Het is weer raak met ome Sjaak
Een film script voor Tuschinski N.V.

Publicatie 23 november 1999
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam


Keelklachten

Sjaak bereikt met zijn druipende gevangene bureau Leidseplein en gaat het wachtlokaal binnen. Er zitten twee agenten en een brigadier. De laatste verwelkomt hen hartelijk.
Brig. Zo, zo, heren, wat kan ik voor u doen?
Sjaak Ik kom een fietsedief brenge, Hij heb me fiets gejat!
Stud. (grijpt zijn kans om de zaken gelijk tot hun juiste proporties terug te brengen) Die vent is gek, agent! Die vent is volkomen geschift!
Brig. Wat is er met ú? Heeft u in de gracht gelegen?
Stud. Ja, door die rothond van 'm. Hij is gek, agent! Hij is een gevaarlijke gek!
Sjaak Dan moet je maar niet pebére d'r tusse uit te knijpe! Ik had je gewaarschuwd!
Brig. Nou, kalm aan heren! Laten we eerst maar es voor wat droge kleren zorgen, want zo krijgt u nog 't snotje.
(hij ziet de bebloede handen) En dát! Bent u gewond?
Stud. Ja, dat beest heeft in m'n handen gebeten. Die gek hitste hem op! Ik was bijna verzopen door die schoft!
Sjaak Dan had je maar ... (realiseert zich dat het niet helemaal klopt wat de student zegt, maar wordt afgesneden door de brigadier)
Brig. Houdt u nou even uw mond, ja! En houdt u die hond van u een beetje vast, voordat ie weer gaat bijten!
(tegen de student) Eén moment.
(met stemverheffing) De Bruin! Haal jij es even een drenkelingenpak en roep meteen hoofdagent Swart met de verbandtrommel. Die jongen hier moet verbonden worden.
Bruin Tot uw orders, brigadier.
Brig. (tot de student) Gaat u maar even met hém mee, dan kunt u zich een beetje afdrogen.
Stud. Met deze agent ...?
Brig. (bauwt hem na) Ja, 'mat deze aghant'! En als u uw pakkie heeft aangetrokken en uw handen zitten in 't verband, dan komt u maar weer hier terug en dan zullen we eens horen wat u te vertellen heeft.
Stud. Goed, maar laat u die schoft daar dan niet weglopen, want die is nog niet met me klaar!
Brig. Goed, goed. We zullen wel zien. Gáát u nou maar, want u heeft al een hele plas op de vloer gemaakt. Komt u straks maar terug.
De Bruin! Laat mevrouw Knuvelder het even opdweilen!
Bruin Tot uw orders, brigadier.
Ga je mee, heer. Deze kant uit.
Stud. (met z'n vinger naar Sjaak, op-en-neer) Jou krijg ik zoderék wel, proleet! Met die luishond van je!
Sjaak Kijk jij maar uit, kapsoneslijer! Ik stuur zo me ...
Brig. (overstemd hem) Ja, nu is het mooi geweest! Zo! Wilt u daar maar plaatsnemen. Ja. Nee, 't geeft niet welke stoel. Als u maar zit en houd die hond vast!
De Bruin loodst de student de gang in en verdwijnt.
Sjaak Ga legge, Rex. Kalm nouw maar. Ga legge! Vooruit, legge! Gá je nouw legge! Af!
Rex Hraf! Woef!
Brig. Een gehoorzaam bézie, zeg!
Sjaak (vergoelijkend) Ach, hij heb altijd effe nodig om ze plekkie te vinde. Ga legge, Rex! Neer! Ja, mooi, en blijve legge, hè. Zo, braaf zo.
Hij legt, ziet u wel.
Brig. Geweldig! Zo, en vertelt u nou maar eens wat er allemaal aan de hand was. Die jongen had dus uw fiets gestolen, zegt u?
Sjaak Ja, inderdaad. Stom toevallig dattekum zie rije.
Brig. Op úw fiets!
