home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

maart 2002


week 13

zaterdag 30 maart 2002

De andere vrijdag

Zonovergoten beloofde de ochtend een schone dag. Uit de vele keuzes die binnen handbereik lagen, koos ik de mooiste zodat ik de hele heerlijke middag op een terras aan de Amstel gelukkig zat te zijn. Het geluk leek geprojecteerd op elk gezicht om mij heen. Op de man die in zijn eentje de krant las, de vrouw in de rolstoel, haar echtgenoot nippend aan de cider, het paartje dat blij bladerde door een fotoboek. Even verbeeldde ik me dat iedereen zonder zorgen was. Dat was natuurlijk niet zo, want ik wist dat niet ver buiten de stad een familie veel te vroeg afscheid moest nemen van echtgenoot, vader, zoon, broer en vriend. Geluk en verdriet zaten dicht tegen elkaar aan.

Aan het eind van de middag, iets later dan de gastheer had verwacht, arriveerde ik bij het huis aan de Vrolikstraat. Binnen was de schemering vroeg ingevallen vanwege de zwartgemaakte ramen in de serre achterin de lange kamer. Er was bier en wijn. Een jong paar had eten voor de bezoekers gemaakt. In de keuken lagen twee torentjes zelfgebakken Paasbrood. Binnen een uur vulde de kamer zich met genodigden. Nieuwe gezichten mengden zich met vertrouwde gezichten. De gisteren afgestudeerde labelbaas keurde de hoes van de LP die vandaag gepresenteerd werd, op zoek naar het jaar van uitgave. Het muzikale duo liep licht nerveus door het huis, zich ervan verzekerend dat alle gasten het naar hun zin hadden. Een kleuter met een bontgekleurde pleister op de wang wachtte geduldig tussen onze lange benen op wat ging gebeuren. De meeste mensen vonden een plek op de bankjes en stoeltjes in het tweede gedeelte van het vertrek. De serre was vanavond het podium waar de sierlijk in rode jurk geklede zangeres en de in gemakkelijk los zwart pak gestoken gitarist hun liedjes ten gehore brachten. Een huiskamer als ideale popzaal. Vijfentwintig vol aandacht luisterende mensen als het beste publiek. De muziek was heel dichtbij, de intimiteit warmde de naakte liedjes. Als we ons ongemakkelijk voelden, dan grinnikten we gezamenlijk zachtjes. Het musicerende paar zag dat het goed ging, dat de vonk oversloeg. De twee keken elkaar aan en schoten spontaan in de lach. Wij lachten met ze mee.

Ook op deze plek waren behaaglijkheid en gelukzaligheid in mijn gedachten onlosmakelijk verbonden met de droefheid verder weg, aan de rand van de stad. Het leek soms alsof enkele liedjes speciaal voor vandaag geschreven waren. Als bemoediging, als troost. Zoals het oude liedje Dead And Gone, afkomstig van het eerste cassettealbum van het duo uit 1998. De moeder droeg het lied op aan haar zoon. Hij stond naast ons, moe, want onverwacht een beetje ziek geworden vandaag. Desondanks was hij toch gekomen om voor ons de maaltijd te bereiden samen met zijn vriendin. Tijdens het laatste liedje omarmde ze hem en luisterde ze mee. What will you do/When I'm dead and gone, zong moeder, haar ogen gesloten. Will you hold on/When I'm dead and gone/Who will lead you in the morning/Who will need you in the night/Who will tell you all the stories/Tell you what is wrong and what is right/What will you do/When I'm dead and gone/Whatever you do/Keep holding on/Hold on/Hold on/Hold on.

Terugfietsend naar mijn huisje hoorde ik even niets meer. Het was doodstil in elke straat die ik binnenreed. De stad hield zijn hoofd gebogen en een hand voor de ogen. Het was een mooie dag. Het was een verdrietige dag


donderdag 28 maart 2002

Verstrooiing en andere losse flodders

Vandaag geen lappen tekst. Wie leest er nu epistels die doorgaan tot ver onder je computerscherm? Ik wel, maar niet vandaag. Een zekere John Lawton maakt het me gemakkelijk en beperkt zijn filmrecensies tot maximaal twee zinnen in zijn 2 Sentence Movie Review op Happy Robot. Als je na 25 seconden uitgelezen bent staat er elders op de site nog een flauwe, nagesynchroniseerde kibbeldialoog tussen de twee robots uit de eerste aflevering van Star Wars. Deze scène heeft de film nooit gehaald.(via: Goddess Café)

*

The Mars Volta en Les Savy Fav zijn nog lang niet klaar met het veroveren van Europa getuige een enthousiaste Schot op de weblog van Diskant (zie de posting van 27 maart).

*

De Amerikaanse band Cerberus Shoal schijnt ooit in Nederland gespeeld te hebben. Is totaal langs me heen gegaan. Afgelopen vrijdag kon ik mijn jaloezie nauwelijks bedwingen toen Razorblade Jr. voor aanvang van Trumans Water in de OCCII verhaalde over een waanzinnig optreden dat hij van de onberekenbare groep had gezien in Zagreb. Hij wel en ik niet. Lucky bastard. Nadat hij eindelijk klaar was met zijn SMS-berichtjes omschreef hij de bandleden als hippies die zich hadden verstopt in hun eigen belevingswereld en zich niets aantrokken van de verwachtingen van het publiek. Hun albums zijn onvoorspelbaar. Het maakt de band zeer intrigerend. Wanneer we post-rock vertalen als voorbij de rock dan passeert Cerberus Shoal de clichés van het genre beurtelings links en rechts. Ze doen dat gelukkig niet door verwante groepen na te apen en tot in den treuren Slint en Steve Reich op te poetsen en af te stoffen, maar door in telkens wisselende bezettingen de ene keer emoties te verwerken in traag repeterende lijnen, vergezeld door voorzichtige blazers, gedragen door een onveranderd, vibrerend Hammond-akkoord (zoals in het wonderschone Make Winter A Driving Song op het tweede album And Farewell To Hightide uit 1999) en de andere keer te openen met woedende brokken psychedelische freejazz (als een vals alarm op de eerste schijf van de nieuwe en verder vrij rustige dubbel-cd Mr. Boy Dog). De platen stromen over van de ideeën. Uncontrollably, ideas are falling from every orifice, schrijft de band op de website, making it almost impossible to order or organize thought. Therefore we have resolved to the pouring out of towers of cascading fact and fiction to be read from all directions. Op de tweede schijf van Mr. Boy Dog (uitgebracht door Temporary Residence /distributie via Konkurrent) hoor je de muzikanten zoeken in hun poging tot Slavisch aandoend volksliedje dat wordt schuingetrokken door een countrybanjo. Het experiment staat de emoties niet in de weg. De muziek van het nieuwe album van Cerberus Shoal klinkt vrijer dan op eerdere platen en is in ieder geval veel vitaler dan de (af)stompende beukbeats waarmee de buurman eerder op de avond dwars door de dunne muren van mijn huisje heen probeerde te boren.


dinsdag 26 maart 2002

In The Bedroom (Todd Field, 2001)

In de slaapkamer is het stil. De broek vol stoplappen ligt achteloos aan de voet van het bed te rusten. Het lijkt alsof het kledingstuk elk moment opgepakt kan worden en straks van de trap af zal rennen. Bouwtekeningen hangen scheef aan de muren. Ze zullen nooit meer worden dan ideeën en schetsen voor een onbestaanbare toekomst. Vader Matt Fowler (Tom Wilkinson) loopt zwijgend tussen de spullen van zijn overleden zoon. Hij is het gezelschap beneden in het huis even ontvlucht. Ze praten daar zachtjes met elkaar in de huiskamer bij koffie en cake terwijl kinderen lachen in het belendende vertrek, zich niet bewust van de ernst van de dag. Hun pret dringt door tot de slaapkamer. Vader hoort het niet. Zijn gedachten laten het geluid niet door. Hij streelt de potloden en gummetjes, attributen veranderd in herinneringen, en legt zijn hand op het kussen, tevergeefs op zoek naar de warmte van het hoofd dat er ooit gelegen heeft. Tenslotte zijgt hij neer op de stoel voor het bureau. Hij wrijft over het werkblad en verstopt zijn gezicht in zijn gevouwen armen.

