Het is weer raak met ome Sjaak
Een film script voor Tuschinski N.V.

Publicatie 22 november 1999
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam


Met suiker

Kees zit wat onwennig in zijn fauteuil. Even later komt de Baard de kamer binnenhinken met twee glaasjes en een fles 'jonge'. Hij schenkt ze nonchalant vol en geeft er een aan Kees.
Baard Zo, alstublieft!
Kees Bedankt, ja.
Baard Nou, gezondheid dan maar.
Kees (slecht op z'n gemak) Ja, gezondheid.
(de Baard gooit de inhoud in één keer achterover; Kees doet 't wat kalmer aan)
Heb u d'r ook een beetje suiker in?
Baard (met een vies gezicht) In de jenéver?
Kees Ja, met een lepeltje als 't ken. 't Is me zó een beetje te scherp, ziet u.
Baard Ooh! Nou, ik zal es kijken.
Hij schenkt zichzelf nog eens in, neemt een flinke slok en strompelt dan mopperend naar de keuken. Er klinkt geschuif van laden en geklap van houten kastdeurtjes. Kees kijkt de kamer wat rond. Nogal kaal interieur. Een bureau met een oude kantoorstoel bij het raam; vóór hem een lage tafel met vier stoelen er omheen, allemaal verschillende. Aan een muur een grote kalender van Singapore Airlines en in een hoek een stalen archiefkast. Een soort kantoortje, blijkbaar.
Baard Ik kon alleen klontjes vinden en kleine lepeltjes zag ik niet.
(hij geeft Kees een doos suikerklontjes en een soeplepel)
Kees O, dat geeft niet, hoor. We redden ons wel.
Hij doet twee klontjes in z'n glas en probeert de lepel. Die is te groot. Hij roert met de achterkant. Zijn glaasje loopt over, hij morst op zijn broek, veegt 't af met zijn mouw.
De Baard volgt z'n verrichtingen met een geïrriteerde uitdrukking die allengs toeneemt. Zo zitten ze een poosje tegenover elkaar, elkaar af en toe aankijkend. Er groeit een spanning tussen hen. Als Kees tenslotte met volle overgave bezig is de suiker uit zijn glaasje te slurpen, schiet de Baard overeind.
Baard (snauwerig) Zullen we nú die envelop maar niet eens gaan bekijken!
Kees schrikt ervan en verslikt zich. Hij krijgt een benauwde hoestbui en loopt rood aan. De Baard gaat naast hem staan en begint stevig op zijn rug te kloppen. Blijkbaar veronderstelt Kees dat hij de envelop van hem wil afpakken, want hij komt uit zijn stoel en duwt de Baard met één arm weg. Met de andere klemt hij de envelop tegen zijn borst. Hij hoest maar door, half gebukt over het tafeltje. De Baard wil hem helpen. Hij graait naar de envelop en trekt eraan, in de richting van het tafelblad.
Baard Leg dat nou maar even neer.
Kees (rukt zich los) Nee! Uche-û-û-ûche, uche. Nee!
Als hij de Baard wegduwt tuimelt hij zelf over het tafeltje heen. Hij komt op zijn rug terecht en kijkt de zich over hem heen buigende Baard met uitpuilende ogen aan, de envelop met twee handen tegen zijn borst geklemd. Hij hoest nog steeds en begint er bij te schokken en te kronkelen. De Baard weet niet goed wat hij ermee aanmoet.
Op dat moment gaat de deur open. Er komt een soort John Bluming binnen, Ben Evenweg in casu, die verbaasd naar de wriggelende Kees kijkt. Die trapt op dat moment de tafel om, precies tegen het zere been van de Baard.
Baard (naar z'n been grijpend en ronddansend van de pijn) Ahoeoew!
Ben Wat is híer an de hand? Zijn jullie annut matte?
Baard (staakt z'n pirouette) Nee! Ahh! Godverdomme!
(zuurzoet) Hij had zich verslikt! Ahh! Die ouwe zak! Oeh, wat doet dat pijn! Zet 'm maar overend, Ben.
Ben pakt Kees bij zijn schouders en trekt hem op of hij een zak aardappelen is. Kees ziet er niet best uit. Het schuim staat op zijn lippen en hij stoot holle geluiden uit. Zijn gezicht is paars. Hij is bezig met zijn derde hartaanval. Zijn laatste. Hij klauwt met zijn handen in de envelop, die hij nog steeds voor zijn borst houdt, zonder het te weten. Alleen dankzij Bens ijzeren greep blijft hij overeind. Het lijkt of hij iets probeert te zeggen.
De Baard loopt op hem toe als een voetballer die net is opgestaan na een unfaire tackle in het strafschopgebied van de tegenpartij. Hij gaat tegenover Kees staan en strekt gebiedend zijn hand uit.
