Publicatie 21 november 1999
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam
Lekkere koffie
Kees | 't Zou toch kenne, Sjaak? |
Sjaak | Agh, leg niet te lulle! Wie heet 'r nouw 'Ben effe weg'? |
Kees | Nee! 'Ben' is ze voornaam en van achteren heet ie 'Evenweg'. Zo stond 't ook op dat bordje, 'Ben Evenweg'. 't Ken natuurlijk ook een schuilnaam zijn. |
Sjaak | Nouw weer een schuilnaam! Zeg Kees, heb je effe één mementje voor me? |
Kees | Watte? Hoe bedoel je? |
Sjaak | Zie je die stoeprand daar? Loop daar es overheen. Voggesmijn heb je nun vogeltje onder je pet. |
Kees | Ach jij! Dan geloof je me maar niet! We zullen wel zien wie d'r gelijk krijgt. Trouwens, jij kan zelf ook geeneens meer over die stoep lopen. |
Sjaak | O neej? |
Kees | Nee! |
Sjaak | Waar wedde we om? |
Kees | Ach schei toch uit. |
Sjaak | Neej! Waar wedde we om? |
Kees | Mán! (Sjaak is al druk bezig zijn evenwichtsgevoel te demonstreren, met matig succes) Je ken al geeneens op 't trottóir blijven! |
Sjaak | Om een joetje! Om me laatste joetje! |
Kees | Je verliest 't, Sjaak. Je hebt al zes borrels op vandaag. |
Sjaak | Vijf! |
Kees | Zes! Ik zat d'r toch zeker zelf ... |
Sjaak | Neej! Om vijf piek, bedoel ik. Wedde om vijf piek? |
Kees | Háh, je slaat al af, hè! Je slaat al af. Maar, vooruit! Als je zonodig moet. Maar je bent ze kwijt, Sjaak! |
Sjaak | (heeft inmiddels vastgesteld dat hij inderdaad met geen mogelijkheid over de stoeprand kan lopen) Ach ja, laat ook maar zitte. Je heb gelijk, Kees. We kenne beter nouw maar effe die brief gaan brenge, hè? |
Kees | Je ken 't niet, hè? |
Sjaak | Ik ken 't best, maar ik heb d'r nouw geen zin meer in. |
Kees | Dan krijg ik wél vijf piek van je! |
Sjaak | (was al doorgelopen, maar blijft nu staan - verontwaardigd) Ganegauw! We hadde helemaal niet echt gewed. Ik heb niejeens over 't randje gelope! |
Kees | Nee, nou wordt ie mooi! Jij zei zelf, 'Wedden om vijf piek' en toen zei ik, 'Goed'! Hebben we dan gewed of niet? |
Sjaak | Kom nouw ma'rop! Heb je soms geen zes borrels van mijn cente zitte opzuipe! Dat kost wel effe meer dan die rottige vijf piek! (hij draait zich om en loopt de brug af; Kees mompelt achter zijn rug iets onverstaanbaars en spuugt overtuigend op de grond; tenslotte loopt hij toch maar achter Sjaak aan; bij de hoek van het Molenpad wacht Sjaak op hem) Die deur daar, die opestaat, is dat niet ... |
Kees | Ja, dat is van zessentwintig. O kijk! Daar heb je num! Die vent met die baard! |
(de Baard stapt in een grote Jaguar die voor de deur staat; Sjaak begint met z'n envelop te zwaaien, maar hij start en rijdt op hem af; gillende banden) | |
Sjaak | Heej, Nelis! Wacht effe! Ik heb een pakkie voor je! |
Kees | Kijk uit! Hij rijdt door! |
Sjaak | Stôôôp! |
Rex | Ahrff, woef, wroef! |
(de Jaguar stuift rakelings langs Sjaak, die een soort salto maakt en op z'n rug terechtkomt) | |
Sjaak | Godversodemieterstrale ... |
Kees | (buigt zich over hem heen) Heb je je pijn gedaan, Sjaak? |
Sjaak | Auw, me rug. As ik die klootzak imme pote krijg, verdomme! Auw! Geef me effe een hand, Kees. Auwauw! |
Kees | (helpt hem overeind en ondersteunt hem) Gaat 't een beetje? |
Sjaak | (nog op z'n knieën) Ik ken nog kruipe ... auw. Zag je dat! Hij wou me zo voor me pote rije, die baardlijer, die kale netekop met ze dikke reet. Nouw! Die is nog niet met me klaar! Ik ram die anvelop van 'm zo ze strot in tot ie blauw ziet! |