Fade out.

Het zwart na de fade out is de grootste stilte van allemaal. We zien en horen niets meer. Niemand in de bioscoopzaal durft te praten. In de tussenliggende scènes proberen de Fowlers hun leven op te pikken. Als de stilte tussen vader en moeder (Sissy Spacek) uiteindelijk wordt verbroken en het oude zeer lijkt uitgesproken, vult de lucht in het kustplaatsje te Maine zich met gezang van alledaagse, Amerikaanse schoolmeisjes, vol onschuld hun aandoenlijke versie uitvoerend van een Bulgaars volksliedje. In hun klederdracht en met kaarsen vast omklemd tussen de vingers dalen ze als elfjes naar een podium voor een uitvoering vlakbij de haven. Het had een mooie slotscène kunnen zijn. Helaas. We hebben nog een klein kwartier te gaan waarin de tot dan toe zorgvuldig opgebouwde vertelling de nek wordt omgedraaid. Gevoel voor detail maakt plaats voor botte handelingen. Een drama wordt een ordinaire thriller. De motivatie van pa Fowler is begrijpelijk, maar ik kan niet meer met hem meevoelen. Een in eerste instantie geslaagde film laat me plotseling totaal in steek. Wanneer de eindtitels langs glijden, zit ik als laatste overgebleven bezoeker met lege handen in de zaal.


week 12

zondag 24 maart 2002

Fit & working again: PWOG weer onder ons

Voordat de tijdelijke afbraak zich inzette tegen het begin van de avond stond ik gisteren achter de draaitafels bij mijn favoriete vinylboer te swingen op een 12" van Dogon. Zoals vaker het geval weet ik van tevoren nooit wat voor platen ik in mijn handen geduwd krijg en zeggen 9 van de 10 bandnamen me helemaal niets. Dat gold ook voor Dogon en deel 2 van zijn gelimiteerd uitgebrachte 12". Al wiegend op de aanstekelijke electrodub in het nummer Narrow Escape, Surfing The Outer Limits Of A Black Hole checkte ik de titels: Milky Way Fast Lane en Deze Machine Is Kapot. Dat deed een Nederlandse connectie vermoeden. Vandaag, uitgerust en helemaal klaar voor een zonnige zondag, tikte ik het webadres in van I-S-I-S (Intergalactic Special Information Service) en jawel, Dogon is ontzettend Nederlands en dat is nog niet alles. De site meldt dat I-S-I-S het geesteskind is van Psychick Warriors Ov Gaia (kortweg PWOG), de spirituele, op onopvallende wijze invloedrijke en internationaal gewaarde progressieve danceformatie uit Tilburg. Sinds november vorig jaar zijn ze weer actief en als alle releases net zo prikkelend zijn als de deze maand verschenen 12" van Dogon hebben we er weer een leuk label bij.


zaterdag 23 maart 2002

The Trumans Water Show

Trumans Water speelde gisteren voor de derde keer in hun carrière in Amsterdam. De eerste keer was in de Arena Sleepin' en de tweede keer een op het laatste moment geboekt optreden in de Winston. Dat optreden werd zo laat bevestigd dat er geen publiciteit meer mogelijk was. Gelukkig beschikte de toenmalige programmeur over een goed netwerk en zat het zaaltje helemaal vol. Het trio is echter zo obscuur bezig (vrijwel elke plaat verschijnt op een ander label) dat ze bij velen uit het oog zijn verloren. Het was daarom niet al te druk bij het optreden dat Trumans Water gisteren gaf in de OCCII. De twee broertje en hun drummer speelden zonder Glen Galloway. Dit vierde bandlid uit de eerste bezetting doet in Amerika nog wel eens mee op het podium, maar concentreert zich liever op zijn eigen band Soul-Junk. De bandleden wonen nogal een eind van elkaar vandaan. Gitarist/vocalist Kirk B. en drummer Kevin wonen gewoon thuis in Portland terwijl gitarist/vocalist Kevin B. sinds kort in Frankrijk bivakkeert. Voor een impressie van hun optreden kun je terecht in de rubriek Live. Ondertussen doe ik deze zaterdagavond rustig aan. Ik kan even geen liveband meer zien, hoe graag ik ook zou willen. Even opladen voor de komende week, anders trek ik het niet meer.


woensdag 20 maart 2002

Utrecht, dinsdagavond 19 maart, zo rond een uur of negen

Wat doet gitaarminnend Utrecht op een doordeweekse avond? Voor de buis hangen waarschijnlijk, want ik zie nauwelijks lokale muzikanten in de matig gevulde zaal van Ekko. Gelukkig zijn er genoeg diehard concertbezoekers zodat directe wanhoop niet noodzakelijk is. Ze zien twee gebroken snaren aan een gitaar bungelen. Gitarist/zanger Cees heeft er in de vorige nummers ook al twee stukgeslagen op een andere gitaar. Er moet een nieuw akkoord worden ingezet. Heftig zwetend onder warme lampen overziet Cees de schade. Hij schudt zijn hoofd, ademt diep in en haalt luid knerpend klanken uit de overgebleven snaren. Steve Albini zou er heel erg opgewonden van zijn geraakt. Achteraf hoor ik dat een nieuw en veel te hard plectrum de boosdoener is. En ik maar denken dat de schade veroorzaakt wordt door verzengende passie. Zoppo is vanavond voornamelijk ingehouden. Geluidsman Colin heeft tijdens de rustige momenten (Zoppo Is Finished, The Sky Is Full Of It) ruimte voor voorzichtige effecten over snaredrum en zang. De weerspannige snaren geven de heftig dissonantie in nummers als Chick With The Leak en Enemy Structures extra spanning. Muzikant en instrument voeren een gevecht. Een mooi schouwspel.

Op deze plek had ik me sterk willen maken voor een poptraditie die in de jaren tachtig vrijwel geheel aan ons koude landje voorbij is gegaan. Dat allemaal ter verdediging van Melys. Maar ik heb geen zin in verdedigen en laat het noemen van bronnen als Sarah Records, Talulah Gosh en aanverwanten achterwege. Ik had het willen hebben over bescheiden indiepop waarbij verlegen vrouwenstemmen zingen over grote gevoelens. Daar wilden we in Nederland indertijd niets van weten. Nog steeds niet. Als Eddie Vedder je held is (of is geweest) ren je waarschijnlijk gillend weg wanneer muziek wordt opgezet van bovengenoemde voorbeelden. Geen wonder dat je er niet bij bent als Melys het podium van de Ekko betreedt. De band uit Wales is ontzettend pop en meer dan dat. In hun teksten huist onzekerheid en gevaar. Lieflijke melodieën gaan vergezeld van verhalen over paranoia, leugens en pornografie (ik noem slechts enkele willekeurige voorbeelden). De synthipop wordt scherp en hard gehouden door gitaren en housebeats. De pop van Melys is verre van oppervlakkig.

