ...
(hij kijkt naar het plafond en vindt daar nieuwe inspiratie voor een vocaal hoogstandje)
       'Oh me lieve Augustijn,
       Al-les ... is ... wég ..!'
(de telefoon gaat, ze schrikken er allebei van)
O! een momentje. (hij grist de hoorn van de haak) Poelisiebro Leidseplein, met brigadier Blaauw ..... o juist ..... ja ........... niets dus, jammer ...... ja .... Zeg, wil je 't aan het HB doorgeven? Dan kunnen ze 't omroepen, ja ...... ja. Het signalement is onvolledig, maar hij heet 'Te Riele' ...... ja, gewoon 'Te' en dan 'Riele' ...... ja, met een 'e' op 't eind. Zet dat er nog eventjes bij ....... ja, en als ze 'm zien, metéén hier naartoe, hè! Ik moet 'm spreken ........... Goed, dan hoor ik 't wel ..... ja ...... de mazzel. (legt de hoorn neer)
(tot Sjaak)
Zó! Dat was over uw vriend. Op 't Molenpad is ie niet meer, maar ik heb 't aan het Hoofdbureau doorgegeven. Misschien komt ie hierheen, met een beetje geluk.
Sjaak O?
Brig. Zo, waar hadden we het over?
Sjaak Me portemenee
Brig. O ja! Nou, ik zal 't er wel es met die dame over hebben. Ze zit hier toch bijna elke week, maar véél zal d'r wel niet aan te doen zijn. Ze doet toch of ze achterlijk is.
Sjaak Nouw, ik ga d'r straks wel effe opzoeke. Es kijke of ze zo achtelijk is as ik met me hond bovekom. Ze moet van goeie huize komme as ze mijn me poen niet teruggeeft!
(zich vooroverbuigend naar Rex) We hebbe wel voor hetere vure gestaan, hè Rex? We zalle die pleurisgriet es effe bij die lange vingers van d'r grijpe!
Rex (opspringend) Ahrf! Ahrf!
(agent De Bruin komt binnen met twee koppen koffie, in elke hand één. het eist al zijn aandacht op)
Sjaak Pakter bij d'r pote, hè! Gháhaa, die is nog niet ...
Brig. (ziet een kleine ramp aankomen) Kijk uit! Die hond! Pas óóóp!
(Rex stoot tegen De Bruin)
Bruin (weet de koffie grotendeels te redden) Sorry, brigadier. Ik had geen erreg in die hond. Die sprong ineens op.
Brig. (berustend) 't Is wel goed, De Bruin. Alleen een voetenbadje.
Bruin Nouw, ook een beetje op de grond daar, brigadier.
Sjaak (behulpzaam, vrezend voor represailles) O, dat likt Rex wel effe op. Koffie verkeerd is ie gek op.
(neemt Rex bij z'n halsband en dirigeert hem naar de koffiespatten)
Hier Rex! Lik dat maar effe op.
Rex Ahrf, hnnnwof.
Sjaak Maak 't maar mooi schoon, jonge. Koffie van de briggedier. Goed zo! Dat arreme beest heb ook al in geen ure wat gehad, denk ik nouw inéne. Heb u niet een beetje water voor 'm?
Brig. (kwaad) Hij mag de plas van meneer Denuyl oplikken, als ie zin heeft. Maar als dat beest nog één keer last geeft, ome Sjaak! laat ik 'm zó wegbrenge! Heeft u dat begrepen!
Sjaak (stuurt Rex naar de plas toe) Hier Rex! Een plassie grachtewater. D'r ken geen bakkie water voor je af bij die krentekakkers hier.
(Rex likt gulzig van de plas) Hij vindt 't nog lekker ook, dat stomme dier.
Brig. Je kan wel inrukken De Bruin. Het is zo wel weer mooi geweest.
Bruin Tot uw orders, brigadier. (gaat opgelucht weg)
Brig. Ga zitten, ome Sjaak, ik heb nog een paar vraagjes voor u!
Sjaak Je ken 'n knipkaart krijge. Da's goe'koper.
Brig. Zeg! Geen brutaliteiten, hè! Ik kan heel vervelend worden als 't moet.
Sjaak Dat dacht ik al, ja, anders was je nooit briggedier geworde!
Brig. (à la sergeant-majoor) Ga zitten en leg die hond neer!
Sjaak Nouw zeg! Heb dat beest soms niet mooi de troep opgeruimd hier!
Brig. Bek dicht en zitten! Vooruit! En vlug een beetje! Nou is 't genoeg, m'n geduld is op!
Sjaak Wat dach' je vammijn! Me broek zit amme reet vastgeplakt van die rotstoel!
Brig. Z I T T E N ! ! !
Sjaak Gee'me dan een kussentje. Ik heb 't imme rug.
Brig. Nog één woord en je kan hier vannacht blijven ook! Dan kríjg je een kussentje! (Sjaak kiest eieren ...)
Mooi! Zó mag ik 't zien! Hoe meer je meewerkt, hoe vlugger we klaar zijn. En nou wil ik alles weten van die brief! Wat moest je d'r mee en wat deed je op 't Molenpad? En geen smoesjes, hè!
