Het is weer raak met ome Sjaak
Een film script voor Tuschinski N.V.

Publicatie 22 november 1999
Ronald Langereis - 1978 © 2019 - Amsterdam


Van Weil

De jongeman op de antieke herenfiets is een student. Geen 'gewone' student, maar een echte, onversneden 'corps-bal'. Hij draagt ondanks de warmte dan ook een verkreukelde regenjas, de specifieke das en de grijze broek met omslagen boven de verplichte bruine 'gaatjes'-schoenen.
De fiets, waarop hij rijdt is niet van hemzelf, maar evenmin gestolen. Hij heeft hem in bruikleen van zijn oom, een achtenswaardig notaris in Zeist.
Als hij over het Molenpad fietst, is hij zich dan ook van geen kwaad bewust en hij heeft té veel haast om acht te slaan op het ordinaire geschreeuw dat achter hem opklinkt.
De herder is echter wat anders.
Als hij bij de Prinsengracht, zij het in strijd met de verkeersvoorschriften, linksaf slaat in de richting van de brug, ziet hij in zijn ooghoek opeens die vervaarlijke hond opduiken. Hij heeft onaangename reminiscenties met honden, er zelfs een jeugdtrauma aan overgehouden, en dus weet hij niet hoe gauw hij er vandoor moet gaan.
Hij doet zijn best! Dat moeten we hem nageven, maar hij heeft geen schijn van kans. Als hij midden op de brug is, heeft het monster hem te pakken, aan zijn linker broekspijp, mét omslag, uiteraard.
Hij raakt in paniek, trapt, schreeuwt: het helpt niet. De hond houdt vast.
Een vrachtauto die van rechts, van de Prinsengracht komt, kan maar net op tijd remmen. De boze bestuurder mag toeteren wat hij wil, hij schenkt hem geen aandacht. Hij lijdt aan acute bewustzijnsvernauwing. Hij heeft alleen maar oog voor die hond aan zijn linkerbroekspijp.
Fietsen is gezond, daar willen wij niets aan afdoen, maar niet op deze manier. Dat moet verkeerd aflopen. Vroeg of laat.
Slingerend rijdt hij de Leidsegracht op, richting Marnixstraat. Maar zover komt hij niet. Twintig meter voorbij de brug kan hij zijn stuur niet meer houden en zeilt tussen de visgraat-geparkeerde auto's door, zó het water in. Met fiets en al! De hond blijft blaffend op de kant staan. Die heeft op tijd gelost. Instinctief waarschijnlijk.

Bij de brugleuning verschijnt een hijgende man, een boze man.
Hij schreeuwt allerlei onparlementaire dingen tegen de rondzwemmende jongeman. 'Vuile dief' en meer van dat fraais. Hij schudt zelfs zijn vuist. Waar is dat nu goed voor?
De terugtocht is afgesneden. De kademuur is hoog en daar is dan ook nog die hond. Die blaft maar tegen hem. Wat is er toch aan de hand?
Zijn natte regenjas belemmert hem in zijn bewegingen, dreigt hem naar beneden te trekken in dat onnatuurlijk groene, stinkende water. Geen paniek! Een eindje verder, aan de andere kant, ziet hij een dekschuit. Daar zou hij tegenop kunnen klimmen.
Hij zwemt erheen. Maar wat doet die ongemanierde vlerk nu? Hij roept de hond. O, is die van hem! Dat had hij kunnen weten. Seurt zoekt seurt.
Gelukkig, de dekschuit. Hij klimt er tegenop. Dat valt niet mee, verdorie. Hij haalt zijn handen open aan een roestige rand. Ai! Daar moet zo snel mogelijk jodium op.
Die proleet heeft zijn hond opgehaald. Ze komen eraan. Vlug nu, nog eens proberen. Je weet nooit wat ze van plan zijn. Met de moed der wanhoop. Ja, nu lukt het. Hup-twee, en hij ligt op het smalle gangboord. Even rustig, even bijkomen.
Bah, wat een vieze smaak heeft dat grachtenwater.
De ziekte van Weil, leptospirosen!
Hij moet zo snel mogelijk een injectie gaan halen! Wat een ellende! Daar is die maniak met zijn hond. Hij is nog steeds erg onvriendelijk. Hij geeft de jongeheer zelfs een paar flinke schoppen!
'Vuile dief', roept hij weer, 'Me fiets jatte, hè! Ken je wel! Van een arreme invelide!'
Waar heeft die man het over? Die hond is ook heel gevaarlijk. Hij wil bijten! Opstaan nu!
De jongeheer komt overeind. Hij zegt: 'Het moet een misverstand zijn,' maar die wildeman wil niet naar hem luisteren. Hij blijft maar schelden.
Redeneren helpt niet. Weg dus, er vandoor! Dat vindt die hond weer niet goed. O, wat is alles toch ingewikkeld. Kunnen ze hem niet gewoon met rust laten? Hij moet naar het ziekenhuis, hoe eerder, hoe beter. Antibiotica! Terramycine, aureomycine, eventueel met wat streptomycine. Anders loopt hij volgende week met rode ogen, koorts, rillingen, spierpijn! Dag Bretagne, dag zeilschool, dag vakantie met Eline.
Het maakt hem wanhopig. Hij wil weg. Hij geeft die voor zijn ogen op-en-neer dansende pias een duw. Dat is dom, want nu hangt die hond aan zijn mouw.
'Dat zal je wete, klerelijer,' schreeuwt die imbeciel. Wat zal hij weten? Hij weet niet meer waar hij het zoeken moet. Hij strompelt de dekschuit af, de hond nog steeds aan zijn mouw. Sterke stof, gelukkig. Dikke stof, waterdicht onder normale omstandigheden. Nu niet. Hij is doorweekt. Hij rilt. Hij doet het in zijn broek. Geeft niet. Die was toch al zeiknat. Haha, zeiknat! Letterlijk!
'Ja, lach maar! Maar wie 't laast lacht, lacht 't best, mellekmuil!'
Die vreselijke man weer.
'Je gaat mooi mee naar 't beroo. Vooruit, lope!' Naar het bureau! De politie! Hij wil niets liever. Zo komt hij van die gek af. Daar kan hij alles uitleggen. Daar zal toch tenminste wel één redelijk persoon aanwezig zijn. En dan kan hij naar het ziekenhuis. Dan komt alles nog goed. Hij rent bijna.
'Hé, hier blijve! Denk maar niet dat je wegkomt! Netjes voor me lope, en geen geintjes, hè, anders stuur ik me hond op je af!' Rustig nu. Kalm blijven. Geef die gek zijn zin. Als hij eerst maar op het politiebureau is.
Bijna gedwee loopt hij naar het Leidseplein, voor die gek met zijn hond uit. De mensen gapen hem aan, maar dat is niet erg. Als ze eerst maar bij het politiebureau zijn.

Voorwoord en Inhoudsopgave
Stront aan de knikker    Van Weil    Met suiker


Email: lagedor