Het opgestoken haar doet de heupwiegende zangeres Andrea nog meer ogen als Clare Grogan van Altered Images. Ze werd naar aanleiding van het optreden tijdens London Calling vergeleken met Blondie en Garbage. Je weet nu waar je het moet zoeken: popgevoelige new wave met een flinke injectie moderne elektronica. Twee toetsenborden doen zelfstandig hun werk achter gitarist Paul. Zijn broer Gary drumt de hele set met koptelefoon op het hoofd. De band speelt vroeg in de set Chinese Whispers. Het favoriete liedje in 2001 van John Peel-luisteraars is zacht van buiten en heftig van binnen. Het merendeel van de nummers die volgen (waaronder Porn Myself, het tot Baby Burn omgedoopte Baby Tornado, Un Darllenwr Lwcus en Disco Pig) houden de vaart er in. De persoonlijke teksten van Andrea worden door Paul en brede bassist Rich van commentaren en koortjes voorzien. Soms worden we opgeschrikt door een schreeuw (Paul dreigend in Porn Myself en Rich op onverwachte momenten). In twee nummers pakt Andrea een drumstok en slaat ze ongenadig op het verkeersbord Llif Flood. Hier worden klappen uitgedeeld. Blijf op je hoede. In de volgepakte bovenzaal van Paradiso zorgde Melys' muzikale uitbarsting voor een springende menigte vooraan. Ekko mist vanavond sfeer om in een gelijksoortige stemming te raken. Het vonkt daarom niet tussen band en publiek. Het wreekt misschien dat een flinke portie van de set uit een doosje komt en de drummer vast zit aan voorgeprogrammeerde songstructuren. Een toegift zit er niet in en veel te snel staan we alweer buiten. Als muziekminnend Utrecht massaler was gekomen hadden we het Paradisofeestje kunnen voortzetten.

Kansen op een feestje heb je de komende dagen wanneer Melys speelt op de volgende plaatsen: Tilburg, Cul-de-sac (21/3), Gouda, So What (22/3) en Den Bosch, W2 (23/3).


dinsdag 19 maart 2002

Rouwen in Taipei

Een bezoek aan een film van Tsai Ming-liang voelt net als bij de Japanner Ozu als een thuiskomst. Beide regisseurs gebruiken het liefst dezelfde acteurs die ook in elke film een zelfde soort familierelatie hebben met elkaar. Het maakt blij de vertrouwde gezichten weer te zien en hun nieuwe belevenissen te ondergaan. De samenstelling van de familie in What Time Is It There? is exact hetzelfde als in het meesterlijke The River (1997). De thematiek van Tsai Ming-liang blijft ook ongewijzigd. Net als in zijn eerdere films toont hij de eenzaamheid van mensen in de grote stad, niet in staat gevoelens te delen vanwege hun ongeneselijke gebrek aan onderlinge communicatie. Het maakt niet uit of we in Taiwan zitten of in Parijs waar we een Taiwanees meisje volgen die zich geen moment thuis voelt in verlaten hotels, kale metrostations, stille begraafplaatsen en afgeladen restaurants. Vlak voor haar vertrek uit Taipei koopt ze een horloge bij een standje aan de straatkant. Ze wil het liefst het horloge dat de jonge verkoper zelf draagt aangezien ze die het mooist vindt. De jongen aarzelt, want zijn vader is onlangs overleden en hij is bang dat het horloge haar ongeluk brengt. Uiteindelijk stemt hij in. Het meisje betaalt hem en geeft hem bovendien een taartje cadeau. Na haar vertrek is de jongen geobsedeerd door het idee dat hij niet alleen in ruimte maar ook in tijd ver van haar verwijderd is. De obsessie zorgt voor een ritueel: het verzetten van elke klok die hij tegenkomt naar het tijdstip op dat moment in Parijs. Zijn moeder heeft haar eigen ritueel om het verlies van haar man te verwerken. Ze houdt zich vast aan haar religie en daaraan gekoppelde bijgeloven. De geest van de overledene kan binnen 49 dagen terugkomen in een andere gedaante, misschien wel in die van de kakkerlak in de keuken. Als ook de klok in de huiskamer zeven uur teruggezet is, denkt ze dat dit het werk is van de geest van haar man. Geschrokken past ze al haar rituelen aan en serveert ze middenin de nacht de avondmaaltijd. Haar zoon zegt niets. Hij vertelt haar ook niet dat hij sinds de dood van zijn vader bang is in het donker en niet eens meer naar het toilet durft. Na de plas in plastic zakje of lege plastic fles duikt hij snel in bed en verstopt hij zich onder de dekens en kijkt hij soms naar een video van Les Quatre Cents Coups (1959), niet omdat hij een fan is van Truffaut, maar omdat de film zich afspeelt in Parijs.

De obsessies en rituelen zitten de gevoelens danig in de weg. De zoektocht naar geborgenheid en liefde lijkt op niets uit te lopen. De regisseur kent geen genade en toont zijn hoofdpersonen in hun meest intieme momenten. Het statische kader houdt ze gevangen als vissen in een aquarium. We kunnen elke beweging volgen en krijgen daar alle tijd voor, want de regisseur houdt er van de gebeurtenissen waar nodig op te rekken. Het levert beelden op die mooi zijn door de eenvoud. Een sigaret wordt zwijgzaam opgerookt, een traan daalt langzaam vanuit een ooghoek over een wang richting oor. Voor een van de bezoekers in Rialto ging het gisteravond allemaal iets te langzaam. Hij (of zij, dat weet je nooit in het donker) deed de rest van de matig gevulde zaal gniffelen met een piepend gesnurk. Ik was klaarwakker, al had ik wel soms de neiging de blik af te wenden wanneer de privacy van de hoofdpersonen al te erg werd geschonden door de voyeuristische camera. Het werd echter niet zo erg als in de slotscène van The River. Daarin treffen vader en zoon elkaar in een van de meest genante momenten in de filmgeschiedenis. In What Time Is It There? is vader voornamelijk aanwezig als de wezenloze blik op een zwart-wit foto boven een klein altaar. Met een beetje fantasie zien we hem zachtjes het hoofd schudden en misschien trekt er wel een kleine glimlach om zijn mondhoeken bij het aanschouwen van zijn stuntelende familie. Ondanks het leed dat de regisseur over ons uitstort valt er gelukkig genoeg te lachen, zij het niet hardop.

What Time Is It Here?