Kees | Rustig nou maar een beetje, Sjaak. Het is nóg goed afgelopen. Hij heeft je toch niet geraakt? |
Sjaak | Neej, dát had 'r nog bij moete komme! Dan had ik 'm meteen met ze harses door de voorruit geslage, die hufter, die hoereloper, die ..., die ... Godzammelazere, godver ..., godver ... (hij krijgt een hoestbui) |
Kees | Je kan beter even ergens gaan zitten, Sjaak. D'r is daar een stoepie. Kom maar. (hij duwt 'm zachtjes de straat over naar een laag blauwstenen stoepje) Gaat 't? |
Sjaak | (grijpt met zijn hand naar de zere plek) Auw, me hele kont is blauw. As ik die rat toch te pakke krijg ... al ze hare trek ik uit ze kop. |
Kees | (heeft de envelop meegenomen, die Sjaak had laten vallen en gebaart ermee naar het stoepje) Ga nou maar zitten. |
Sjaak | (probeert te bukken, maar schiet weer overeind, kreunend) Ik ken niet zitte! |
Kees | (drukt hem naar beneden) Even doorzetten! Zo, ja. |
Sjaak | (zakt kreunend neer op de bovenste tree) Oewauw! |
Kees | Blijf nou maar even rustig zitten, dan gaat 't zo wel beter. Je hebt een beetje een shock, denk ik. |
Sjaak | Ik heb helemaal geen sjok! Ik heb alleen pijn amme reet. Godzamme, ik had wel dood kenne weze. |
Kees | Je had die brief ook niet aan moeten pakken. Ik zei je toch meteen al dat 't geen zuivere koffie was. D'r zitten vast drugs in; nouw, en als je eenmaal met díe jongens te maken krijgt, ben je je leven niet veilig! |
Sjaak | Ja, begin jij nouw ook weer effe tege me te sijke! Wouw ik die troep soms net niet in de majum gooie? En wie zei d'r toen dat we nut toch moeste bezorrege? Hè! Nouw? |
Kees | Als je toen meteen had aangebeld en niet eerst weer zonodig de kroeg in had gewild, waren we num nou allang kwijtgeweest. Dan had je nouw al op 't Rembrandtsplein gezeten om je vijf tienen te vangen. Waar of niet? |
Sjaak | Auw. 't Lijk' wel ofter een ijzere pen imme kont zit. (hij komt kreunend overeind en loopt een beetje heen en weer, wrijvend over z'n rug) Heej, moet je nouw es kijke! |
Kees | Wat? |
Sjaak | Daar bove! Daar hijje dat grietje weer. Dáár, in dat zolderraampie. |
Kees | Ze zit naar ons te kijken. |
Sjaak | Dag moppie. Zie je dat, Kees? 't Lijk' verdomme wel, of ze geen bloessie meer anheb! |
Kees | Ja, ik geloof 't ook! |
Sjaak | (wuift vriendelijk naar boven) Ze zwaait terug, hé. (hard) Lekker warm, hè, daarbove. Zit u te zonne? (over z'n schouder tegen Kees) Ze heb d't tiete zeker in de vensterbank gelege. |
Kees | Misschien kennen we een koppie koffie van d'r krijgen. |
Sjaak | Zeker wete! Heej dame! Heb u niet een lekker koppie koffie voor ons? |
Kees | Me maat heeft net bijna een ongeluk gehad, ziet u. |
Sjaak | (neemt de suggestie meteen over) Ja, ik leg helemaal in de vernieling. Kijk maar! Ik loop hartstikke mank. (hij geeft een demonstratie) Ziet u wel. Heb u niet wat te drinke? Een koppie koffie of zo? (Zscymenovski glimlacht wel maar reageert verder niet) Ik heb een sjok gehad! |
Kees | O, nou gaat ze naar binnen. |
Sjaak | Ze gaat netuullijk opedoen. Kom op, Kees, dan kenne we wat beleve. (hij loopt naar de deur en wacht hoopvol tot die open zal gaan) |
(buurvrouw van één hoog heeft postgevat achter de vitrages, als boven uit het raam juffrouw Zscymenovski om aandacht vraagt; ze heeft een glas in haar hand) | |
Zscym. | 'Allo, lekkere koppie koffieie! (ze keert het glas om) |
Kees | (ziet 't aankomen) Kijk uit Sjaak! Ze gooit wat naar beneden! |