Sjaak (smekend) Ken ik écht geen kussentje krijgen? Ik weet haas' niet meer hoe ik legge of kere moet.
Brig. Als je me alles verteld heb, ken je een kussentje krijgen. Vooruit, vertel op!
Sjaak Nouw goed, jij je zin! Maar ik dien straks wel mooi een klacht in bij de kommesaris! Ik zal wel es effe vertelle hoe een invelide hier behandeld wordt!
Brig. Je doet maar ... en geen 'gejij' en 'gejouw', hè! Een brigadier spreek je met 'u' aan! En kom nou op met je verhaal!
Sjaak (gemelijk) Nouw, ik moest een brief afgeve bij iemand op 't Molepad.
Brig. Van wie kwam die brief?
Sjaak Van een man in 't Vondelparrek. Ik kreeg een joetje as ik die brief voor 'm bezorregde.
Brig. En naar wie moest ie toe, op 't Molenpad?
Sjaak Hij had geen naam genoemd, alleen nummero zessetwintig.
Brig. Waarom belde je dan op - even kijken ... - nummer tweeëndertig, bij die juffrouw Zscymenovski?
Sjaak Dat zei ik toch al! Dat was een vergissing. Ik was vergete wellek nummer 't pecies was.
Brig. Maar goed dat je nooit bij de post hebt gewerkt! ... en wie woonde er op nummer zesentwintig?
Sjaak Dat weet ik niet. D'r zat geen naambordje an de deur.
Brig. Zo, en wat zat er in die brief? Heeft die vent dat tegen je gezegd?
Sjaak Hij zei dat er pepiere in zate.
Brig. Wat voor papieren?
Sjaak Oòh, iets over een scheiding of zo. Die vent an wie ik die brief moes' brenge ze vrouw was een scharreltje van die Lange.
Brig. Welke 'Lange'?
Sjaak Die vent in 't Vondelparrek. Die was nogal lang en hij had ook een zonnebril op.
Brig. En die ander, voor wie die brief bestemd was? Hoe zag die d'r uit?
Sjaak Dat was een dikke, met een beetje kale kop en een baard.
Brig. Een soort 'Demis Roussos'?
Sjaak Watte?
Brig. La' maar. (op dat moment ziet de brigadier een man in de deuropening van het wachtlokaal staan, die exact aan de beschrijving beantwoordt)
Wat dacht je bijvoorbeeld van die vent die daar binnenkomt?
Rex (springt overeind) Ahrf, wroef, hrnngrrr.
Sjaak (kijkt op, z'n mond zakt open) Verrek! Dat issem! Dat is die Baard!
Baard (denkend dat Sjaak is gearresteerd) Mooi werk, agent! Hebt u die hondemaniak te pakken? (hij hinkt naarbinnen)
Brig. Kijk eens aan! De heren kennen mekaar! U heet toevallig toch niet Van Agt, of Aantjes, hè, want dan ga ik meteen met ziekteverlof!
Baard (niet begrijpend) Nee? Hoezo?
Rex Hraf, hraf! Wroef, wôôôôô ...
Baard (geschrokken) Hou die hond alsjeblieft vast! Dat gevaarlijke kreng. Hij heeft me vanmiddag gebeten, agent.
Brig. Wát! U ook al!
(bars naar Sjaak, die opeens grote belangstelling heeft voor zijn nagels)
Hoe zit dat, Sjaak? Krijgen we d'r nog meer, of is dit de laatste voor vandaag?
Sjaak Och ...
Brig. Ik vroeg je wat!
Sjaak Neej, ik geloof 't niet.
Brig. Mooi! Dat is prettig om te weten!
(tot de Baard) En wat kwam ú hier doen?
Baard Ik kom aangifte doen, van die hondebeet. Dat beest mag niet los blijven rondlopen zo, vooral niet met die zenuwelijer d'r bij.
Sjaak (ópvliegend) Kijk jij maar uit, Nelis! Jij heb nog wat vamme tegoed! Me tege de grond rije, hè, klerelijer! met die poenslee van je! Ken je wel! En nog doorrije ook, patser! Nouw, ik zouw die rolstoel maar vast bestelle, as ik jouw was, want ik ...
Baard Hoort u dat, agent! Hij bedreigt me!
Brig. Ik hoor 't, heer. Hij mag u zeker niet.
(door de laatste twee zinnen schreeuwt Sjaak nog een paar verwensingen heen aan het adres van de Baard, waarop de brigadier met z'n vuist op het bureau slaat)
Nou is 't uit! Hoor es hier, ome Sjaak! U kan nóu kiezen: óf u houdt uw mond, en u blijft hier, óf u doet 't niet en dan laat ik u voorlopig naar zo'n klein kamertje brengen wat we hier beneden hebben!
(hij kijkt hem vorsend aan en Sjaak gaat grommend weer zitten)

Voorwoord en Inhoudsopgave
Politiek    Menens    Kampioen


Email: lagedor