Publicatie 14 november 1999
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam
Stamkroeg
Sjaak | Zalle we d'r hier anders effe eentje neme, Kees? Ome Sjaak betaalt! Ghághá! (hij wacht het antwoord niet af, maar stapt meteen naar binnen) Kom op, Rex, hier naar binne, ja. Daar, in die hoek. Zo! Legge Rex. Ga legge. Af! Af! zeg ik. Ga je nouw legge, vooruit! Mooi, brave hond. Braaf ja. (tot de barkeeper) Johan! Breng ons es twee jonge, ja. Met veel suiker! |
Johan | (een beetje vettig type, die probeert lollig te doen, vaak met averechts effect) Okido, Sjakie. (hij schenkt in en brengt de glaasjes op een klein blaadje naar hun tafeltje) Alsjeblieft, jonges. |
Sjaak | Ja. Zo! (heft z'n glas. Kees doet hetzelfde met een vragend gezicht) Nouw, op de gezondheid van die Lange dan maar, hè. Dat ie nog maar veel lol mag hebbe met dat mokkel vannum. (ze drinken) Zoow! Hèhè, dat had ik echt effe nodig. Nouw es kijke, wat 't eigelijk is, die anvelop. |
Kees | Je gaat 'm toch niet openmaken? |
Sjaak | Werom niet? We kennenum toch zo weer dich'plakke. Heb jij een messie bij je? |
Kees | Kijk nou asjeblieft uit, Sjaak! Volgens mij krijg je daar last mee, hoor, als ze zien dat ermee geknoeid is. |
Sjaak | Ach, schei toch uit. Geef me je messie nouw maar. (luid naar de bar) Johan! Kom nog effe langs met die fles. (Kees haalt z'n mesje tevoorschijn en geeft het met tegenzin aan Sjaak. Johan schenkt de glaasjes nog eens vol. Ze nemen allebei een flinke slok.) Kijk, ik doenut heel voorzichtig. Ja, laat dat maar ammijn over. Hij is geeneens goed diggeplakt. (de plakrand laat vrij gemakkelijk los) Zo, nouw es kijke. Verrek! D'r zit een pakkie in. Kijk! |
Kees | Wat is dat voor spul? 't Lijkt wel plastiek of zo. |
Sjaak | Van dat plakband. Het zit helemaal ammekaar geplakt met plakband. Dat krijg ik nooit ope zo. |
Kees | Laat mij es kijken. |
Sjaak | (houdt het pakje bijna verontwaardigd buiten het bereik van Kees) Neej, afblijve! 't Is mijn pakkie! |
Kees | Mán! Doe niet zo kinderachtig! Geef mij 't nou even. |
Sjaak | Neej. Ik moet 't brenge. |
Kees | (haalt z'n schouders op) Nou, als je 't mij vraagt, zitten d'r geen papieren in. Zo pak je toch geen papieren in? Hoe voelt 't aan? Is 't hard of zacht? |
Sjaak | Jij bent ook niet nieuwsgierig, zeg. Neem me nie kwalijk! Istie hard of zacht! Ghághaaa, dat vroeg me vrouw vroeger ook altijd. Neej, zei ik dan, hij is zacht, je ken d'r in knijpe! Ghághaaa, die Kees! Mán, je moest je eigenis zien! Je zit te kijke ofter een hond an je zak staat te ruike! Ghághaaa, ghághaaa, ... |
Kees | Ik ken d'r niet om lachen. |
Sjaak | Neej! Waar kej-jij nouw eigelijk wél om lache, hè? Jij ken nooit es erreges om lache, hé, Dooie! Alleen toen ome Jaap in ze broek scheet, toen had ie opeens lol. Of aster iemand met zwikke van ze stoel aflazert en ze heup breekt, dan ken Keessie niet meer ophouwe, hé! Daar zien ik nouw weer de gein nie van. Affijn, 't zal wel ammijn legge ... |
Kees | Aáh, jullie hebben altijd dezelfde moppen. Die hoor ik nou me hele leven al. Jullie met je flauwe geintjes! Let nou maar op dat pakkie van je. Straks zit er toch nog een bom in! |
Sjaak | (knijpt nog eens in het pakje) Nouw, as ik 't eerlijk mag zegge: 't Lijkt wel ofter zand in zit. |
Kees | Zand? |
Sjaak | Ja, moet je voele hoe zwaar 't weegt (geeft nu het pakje wel aan Kees) Een zakkie zand of zo, of een pakkie cement, voel je wel? |
Kees | Nou, daar hoeven ze jou toch niet mee op pad te sturen. Misschien zijn 't drugs! Je weet wel, Sjaak, van dat witte spul wat je wel es op de tillevisie ziet: Heroïne! |
Sjaak | Aách! Leg niet te sijke met je herewine! Gháh! |
Kees | Nou, als ik jou was zou ik d'r mooi mee naar de politie stappen. |
Sjaak | Jaja! Daar koop ik wel wat voor! Dan ken ik de hele dag op 't beroo zitte zeker! En tege die vijf tiene die ik nog tegoed heb, ken ik dan meteen ook wel 'dag-met-me-handje' zegge. Neej vader, we pakkenut zakie weer netjes in en we ganenut mooi an die Baard brenge! Geen geouwehoer! (hij draait zich naar de bar) Zeg Johan! Hei jij een tubetje lijn voor me? |