Sjaak Ja! Zit ik op 't Molepad, op een stoepie, komt inene die gozer langs. Ik eerst nog geen erreg, maar opeens zienek dat 't me eige fiets is!
Brig. En toen heeft u 'm in ze kraag gegrepen!
Sjaak Nouw, ik roep eerst nog: 'Stop! Houte dief!' weet u wel, maar toen smeerde niejum, netuullijk. Nouw, moet je net mijn hebbe!
Brig. U ging d'r achteran!
Sjaak Ja, met me hond! Ik stuurde Rex hier op 'm af. Hij fietse netuullijk, maar gháh! Hij had geen schijn van kans tege die hond.
Brig. En wat toen?
Sjaak Nouw, we haddenum bijna te pakke, toen springt ie zó de gracht in, dat stuk verdriet! Dacht zeker dat ie d'r nog tusse uit kon knijpe. Nouw, mooi niet!
Brig. Waar was dat, dat ie in 't water sprong? De Prinsengracht?
Sjaak Neej, hij was al over de brug. Hij lazerde de Leidsegracht in, effe voorbij Pieper. Dat kefé, weet u wel.
Brig. O, daar ja. En toen heeft u 'm weer op de kant geholpen en 'm hier naartoe gebracht!
Sjaak Nouw, gehollepe ... Hij pebeerde eerst nog weg te komme, zwom naar de overkant, maar toen ie d'r uitklom stond ik al op 'm te wachte, gháh! De klere dat ie inhad, zeg! Hij wouw me meteen een opsodemieter geve! Nouw, daar had ie meteen spijt van, gháh!
Brig. Die hond van u zeker!
Sjaak Ja, die was 'm zo naar ze strot gevloge, assekum niet had vastgehouwe. Hè Rex! Asse ze an ze baassie komme, nouw, dan kenne ze gelijk de ziekewage belle.
Brig. Heeft u 'm allang, die hond?
Sjaak Een jaar of zes, zeve. Ik heb 't niet bijgehouwe.
Brig. En hij is niet vals?
Sjaak VALS? Vals! Mán, hij is zo mak as een lammetje. Ze moete alleen niet an ze baas komme, want dan ziet ie niks meer! Vorige week heb ie nog een vent te pakke genome; die had mijn een klap voor me kanis gegeve, zomaar! Nouw, die heb 't gewéte! Die loopt voortaan wel effe een blokkie om, assie mijn ziet ankomme!
Brig. Ik zou toch maar oppassen als ik u was. Honden die voorbijgangers bijten, gaan onherroepelijk naar 't asiel. Al zegt hun baas nou honderd keer dat 't zo'n lief en aardig beest is ... Hier, vanmiddag nog, hadden we een geval. Hier aan de overkant note bene! Iemand in z'n been gebeten, ook door een herder. Dat was toch niet úw hond, toevallig?
Sjaak (zonder een spier te vertrekken) O, nee hoor. Ik ken me d'r niks van herinnere.
Brig. Zeg, agent Geels! Waar heb je dat verbaal neergelegen van die hondebeet? Ik heb gezien dat De Wit het op jouw bureau lag.
Geels Ja, dat legt hier nog, brigadier. Alstublief'.
Brig. Bedankt, Geels. Eens even kijken ... Twaalf uur drieënveertig, aangifte van meneer Huppeldepup, enzovoort, enzovoort ... vroeg de weg aan twee mannen met een herdershond. Eén man werd 'Kees' genoemd, de andere 'Sjaak' en de hond luisterde naar de naam 'Rex'! Rex! Ik dacht dat ik u daarnet ook 'Rex' hoorde zeggen tegen die hond van u!
Sjaak O ja?
Brig. Ja, u sprak 'm met 'Rex' aan.
Sjaak Nouw, dat ken toch toeval weze! U kan toch wel dat spreekwoord van 'd'r zijn meer hondjes die Fikkie hete,' of niet soms!
Brig. Ja, maar deze heet 'Rex'! Es kijken, hmmm ... huppeldepup ... retteketè, ja! Beide mannen droegen een oud kolbert en hadden een pet op. (hij laat even zijn blik over Sjaak glijden) De man die 'Sjaak' hete (hoofdschuddend) De Wit! De Wit! die moet ook z'n schoolgeld es terug gaan halen, zeg!