Zscym. | Lekkere koppie koffieie! 'Ie-'ie. (het laatste restje komt ook naar beneden; Sjaak heeft niet op tijd weg kunnen komen en krijgt alles over zich heen) |
Kees | Kijk uit! 't Is koffie! |
Sjaak | (onthutst; dan woedend naar boven schreeuwend) Wat benne dát voor klerestreke! Moet je kijke! Me hele jassie onder de koffie! |
Kees | Het zit ook op je pet, Sjaak. (de druipende Sjaak ziet er wat ontredderd uit, wat sterk appelleert aan Kees' gevoel voor 'Schadenfreude') Ghuh-ghuh-ehuh. |
Sjaak | (tegen zijn pet) Moet je nóuw es kijke! Me hele pet naar de sodemieterij. (naar boven) Dat kejje betale, vuile temeijer! Dat kos' je een geeltje voor de stomerij! |
Zscym. | Lekkere koppie koffieie! Minier Tsjaak, nok mier koppie koffie? (ze houdt uitnodigend een halfvolle koffiekan omhoog) |
Sjaak | Ja, heb 't hart es, of ik kom effe bove! (ze keert de kan om; de inhoud treft Sjaak vol op de rug) Zeg, bejje nouw helemaal belazerd! |
Kees | (genietend) Ze heeft de hele pot omgekeerd, ghuh-ehuh. |
Sjaak | Doe die deur ope, of ik trap 'm immekáar! (buiten zichzelf geeft hij een enorme trap tegen de deur) Aaauw! (hij grijpt z'n gekneusde tenen vast en valt bijna om) Klereteef! |
Zscym. | Koffie ies allemaal op, 'ie-'ie. Was lekkere? |
Sjaak | Kom es naar benede as je durreft! Dan zal ik je es wat anders late proeve! (hij ramt met z'n vuist op de deur) Doe ope die deur, sekreet, of ik kom je hale! (op één hoog gaat het raam open) |
Buurvr. | Meneer, oehoe! Wilt u niet zo tegen de deur slaan! |
Sjaak | (kijkt verstoord op) Bemoei je met je eige zake! |
Buurvr. | Het is toevallig míjn deur! Gaat u weg, anders roep ik de politie! |
Sjaak | Maar die griet bove heb allemaal koffie over me goeie goed gegooid! En dat neem ik toevallig niet! |
Buurvr. | O, díe! Die is niet helemaal goed bij d'r hoofd, meneer. Ze gooit wel meer wat naar beneden. Laat u d'r nou maar met rust; ze heeft al eens in een inrichting gezeten. |
Sjaak | Met rust late! En wie betaalt me jassie dan? |
Buurvr. | Dat is ook uw eigen schuld! Ik heb heus wel gehoord, wat u allemaal riep, daarnet, hoor. |
Zscym. | Lekkere koppie koffieie! |
Sjaak | Houw jij je harses, met je 'koppie koffieie'. Kijk maar uit dat die flappe van je niet tussenut raam komme! |
Buurvr. | Meneer! Houdt u nou op met uw smerige praatjes! Als u niet onmiddellijk weggaat, dan bel ik de vijf-maal-acht! |
Sjaak | Nouw, dan ken je lang belle voor ze komme. |
Kees | Vooruit Sjaak! Laten wij nou maar de verstandigste wezen. Dat wijf boven is gek. Daar valt toch niks mee te beginnen. |
Sjaak | (laat zich vuistschuddend meetronen) Ik krijg je nog wel, Menoskie! Maak je borst maar nat! |
Buurvr. | Gáát u nou weg, of niet! Ik bel op hoor! |
Sjaak | Agh mens, plak een pleister op je oor! |
Buurvrouw Van Geelkerken loopt daarop woedend naar achteren en voert - nadat zij in de gids het juiste nummer gevonden heeft - een verhelderend telefoongesprek met brigadier Blaauw van bureau Leidseplein. Sjaak en Kees betrekken hun post weer op het blauwstenen stoepje in afwachting van de terugkeer van de Baard in de Jaguar. De behulpzame Kees heeft het colbertje en de drijvende pet van de 'kokende' Sjaak over een hekje uitgehangen om te drogen. De envelop met inhoud ligt naast Sjaak op de stoep - en blijft daar voorlopig ook liggen. |
Voorwoord en Inhoudsopgave
Zoen
Lekkere koffie
Stront aan de knikker
Email: lagedor |