Johan | Ik zal effe voor je kijke. Ik gelóóf ... |
Kees | Sjaak! D'r staat een vent door 't raam te gluren! |
Sjaak | Waro? |
Kees | Nee, nou issie weg! Hij stond dáár! Een jonge snuiter met een jekkie an. Ik zweer 't je. Zie je nou wel, verdomme! We zijn in een vies zakie terechtgekomen Ik zéi 't nog! Je had er nooit an moeten beginnen! |
Johan | Ik heb alleen een flessie gom. Is dat ook goed? |
Sjaak | Ja, kom maar op. En breng meteen nog twee jonkies mee. Neem d'r zellef ook maar eentje vamme. Je kijkt zo saggerijnig. |
Johan | Dankie Sjaak. (hij leunt op de bar) Seg, hei je soms een mazzeltje gehad met de Toto of zo? |
Kees | Nee, hij heb dertig piek gehad van een ... |
Sjaak | (loeit het eerste woord) Hoúw je bek, Kees. Ik ken zellef ook wel antwoord geve! (tot Johan) Neej, ik heb drie joetjes gewonne met klaverjasse gisteravond en nouw verzuip ik ze voor ze pootjes krijge. |
Johan | Hèh, die Sjakie! (hij brengt de borrels en heft z'n glas naar Sjaak) Nouw, op je gezondheid, jonge. As je 't verzuipt kennut in ieder geval niet gaan rotte. En jijzellef trouwes ook niet! Ghèghè! |
Sjaak | (half tegen Kees) Johan ze wijf is zeker bij 'm weggelope. Hij is zo vrolijk as een oud ledikant. |
Kees | Zag je 't nou? Daar had je die vent weer! Hij stond weer door 't raam te kijken! Sjaak, plak die envelop nou dicht en ga mee naar het Molenpad. Dan zijn we tenminste van die troep af. |
Sjaak | Goed, goed, ik ben al bezig. (drinkt eerst zijn glas leeg en pakt dan het gomflesje, probeert de plakstrook van de envelop in te smeren, maar er komt niets uit 't flesje; de gom is verdroogd) Nouw, die gom van jouw, dat lijkt ook me blote kont wel. |
Johan | Wat dan? |
Sjaak | Aáh, d'r komt niks uit. Een knappe jonge die daarmee lijme ken. |
Johan | Die lijme meestal ook met wat anders, ghèghè. |
Sjaak | Nouw, kijk jij dan maar uit dat ze je wijf niet lijme! Want met dat plaksel van jouw kejje beter in 't klooster gaan, ghághaaa! |
Johan | Seg, we gane nie grof worde, hè! Anders zal ik es een boekie opedoen over jouw vrouw! |
Sjaak | God hebbe d'r ziel. |
Johan | Ja, dat ken haas' nie anders na wat ze van jouw allemaal heb meegemaakt. |
Sjaak | Nouw, dan kenne we mekaar een hand geve, Johan. (tot Kees) Zeg Kees, weet jij niks? Hoe we die anvelop weer dicht moete krijge? (Johan voelt zich hierdoor buiten spel gezet en begint wat over de bar te wrijven met een vaatdoekje) |
Kees | Misschien zit er nog een beetje lijm aan die envelop zelf. Dan ken je num met spuug dichtplakken. |
Sjaak | (kijkt) Ja, d'r zit nog wat hier en daar. (hij stopt het pakje weer in de envelop en likt overvloedig aan de plakrand; het is een onsmakelijk gezicht) Zo! Nouw effe goed andrukke en hij zit weer gebeiteld. (hij geeft een paar dreunende klappen) |
Johan | (nog gepikeerd) Seg heej! Kijk je nun beetje uit voor me tafeltje! |
Sjaak | (geeft nog één superlatieve klap) Ja hoor, we gane alweer. (hij staat op, Kees volgt zijn voorbeeld) Zo! Kom op, Rex! We zallenus kijke of dat maatje buite een paar lekkere bene voor je heb. (loopt naar de bar en haalt een tientje uit z'n portefeuille) Hiero Johan, laat de rest maar zitte. Enne ... doe de groete an je vrouw, hè. |
Johan | Ik stuur d'r wel naar je toe as ik d'r weer zie, klerelijer, en bedankt hè. Tot ziens, Kees. |
Kees | Goeie ... |
(eenmaal buiten) | |
Sjaak | Nouw, en waar is nouw die gluurder van je? |
Kees | Ja, die is 'm natuurlijk gesmeerd toen ie zag dat wij naar buiten kwamen. Misschien staat ie om de hoek. |
Sjaak | Nouw, voggesmijn zie je spoke, Kees. Kom, lawe maar over 't Plein lope en dan zó de Prinsegracht af. |
Ze lopen richting Leidsebosje. Voor het GVB-kantoor steken ze over, gaan de brug over de Stadhouderskade over en voor Américain langs. Kees kijkt een paar keer achterom, maar de goed, maar niet opvallend geklede man die hen op enige afstand volgt, valt ook hem niet op. Als ze voor de Stadsschouwburg lopen, schiet hij op hen toe en spreekt hen aan. |
Voorwoord en Inhoudsopgave
Vondelpark
Stamkroeg
Engelsman
Email: lagedor |