Er gebeurt eigenlijk helemaal niets op mp108, het nieuwe album van SND op het Duitse label Mille Plateaux. De plaat klinkt als het binnenste van een uurwerk. De veertien composities hebben allemaal een nummer als titel dat overeenkomt met de tracknummering. De hoes vertelt ons niets over eventuele muzikanten, de abstracte vormen zijn kleurrijk en hoekig. Pas als je daar de getallen 1 tot en met 4 aan elkaar plakt krijg je de woorden tender love en laat dat nu alles behalve het gevoel zijn dat deze muziek bij me oproept. SND is koud en liefdeloos. Geen muziek om dicht tegen aan te kruipen. SND tikt en ratelt als een zielloze machine. In track 12 slaat de klok ver voorbij de twaalf. Er is geen tijd. SND gaat voorbij de tijd. Muziek als leegte. Een gapend gat. Het grote niets.


maandag 18 maart 2002

Trail

Welke versie van Source Tags & Codes heb jij? De Amerikaanse (13 tracks) of de Canadese (slechts 11 tracks)? (bron: GET Records Amsterdam)


week 11

zondag 17 maart 2002

Eindelijk, na lange werkdagen en goed gevulde avonden heb ik tijd om verslag te doen van optredens in de hoofdstad. Het evenement waar velen van jullie naar uitkeken was natuurlijk London Calling in Paradiso. Er gebeurde echter meer in het afgelopen weekend. Voor een impressie kun je terecht in de rubriek Live.


woensdag 13 maart 2002

Leesvoer

Sincere Brutality is een van de vele Amerikaanse underground e-zines vol recensies van platen die je helaas niet zomaar in de schappen van je favoriete platenverkoper zult vinden. Tussen de besprekingen staan releases van onder andere The Capitol City Dusters en Bz Bz Ueu, maar ook van relatief bekendere groepen als Trail Of Death, Pretty Girls Make Graves en Xiu Xiu. Nog interessanter is de uitgebreide MP3-afdeling waar je nummers kunt checken van bijvoorbeeld 90 Day Men, The Dismemberment Plan, Kaito en Sweep The Leg Johnny. Laat de weblog maar achterwege want als je die leest wordt je geheid jaloers op de stapels leuke plaatjes die de redacteur de hele week op zijn deurmat treft.

Luistervoer

Tijdens mijn speurwerk naar informatie omtrent de groep Minmae stuitte ik op een site waarop hun hele album The Best Of Minmae in MP3-formaat is te vinden. Zomaar een hele cd gratis te downloaden. Wie kan dat weerstaan? Ik in ieder geval niet. Zoals Brt zo mooi kan zeggen: verplicht neerhalen die hap. In de rubriek Platen vind je een bespreking van een recente 7" van Minmae. Update: Dankzij webmaster Jan van Living Room Records kwam ik er achter dat bij het Belgische label Morc Records een paar weken geleden van Minmae een rerelease op cassette is uitgekomen van hun cdr-album Since Before Inertia. Later deze maand verschijnt op hetzelfde label een split 7" met bijdragen van Bingo Trappers, Mongrell, Pernath en Wio.

Verwacht

De nieuwe Excelsior-release verschijnt op 1 april. Hij heet Spinvis en is van Spinvis. Een soort lo-fi Frank Boeijen met heel veel toetsen. Dit moet wel een grap zijn. Of toch niet? Ik ben er na de eerste draaibeurt nog niet helemaal uit en moet eerlijk toegeven dat ik op sommige momenten mijn gegniffel nauwelijks in kon houden. Heel dapper van Excelsior om deze plaat uit te brengen. Misschien dat ik er na enkele tientallen draaibeurten achter ga komen wat het belang van deze plaat is. Download het liedje Lalala (via Lanoya) om een idee te krijgen (al staat dit nummer niet op de komende cd!). Binnenkort ook een videoclip op Pixelthis.


dinsdag 12 maart 2002

Memo van onze sponsor

Vrijdag 15 maart wordt in Pictura aan de Voorstraat 190 te Dordrecht het nieuwste nummer van muziekblad Fake feestelijk ten doop gehouden. De doop vond eigenlijk al vorige week plaats tijdens de opening van het Toon Festival, maar toen was er in Studio Grasland niet genoeg sfeer om te dansen op de fijne plaatjes die hoofdredacteur Wim van den Herik had meegenomen naar Haarlem. In thuishaven Dordrecht zal het vrijdag vanaf 21.00 uur vast een stuk gezelliger worden. Op de voorkant van de elfde editie van Fake prijkt het portret van Melt Banana-zangeres Yasuko. Als je daar lang genoeg met blijde blik naar gestaard hebt, vind je binnenin veel recensies, portretten van onafhankelijke labels en interviews met ondermeer Guapo, Donnacha Costello, V/VM, Moldy Peaches, Alan Licht, Donna Regina en Nederlandse helden als AA Kismet, Dish Hunt, Feverdream en Peter Fengler. Fake heeft vooralsnog geen eigen website. Als je wilt weten waar je dit nummer kunt bemachtigen check dan de links op de site van Livingroom Records. Ditmaal zit er door omstandigheden geen 7" single bij het blad, maar dat wordt hopelijk goedgemaakt bij Fake nummer 12.


maandag 11 maart 2002

Underground = Souterrain

Het Haarlemse Toonfestival werd gisteren aan het eind van de middag afgesloten in de kelderlounge van Willendorf om de hoek bij het Teylers Museum. De ruimte was niet veel groter dan mijn woonkamer. Het was al een volle bak voordat ik het trapje afdaalde en dan was ik nog niet eens de laatste. Ceremoniemeester, festivalorganisator en journalist Peter Bruyn heette iedereen welkom bij de presentatie van een plaat die er nog niet was. Op 19 maart komt het album Running Out Of West uit op het Hoofddorpse label Narrominded. Bruyn was zo vriendelijk het bestaan van de plaat en de releasedatum tussen alle vier optredende acts met nadruk te herhalen, een actie die veel weg had van The Larch van Monty Python. Links achter de bar stonden twee pc's, een synthesizer, een draaitafel, een mengpaneel, een sequencer en nog wat randapparatuur opgesteld. In het kleine hoekje rechts van de bar kon je de drankjes bestellen, als je jezelf tenminste voorzicht door de aanwezigheden had weten te worstelen. De bierbuikige barman stond in zijn witte tenue strategisch dichtbij een kast. Hij hield een arm in de kast en keek ondertussen zorgelijk naar de jongens achter hun moderne speeltjes. Tijdens de tweede set werd pas duidelijk dat hij een extra volumeknop onder zijn hoede had die hij gebruikte als de muziek naar zijn mening te hard door de kleine speakers schalde.

Bloednerveus beet Orphax de spits af met een heel lang nummer waarin nauwelijks wat gebeurde. Naast de paar wollige akkoorden, mechanische krekels en een ritme dat pruttelde als een verkouden koffieapparaat haalde een DJ diverse geluidsplaten onder de naald. Het duurde bijna een kwartier, blaffende honden, huilende baby's, een juichend stadionpubliek en een in het Engels tellende man lang voordat de walvissen eindelijk mee mochten zingen. Een baslijntje of voorzichtige melodie hadden geen kwaad gekund in deze stuurloze poging tot The Orb. The Living Ornaments (het duo Lars en Coen, drijvende krachten achter Narrominded) pakten het voortvarender aan en verrasten ons met scherpe geluiden gewikkeld in wispelturige arrangementen. Geen enkele klank was voorgekauwd en de elektronische percussie bestond uit rudimentaire tikken waarbij het leek of ze toevallig een hecht ritmepatroon vormden. Zoeken naar nieuwe geluiden was veel belangrijker dan zoeken naar een nieuwe melodische inval. Helaas was het veel te gezellig in het souterrain en kwam de muziek soms nauwelijks boven het geklets uit. Ook bij Hydrus bleef bijna niemand stil. Na een valse start beukte er eindelijk een opzwepende beat vanuit de hoeken van het plafond. Heftig voortbewegend achter de mengtafel voegde de blonde Hydrus noise en lange, liggende melodielijnen toe. Het viertal nummers dat hij speelde had de kwaliteit van menige Skam-release. Dwingend en bijtend, aangenaam en dansbaar. Afsluiter Garçon Taupe beloofde ons het betere beukwerk, maar dat viel best tegen. De drum- en synthesizergeluiden kwamen allemaal uit blik en de twee nummers die hij uit de computer haalde waren te geforceerd grappig bedoeld.