(hij pakt een pen) De man die 'Sjaak' (hij schrijft iets bij) "heette" - met twee ees en twee tees - sprak nogal plat Amsterdams.
(hij kijkt Sjaak even strak aan, de ogen een beetje toegeknepen) Juist! U heet toevallig toch geen 'Sjaak'?
Sjaak (nu toch even uit balans) Eh, neej. (schakelt over naar een soort ABN) Die naam kan ik niet.
Brig. Hoe heet u dan?
Sjaak Eh, ik heet Kobus.
Brig. Kobus! Kobus hoe?
Sjaak Kobus Wiegel.
Brig. Kobus Wiegel! Kijk eens aan! Familie ...?
Sjaak Nee, mijn vrouw is vorig jaar overleden.
Maar hoort u eens, agent! Ik dacht dat ik hier voor mijn fiets was.
Brig. Ach ja! Die fiets van u! Er is toch niets met uw keel? U praat ineens zo ... anders.
Sjaak Anders? Zo praat ik altijd. Misschien door de zenuwachtigheid.
Brig. Ja, dat zou kunnen. U was nogal opgewonden toen u hier kwam binnenvallen.
Sjaak Ja, ik ben ook geen een van de jongste meer ... en dan met zo'n fietsedief! Wilt u wél geloven! 't Zweet staat er nog van op mijn rug!
Brig. Daar twijfel ik geen moment aan. Goed. We zullen er maar eens een verbaaltje van maken. Ik neem aan dat u aangifte wilt doen van diefstal?
Sjaak Jazekers! Ik heb die vrijer toch niet helemaal voor niets hierheen gebracht!
Brig. Maar u heeft uw fiets nu toch weer terug?
Sjaak Terug? Was 't maar waar! Die legt mooi in de gracht!
Brig. Hij is er met fiets en al ingesprongen?!
Sjaak (weer terugvallend in zijn eigen accent) Zo ongeveer wel ja. Voggesmijn gooideniejum expres in 't water! Hij was netuullijk bang voor een korrepus-die-likt-ie!
Brig. Nounou! U bent aardig thuis in het jargon! Zo, dus uw fiets legt in 't water. Dat wordt dus dreggen. Weet u nog waar het was?
Sjaak Ja, een endje voorbij Pieper.
Brig. Mooi, dat komt dan wel goed. Dan maar eerst 't verbaaltje even. U kunt zich legitimeren?
Sjaak Ja ... (hij slaat z'n handen gespreid tegen zijn borst) Verrek! Neej! Ik heb me jassie op 't Molepad late hange! Daar zit me portefulje in. O, maar wacht es effe, ik heb een Toto-brieffie imme portemeneej, waar me naam op staat!
(hij grijpt naar zijn achterzak; z'n mond zakt open) Godklere! Die is ook weg! Hoe ken dat nouw? (hij voelt z'n andere zakken na) Die hebbe ze gerold! Hij zit altijd imme achterzak. Hoe ken dat nouw?
Brig. Hij zal er toch niet uitgerold zijn toen u die jongen achterna zat?
Sjaak Ik heb altijd 't knopie dicht en nouw is 't los! Hoe ken dat nouw? Ze moete me gerold hebbe, dat kleretuig!
Brig. U kan zich dus niet legitimeren!?
Sjaak Godzammelazere! Vemorrege had ik 'm nog. Hoe ken dat nouw? Dat moet u mijn es vertelle! Me hele kaptaal zatterin emme Toto-brieffie en ... Ik begrijp niet hoe dát nouw ken.
Brig. Tja, als u zich niet kan legitimeren, kan ik geen verbaal opmaken.
Agent Geels! Is er nog koffie? Geef meneer maar even een kop koffie en neem er voor mij ook een mee, graag.
Geels Zekers, brigadier.
Brig. Zo! U krijgt een kop koffie. Uw keel is trouwens opeens weer een stuk beter zo te horen, wát!
(maar ome Sjaak is teveel verdiept in z'n eigen ellende om hier acht op te slaan)

Voorwoord en Inhoudsopgave
Met suiker    Keelklachten    Ben


Email: lagedor