Baard Geef op die envelop, ouwe! Nu is 't wel mooi geweest!
(hij trekt aan de envelop, maar legt het af tegen de laatste krachten, waarmee Kees zich aan het leven vastklampt) Help es even, Ben. We moeten dat spul zo gauw mogelijk zien kwijt te raken.
Ben gooit Kees ruggelings in een stoel en rukt hem in één keer de envelop uit z'n handen. Kees rolt wild met zijn hoofd heen en weer tegen de rugleuning. Zijn ogen puilen uit. Dan krimpt hij opeens in elkaar, slaat zijn benen en armen wijduit, met een dierlijke schreeuw en valt slap in de stoel terug. Ben en de Baard deinzen bij de schreeuw verschrikt achteruit. Kees beweegt niet meer.
Ben Wat heb die ouwe nouw? Hij zal toch niet ...
(hij duwt de envelop in de handen van de versteende Baard en bukt om aan Kees' borst te luisteren; verschrikt komt hij overeind)
Tjézus! (hij geeft hem een paar klappen op z'n wangen; Kees' hoofd rolt gewillig mee)
Hij is wijle! (gejaagd voelt hij Kees z'n pols en schudt zijn hoofd naar de Baard)
Nee, niks meer ... (Kees' arm valt slap neer)
Baard (duwt Ben opzij en luistert ook aan Kees z'n borst)
Dammit! Dat ook nog! (hij gooit de envelop op het bureau en schenkt zichzelf een borrel in, die hij meteen opdrinkt; hij gaat op de draaistoel zitten en schenkt 't glas nóg eens vol; met het glas in z'n hand draait hij zich naar het raam en staart naarbuiten, onderuitzakkend; hij zucht diep)
Daar zitten we dan! Met een lijk! (hij drinkt)
Dammidammidammidammidammit! (hij draait zich weer om naar Ben en zet met een klap zijn lege glas neer)
Ben Hoe komme we vannum af, boss?
Baard Ja, zeg dat wel! (hij trommelt op het bureau, springt dan op, waarbij hij pijnlijk aan zijn been herinnerd wordt en schuift bruusk de overgordijnen dicht; hij gaat weer zitten en knipt de bureaulamp aan; fronsend bekijkt hij de strepen en cirkels van Sjaak op de buitenkant van de envelop, haalt geïrriteerd zijn schouders op en maakt hem open; het pakje glijdt eruit; hij bekijkt het aan alle kanten, gooit het dan weer op het blad en zit een tijd met z'n hoofd in zijn handen; Ben staat zwijgend achter hem)
Barst!
Ben Is 't OK?
Baard Ik geloof 't wel, ja. Laat me even denken, Ben. Eerst moet dat lijk de deur uit. Hij had namelijk een vriend bij 'm, die elk moment hier voor de deur kan staan. Dat kunnen we niet hebben, nú zeker niet! Hij is toch wel écht dood, hè?
Ben (loopt naar Kees toe en luistert nog eens)
Assie niet dood is, dan kennie verdomd lang ze adem inhouwe.
Baard Schei uit! Die geintjes van jou kan ik nou niet hebben. (hij denkt na, steekt een sigaret op, doet er een paar lange halen aan en drukt hem dan uit met een definitief gebaar)
Luister Ben! Ik denk dat ik het heb. We moeten het zó laten lijken, dat ie hier helemaal niet binnen is geweest. Hij is gewoon weggelopen en heeft ergens een hartaanval gekregen. We droppen hem ergens op een stille plek.
Ben OK boss.
Baard Gooi dan eerst even een deken over 'm heen en haal dan de bestelwagen. Dan ziet niemand wat. Zet 'm hier vlak voor de deur!
Ben Komt voor mekaar.
Baard (er schiet hem iets te binnen) Oja zeg! Pas op dat je niet in die drol trapt die voor de deur ligt. Een of andere smeerlap moest weer zonodig z'n hond op onze stoep uitlaten. 't Zou eigenlijk beter zijn als je 't meteen even opruimde. Dat kan daar niet blijven liggen.
Ben Moet dat nóuw per se?
Baard Neeej ... of ... ja, ... Ja! Ja, doe 't maar in een krant! Ik krijg opeens een idee ... (wrijft over zijn baard) Ja! Doe dat eerst maar even.
Ben (heeft er weinig zin in) Nouw, als ik je d'r een plezier mee kan doen ...
(stampt de kamer uit en gooit de deur achter zich dicht)
Baard (grijnst nadenkend; hij trekt een la open en pakt er een schaar en een grote rol doorzichtig plakband uit; hij schenkt zich nog een borrel in, draait zich om naar de levenloze Kees en heft het glas naar hem op)
Op je gezondheid, ouwe! Hahaha.
Buiten wipt Ben met een schuimspaan de drol op een krant en sluit de deur weer. Met een klap.

Voorwoord en Inhoudsopgave
Van Weil    Met suiker    Keelklachten


Email: lagedor