Running Out Of West is een bewonderenswaardig en ambitieus project. Als je een idee wilt hebben van het vinylalbum (inclusief gratis cdr) kun je zelf alvast muziek checken op de site. Van elke track kun je een RealAudio-fragment beluisteren. Naast lokale en Nederlandse acts bevat de plaat internationale bijdragen van Duplo Remote, Bedouin Ascent, Pete Namlook en Your Favorite Horse (voorheen beter bekend als Accelera Deck).


week 10

zondag 10 maart 2002

Een monster in de Lichtfabriek

125 kilometer per uur, vertelden ze vanmorgen in het journaal. Zo hard waren enkele windvlagen die over de kale vlakte van het Spaarnwoudse industrieterrein loeiden. Twintig minuten lang waren mijn maatje M. en ik de enige levende wezens op onze wandeltocht naar het afgelegen terrein van de Lichtfabriek in Haarlem. Halverwege daalde een gordijn motregen op ons neer zodat we doorweekt en verkleumd bij de groenverlichte deur van de voormalige fabriekshal aankwamen. Je moet er wat voor over hebben om het Toonfestival mee te maken. Binnen was het niet druk, maar gelukkig wel behaaglijk. We kwamen snel op temperatuur door onze handen aan een kop thee te warmen. DJ Bob startte zijn openingsset waarin hij brommende bassen de fijne ambient liet overstemmen. Nog voordat openingsact Porter Ricks het podium betrad was de hoge ruimte volgespoten met rook die als een mist alles en iedereen aan het oog onttrok. Heel even voelde ik mij Johnny Depp die als Hunter S. Thompson in Fear & Loathing In Las Vegas door de stofwolken de race niet meer kan zien terwijl zijn drankglas vol zand geraakt. Staand aan de lange bar achterin, nippend aan veel te dure biertjes zag ik vrijwel niets van de twee mensen achter de laptops. De Applelogo's wisten wonderwel door de wolken te schijnen en onderdeel te vormen van een zeer overdreven lichtshow. Het Berlijnse duo Thomas Köner en Andy Mellwig waren op zijn best schimmen in de deur van het moederschip in Close Encounters Of The Third Kind; twee anonieme aliens die met ons probeerden te communiceren door middel van een combinatie van muziek en schijnsels. Spots bewogen als zenuwachtige zoeklichten in de mistbank. Extreem felle stroboscopen leken op röntgenstralen die de bottenstructuur van de aanwezigen wilden ontbloten. De murw beukende housebeat sloeg regelmatig dood vanwege de geringe afwisseling. Soms leek het alsof de verschillende drumgeluiden niet synchroon liepen. We wisten niet of dat zo bedoeld was of dat de hal zorgde voor een desoriënterende echo. Net voordat we ons gingen vervelen kraakte de immense speakers zo luid dat het leek alsof er ieder moment een vloedgolf uit zou barsten. Onontcijferbaar industrieel gerommel hield de beats bij elkaar. Slechts een enkeling voelde zich geroepen tot een dansje, de meeste bezoekers lieten de machinegeluiden gelaten over zich heen komen.

In tegenstelling tot de Duitsers had het Britse duo Techno Animal wel een eigen gezicht. Niet alleen muzikaal. Het hielp dat we het podium dichter waren genaderd om Justin Broadrick (de lange man links) en Kevin Martin (de kleine man met baardje en petje) knus naast elkaar aan het werk te zien. Staand achter een mengtafel bewerkten ze de geluidsbronnen die de computer hen aanbood. Drumtracks werden gefilterd en aangevuld met luid piepende elektronische feedback. Techno Animal is een logge machine, een kruipende hiphopbeat. Vanwege de gelijkvormige wijze van bewerking leken sommige nummers wel heel erg op elkaar. Slechts het tempo verschilde in lichte mate. De hi-hats gaven Hypertension een zware swing. Het snelle Demonoid zat vol sirenes en de deed het kale hoofd van Martin onbeheerst heen en weer bewegen. In het eveneens up-tempo Cruise Mode 101 misten we de rap. Broadrick maakte het gemis goed door de synthesizers nog dieper te laten klinken. Ditmaal was het niet het felle licht dat dwars door de huid scheen, maar de trillende bassen. Ze deden onze ingewanden resoneren. Zelfs tijdens de rustige momenten probeerde Techno Animal onze hartslag over te nemen.

De DJ-set van het duo lieten we voor wat het was. Kevin Martin alias The Bug gebruikte een laptop in plaats van draaitafels en haalde er roerige ragga uit. Heel even kreeg de computer de hik waardoor er een dodelijke stilte viel. Voor ons een goed excuus om de laatste trein te halen. Op station Haarlem Spaarnwoude waren we de enige. De wind had vrij spel en onze enige schuilplek was een krappe telefooncel. We stapten in een trein vol afgepeigerd knikkebollende clubgangers, de meeste in stemmig zwart gehuld. Terug in Amsterdam blies de wind ons in de juiste richting.


zaterdag 9 maart 2002

Computer revived the rock star

Laptopmuziek is rock-'n-roll. Je hoeft niet opgescheept te worden met een man die stilletjes staart naar een computerscherm. Dan kijk ik nog liever naar een schoolklas vol ouderwetse schrijfmachines tijdens een typcursus. Het gedraai aan knoppen door Fennesz eerder deze week was net zo opwindend als een man die een boek zit te lezen. Kid606 stond gisteren in het Patronaat te zweten achter zijn twee laptops. Zijn koontjes werden roder en roder op zijn ongeschoren gezicht, alsof een onzichtbare mevrouw van de schminkafdeling hem clownwolkjes opschilderde. Zijn ogen stonden op steeltjes, uitpuilend van inspanning en concentratie. Tussen de laptops had de kid een apparaatje staan dat we niet konden zien. We zagen hem er wel wild op tikken, slaan en draaien. Bij elke beweging hoorden we een nieuw flard geluid, een verdraaide stem, een harde klap, een onbestemde elektronische golf.

De set startte met vervaarlijk geraas. Het was de stilte voor de breakbeatstorm. Een pandemonium van hoog kletterende snares en zware bassen volgde. Het was moeilijk een rechte maat te ontdekken. In het publiek was het slechts de jongen in het Disco Inferno T-shirt die zijn lichaamsbewegingen wist aan te passen aan de fratsen van Miguel Depedro uit Californië. Niet iedereen was gecharmeerd. Drummer J. liep hoofdschuddend voorbij. Dit gaat helemaal nergens over, riep hij boven de orkaan uit. Dit gaat juist overal over, riposteerde ik. In de computers van kid Depedro huisden de geesten en echo's van de popgeschiedenis. De kid wekte ze als een Frankstein tot leven en liet ze kruipen uit de speakers en een weg zoeken naar de gevoeligste plekjes in onze oren en kleine hersentjes. We werden overdonderd door citaten. Hij presteerde het een geheel te vormen van industriële drum'n'bass, A-ha, ragga MC's, gangsta rap, de riff uit Sweet Leaf van Black Sabbath en Oh Yeah van Yello. Get Ur Freak On van Missy Elliott veranderde in een gevaarlijk stampend monster terwijl tegen het slot van het optreden Temptation van New Order werd omgevormd tot lieflijke ambient. Video Killed The Radio Star ontpopte zich van zeikerig hitje tot luid sissende gabber. Popgeschiedenis als een ontploffende bom. In plaats van dekking te zoeken lieten de meeste luisteraars de scherven scherp binnendringen. Kid606 was hilarisch, geestkrachtig, opwindend, wervelend en levenslustig.

Aan Dylan Nathan van Jega de taak daar overheen te gaan. De muzikant uit Manchester liet zich niet verleiden en bouwde zijn optreden rustig op via electro naar brekende beats. Het zag er uit alsof er weinig live werd gespeeld. De muzikant beperkte zich tot draaien aan filters en het in de lucht ritmisch meebewegen van zijn rechterhand zodat we konden zien hoe de nummers zich gingen ontwikkelen. Warm gemaakt door de kid konden we door het Patronaat stuiteren als opgewonden tennisballen. We waren niet langer meer helder maar wel verlicht. Met blije gezichten liepen we tegen enen in straf tempo terug naar het station voor onze laatste trein. Het meisje dat aan de andere kant van het gangpad zat moest stilletjes lachen over onze uitgelatenheid.

Morgen nog meer over het Toonfestival.


vrijdag 8 maart 2002

No twist

Voor de verandering eens geen uitgebreid verslag vanwege de weinige tijd die overblijft vandaag tussen grote en kleine festivals. Het label Labels had gisteren een succesvolle avond. Zoals te verwachten raakte Paradiso op de avond zelf uiteindelijk uitverkocht en puilde de kleine bovenzaal helemaal uit zijn voegen zodat niet iedereen openingsband Coparck zag en hoorde zegevieren. Voor de moeder van de toetsenist was speciaal een stoel apart gehouden. Zo kon ze op haar gemak zoonlief tekeer zien gaan op synthesizer, elektronische piano en sampler. Vroeger wilde Coparck iets te vaak recalcitrant en eigenwijs allerlei nieuwe, schetsmatige nummers op het publiek uittesten. De vier mannen speelden gisteren tot veler plezier de grootste hits van hun album Birds, Happiness & Still Not Worried inclusief de eerste single Into Routine met de computergestuurde videoclip achter hen geprojecteerd op een wit doek. Coparck moest wel extra vlammen aangezien belangrijke meneren en mevrouwen van onder meer buitenlandse festivals de groep kwamen keuren. Odilo en kompanen doorstonden de vuurtest overtuigend.

Na eerdere optredens in Amsterdam (een redelijk gevulde bovenzaal in Paradiso en een matig gevulde Max) stond The Notwist voor het eerst in de hoofdstad voor een volle bak. Veel bands verzuipen in de grote zaal en ook de Duitsers ontkwamen hun lot niet. Het geluid was waterig, met name de verfijnde elektronica kwam nauwelijks boven de drums en gitaren uit. Bassist Micha Acher was constant druk in beweging, zwiepend met zijn korte haren. Uit zijn versterker was niet meer dan een zwaar gedreun te horen. De liedjes van The Notwist moeten het hebben van de details en die werden node gemist. Aan enkele nummers werden extra maten met dancebeats toegevoegd die echter nergens toe leidden. Gelukkig hadden ze tijdens een lange dubimprovisatie meer inspiratie. De vijf bandleden hadden de uitstraling van eeuwige studenten zodat er van enige visueel spektakel geen sprake was. Zanger/gitarist Markus Acher hakte tijdens sommige instrumentale gedeeltes soms met flinke halen op zijn gitaar en klooide wat met draaitafels aan de rand van het podium. Merendeels zong hij zacht zijn persoonlijke teksten verstopt onder een donkere bos krullen. Hij bedankte het publiek schuchter in afwisselend Duits en Engels. Liedjes van de albums Shrink (1998) en Neon Golden (2002) werden afgewisseld en aan de reactie in de voorste rijen was te horen dat oude favorieten als Day 7 en Chemicals met open armen werden ontvangen.

Het was een avond met veel bekende en vertrouwde gezichten vandaar dat ik alleen nog een flink stuk Röyksopp over me heen en langs me heen heb laten komen. Het Noorse duo stond lekker te springen achter een lading synthesizers en drumpads. Tijdens enkele nummers deed een fretloze bassist mee terwijl flink wat mensen liever hadden gezien dat de in de zaal aanwezige Erlend (die met de bril) van Kings Of Convenience een liedje mee kwam zingen. Hij bleef veilig tussen de hossende menigte staan en liet niet van zich horen. Röyksopp is een feestband. Heel plat en zeer effectief. Het merendeel van het publiek had reuze lol en wie ben ik om daar zuur over te doen. Voor nieuwe inzichten in de dance is er deze dagen het Toon Festival, daarvoor was je gisteren in Paradiso op de verkeerde plek.


donderdag 7 maart 2002

Openingstonen

De derde editie van het Haarlemse Toonfestival opende woensdagavond in een uitverkochte Studio Grasland met de verrassing van het eindejaarslijstje in de laatste OOR van 2001: Christian Fennesz. De congregatie connaisseurs en mediamensen verzamelde zich in de voorhal, het merendeel van de aanwezigen was boven de dertig en man. Het jeugdige publiek had geen kaartje weten te bemachtigen voor de kleine studioruimte of gewoonweg geen interesse in de ambientglitch van de Oostenrijker. Nu viel er eerlijk gezegd visueel niet veel opwindends te beleven aan de man die stilstond achter knopjes. Fennesz maakte het clichébeeld van de laptopmuzikant helemaal waar. In stemmig zwart overhemd stond hij achter een tafel heel ernstig te kijken naar een Apple die op een krukje was gezet. Terwijl zijn rechterhand snelle bewegingen met de muis maakte, draaide zijn linkerhand rustig aan enkele knoppen van het mengpaneeltje waarop de laptop was aangesloten. Slechts tweemaal beroerde hij een extra effectpedaal, een keer om te checken of de plug er goed in zat en een tweede keer voor spaarzame vervorming van geluiden die van zichzelf al zwaar vervormd waren. Als je het concert had bezocht om iets bijzonders te zien, kwam je gisteren bedrogen uit. Het enige aardige om naar te kijken waren de kalme bewegingen de langharige vriendin van Fennesz. Ze had plaats genomen achter een vleugel, niet om voor brongeluiden te zorgen, maar om er beurtelings in zichzelf te lachen, de slaap uit jaar ogen te wrijven en vermoeid haar hoofd tegen het instrument te leunen.

Het optreden bevatte niet de bezwerende rust van het album Endless Summer (Mego, 2001). Dat had niet alleen te maken met het volume dat flink hoger lag dan ik thuis kan reproduceren, maar ook met de arrangementen. Na een kort voorafje was het optreden een lange, aaneengeschakelde reeks remixen waarin de muzikant zoekende was naar een juiste balans. Warme tonen en kille ruis bevochten een plekje vooraan in het geluidsspectrum. Fennesz wist de oorsprong van zijn geluiden goed te verdoezelen. Tijdens het gros van de drie kwartier durende set overstemde de bewerking het origineel. Snippers werden lang uitgerekt of herhaald. Zowel het uitgestrekte geluid als de echoënde cadans waren consequent tonaal en hadden door de herhaling een hypnotiserend effect. Op de computer mixte Fennesz de diverse sampleloops tot een collage van in elkaar schuivende harmonieën en onrustige ritmepatronen. Zo nu en dan bleef de pulsatie hangen in een eenvoudige vierkwartsmaat, maar daar maakten de knappende, sputterende en sissende stoorzenders snel een einde aan. De muzikant wilde blijven verrassen. Heel even mochten we horen dat de belangrijkste voedingsbodem van de muziek het vredig tokkelen op een akoestische gitaar is. Het instrument zat gevangen in een doosje. Fennesz sloot af met witte noise, maakte een korte knik met zijn hoofd en verdween direct de controlekamer in. Het was een mooie uitvoering, maar wat mij betreft niet meeslepend, afgeleid als ik werd door de steriele omgeving van de studio en het serieuze, concertante karakter van de bijeenkomst.

Na een kort intermezzo morgen in Paradiso (met ondermeer Coparck en The Notwist) zijn hier later deze week verslagen te lezen van andere optredens tijdens het Toon Festival. Check de komende dagen zeker ook de reportages bij Cut-Up.


dinsdag 5 maart 2002

Filmmoe

De tijden waarin ik minstens drie keer per week een bezoekje bracht aan de bioscoop lijken voorbij. Als er een keer geen leuke band in de hoofdstad speelt, weet ik me tegenwoordig nauwelijks de fiets op te slepen voor een avond zitten in het donker. De strijd die film en muziek uitvechten om mijn interesse te wekken lijkt definitief in het voordeel van de muziek te zijn uitgevallen. Het zal de fysieke ervaring van muziek zijn die film niet kan overtreffen. Het sociale aspect van muziek speelt een grote rol. Het voordeel van muziek is dat je bij concerten publiek nodig hebt om het optreden mede te doen slagen. Bij films kan het heel vervelend zijn als er mensen om je heen zitten. Te vaak leiden kwebbelende bezoekers af van wat er op het scherm gebeurt. Ik heb steeds minder zin me daar aan te moeten ergeren. Een film is machteloos en kan niet reageren op het publiek, een goede band kan dat wel.

Het waren de concerten die zorgden voor euforie in dit jonge jaar. De meeste films lieten me in februari koud. De pubers in Krámpack zijn naar, in Before Night Falls spreken de Cubanen gebroken Engels waardoor ze dom overkomen. Ghost World is lief en grappig, maar niet meer dan dat. The Man Who Wasn't There ziet er prachtig uit in zwart-wit en Billy Bob Thornton is magnifiek als zwijgende Ed, maar het verhaal van de broertjes Coen is door zijn vormoefeningen afstandelijk. Verreweg de meest geslaagde films die ik in februari zag waren Mullholland Dr. en Monsters Inc. Blijkbaar zijn vandaag de dag alleen dromen en pixels in staat me op het puntje van de stoel te houden. Gisteravond had ik het minste filmgeluk tot nu toe en dat terwijl ik zeer uitkeek naar Hundstage van Oostenrijker Ulrich Seidl. De voormalige documentairemaker gaat voortvarend van start in zijn speelfilmdebuut. Hij schildert Oostenrijk als het meest kale en lugubere land denkbaar. Niemand is aardig voor elkaar, nergens sprankelt een beetje gevoel en mededogen. Een meisje heeft een fout vriendje (waar ze toch telkens naar terug gaat), een lerares heeft een foute minnaar (waar ze toch de deur voor blijft open doen), ex-gehuwden haten elkaar na het ongeluk van hun dochtertje en willen elkaar niet meer spreken (maar toch verblijven ze nog steeds in hetzelfde huis) en een zwakbegaafde liftster zeurt iedereen op bijzonder irritante wijze aan de kop (en toch mag ze blijven meerijden). Een weduwnaar overstemt de ruzie van zijn buren door een grasmaaimachine aan te zetten en beneden in zijn huis lijkt hij een volledig ingerichte schuilkelder te hebben. Een verkoper van beveiligingsapparatuur schnabbelt in zijn vrije tijd ten koste van opdrachtgevers en onschuldige verdachten. Ondertussen brandt een hete zomerzon onverbiddelijk op hun witte lichamen.

Na een uur heb ik genoeg ellende gezien, maar de film is nog lang niet ten einde. Op lompe wijze en gefilmd als een documentaire slaat Seidl ons murw met misère en hoe langer je slachtoffer bent van zijn beelden hoe meer je gaat denken dat al die mensen op het witte doek hun verdiende loon krijgen. Hun passiviteit vraagt om een flinke pak rammel, misschien dat ze dan eens wakker worden uit hun sluimertoestand. Landgenoot Michael Haneke zet in zijn meesterwerken ook geen rooskleurige beeld van de wereld neer. Toch weet hij, in tegenstelling tot Seidl, je met een gelouterd gevoel de bioscoop uit te laten komen. Misschien komt het door de esthetische verpakking van Haneke's horror. Zijn beste films kennen een consequent strakke kadrering en een economische manier van vertellen. De slechtheid van de mens is zo mooi vormgegeven dat het verwart en tot denken zet. Daarnaast maakt Haneke trefzeker gebruik van suggestie. We zien het fatale schot niet in het fascinerende Benny's Video (1992) en gruwelen daarom des meer. We krijgen geen langdurig exposé over de levensomstandigheden en het bizarre gedrag van de personages in 71 Fragmente Einer Chronologie Des Zufalls (1994), maar voelen wel hoe ze gevangen zitten in hun geestdodende leefpatronen. Seidl steekt je het liefst met je neus diep in de rottigheid. Hij is zo expliciet (en dan bedoel ik echt heel erg expliciet) dat je geen zin meer hebt om verder te kijken.

Wat beide Oostenrijkse regisseurs gemeen hebben is hun gebrek aan relativerende humor. Bij Seidl gaat die humorloosheid me, naarmate Hundstage blijft voortduren, zeer tegenstaan. Zo sloot hij mijn maandag op uitermate deprimerende wijze af. Laat het een waarschuwing zijn voor als je een filmavondje gaat plannen. Gelukkig vond ik bij thuiskomst in de videorecorder de VPRO-documentaire over The Ex in Ethiopië en kwam het weer helemaal goed.


maandag 4 maart 2002

Stoffer en blik: Les Savy Fav veegt de Melkweg schoon

Nederlandse bands zouden een voorbeeld moeten nemen aan Les Savy Fav. Laat ik de muziek heel even buiten beschouwing houden. Ik wil het ook nog niet hebben over het optreden. Nee, ik beperk me tot een kwartier voordat de security vriendelijk doch dringend verzocht of we richting garderobe wilden gaan. Op dat korte moment zag ik zanger Tim Harrington met een bezem en een blik naar het podium lopen om daar te glasscherven op te vegen die hij zelf, tijdens het optreden eerder die avond, had achtergelaten. Dat zie ik een Nederlandse zanger nog niet zo snel doen. Diezelfde Nederlandse zangers zie ik overigens ook niet zo snel middenin het optreden al zingend sjouwen met een monitor. Tot groot ongenoegen van de geluidsman achter het podium die met zorgelijke blik op het punt stond in te grijpen. Harrington was weer lekker bezig ondanks het feit dat de oude zaal van de Melkweg hem niet echt veel mogelijkheden gaf voor zijn bokkensprongen. Er viel vanuit de achterste rijen niet veel te zien als hij van het podium afstapte en verdween in de menigte. Wat we wel konden zien waren zijn evenwichtsoefeningen op monitorbox en bierglazen en vooral zijn apenstreken op het balkon. Het lukte hem daarop te klimmen en er als een chimpansee aan te hangen. Voor Harrington is een rockconcert een apenkooi. Je moet niets in zijn buurt laten slingeren want hij gaat ermee aan de haal. De persoon met de videocamera kan het beamen, net als de mensen in de voorste rijen. Of hij pikt je volle bierglas en drinkt het leeg of hij dringt erop aan mee te zingen of hij vraagt je te fungeren als levende microfoonstandaard. Het is slechts een kleine greep uit zijn oeuvre.

In tegenstelling tot het vorige Amsterdamse optreden in de bovenzaal van Paradiso luisterde ik gisteravond eens goed naar de muziek die achter de bebaarde clown werd gespeeld. Het klonk goed. Een hectische combinatie van hardcore en new wave en af en toe een discoritme. Het kon de gitarist, bassist en drummer niets schelen wat hun voorman uitspookte. Zij wisten hun set in rechte banen te houden. Een bewonderenswaardige prestatie. De Nederlandse muzikanten in de zaal hadden het nakijken. Hoe kunnen we deze gekte ooit in ons eigen repertoire importeren? zag je ze denken. En dan was Les Savy Fav niet eens de enige band van de avond die indruk maakte. Ik heb het niet over The Apes. Zij openden en je mag meteen vergeten dat ze bestaan. Ze serveerden een fanatiek uitgevoerde maar verder hopeloze mix van Black Sabbath en Iggy Pop. De Amerikanen maken keyboardpunk met veel toetsen. Zoveel toetsen dat je de rest van de band nauwelijks meer kunt horen. De zanger rende dronken in ontbloot bovenblijf over de vloer voor het podium, als een waakhond aan de lijn gehouden door het beperkte bereik van zijn microfoonsnoer. Dan liever The Mars Volta met twee heren van At The Drive-In. Hun korte optreden verbond de explosieve, hyperventilerende Fugazi met fusion en dubreggae. De gitarist smeet de gitaar enkele malen achter zijn rug en liet het aldaar bungelende instrument resoneren terwijl hij wild wiegde met zijn heupen en in zijn handen klapte. De zanger slingerde zijn microfoon tot tweemaal toe gevaarlijk om zijn nek alsof hij zich voor onze ogen wilde laten stikken. De drummer en bassiste zetten een hechte basis neer die verder werd ingevuld door de ritmisch op zijn stoel bewegende zwarte toetsenist en de speciale effecten van een jongen naast de geluidsman achter in de zaal. De vaart ging eruit toen het pedaal van de basdrum het begaf, maar dat was slechts een schijnbeweging. Een ingecalculeerd moment, loog de gitarist. Het frisse gezicht van de Amerikaanse hardcore overwon gisteren in de Melkweg. Alweer een bijzondere live-avond in Nederland en het is nog maar maart. Waar moet dat heen?

Het eerstvolgende Nederlandse optreden van de tournee is vanavond in Vera. Het laatste Nederlandse optreden is op 28 maart in 013.


week 9

zaterdag 2 maart 2002

This Band Could Be Your Life

Een van de beste en meest inspirerende hedendaagse bands komt gewoon uit Nederland. Er wordt niet alleen aanstaande maandag een documentaire over deze band uitgezonden bij de VPRO, er is ook onlangs een documentaire over de groep uitgebracht op video. Je kunt er meer over lezen op de site van de Subjectivisten.


vrijdag 1 maart 2002

New York City Props: The Strokes (main course)

Na afloop van het optreden hoorde ik zoveel meningen om me heen over de prestaties van The Strokes dat ik eigenlijk niet meer in staat ben een eigen mening te vormen. De een zei teleurgesteld te zijn over het feit dat de New Yorkers niet de redding waren van de rock-'n-roll, de ander stak in het voorbijgaan richting uitgang zijn duim omhoog en was lyrisch zonder woorden. Zijn glimmende ogen en brede glimlach vertelden genoeg. Ik kon me beide reacties goed voorstellen. The Strokes maakten geen verpletterende indruk en toch was het een sterk optreden.

Er waren twee opvallende verschillen met het optreden tijdens Metropolis juli vorig jaar. In Rotterdam speelden ze de nummers van Is This It in de volgorde van het album. In Paradiso zette de band de cd-speler op shuffle mode en voegden de muzikanten drie recente nummers toe, waarvan alleen het derde nummer (B-kantje When It Started) neigde naar veelbelovend (vooral de manier waarop bassist Nikolai Fraiture de zanglijnen van Julian Casablancas ondersteunde was mooi). Het andere grote verschil was de houding van de band en dan met name de poses van Casablancas. Tijdens Metropolis verroerde hij bijna geen vin en stond hij cooler than cool en met een I-don't-give-a-flying-fuck-blik in de ogen achter zijn microfoonstandaard. Daar was gisteren geen sprake van. De zanger was zo dronken dat hij af en toe op adem moest komen bij de drumkit en zich zelfs even in evenwicht moest houden door op een versterker te leunen. Het hielp niet dat hij ook ergens middenin het optreden enkele flinke halen nam van een joint die hem was aangereikt vanuit het publiek. Naarmate het optreden vorderde werd hij steeds meer opgefokt met als hoogtepunt (of dieptepunt, zo u wilt) een Jack Nicholson imitatie waarbij hij als een doorgedraaide Jack Torrance het podium probeerde splijten door er enkele malen met de microfoonstandaard op te rammen. Toen dat niet lukte liet hij zich op de voorste rijen zakken voor een minder dan halfgeslaagde crowdsurf om vervolgens uit het oog te verdwijnen in de massa. Wonderwel zong hij zonder oponthoud door.

Ik had verwacht en gehoopt dat The Strokes dezelfde indruk zou maken als Nirvana in Paradiso. Dat spektakel was indertijd aan me voorbijgegaan, maar de VPRO-beelden toonden een kolkende zaal en dat was een indrukwekkend schouwspel, zelfs op een klein tv-scherm. Zoiets explosiefs wilde ik ook wel eens meemaken en ik bereidde me voor op een klein uur meebewegen in alle richtingen die de mensen om me heen zouden gaan dicteren. De extase bleef uiteindelijk beperkt tot het front. Had ik nu maar niet gelezen hoe het optreden was verlopen in Brussel. Het leek alsof ik naar een film stond te kijken waarvan ik het volledige plot kende. Verrassingen waren uitgesloten en dat is precies waar de schoen wringt. De beste concerten verrassen, zetten je op het verkeerde been, bevatten ruimte voor improvisatie, en geven je het gevoel dat je naar iets unieks staat te kijken. Als de dronkenschap en het daar uit voortvloeiende gedrag van Casablancas gisteren het enige unieke aan The Strokes was, dan is dat eerlijk gezegd vrij armoedig. De kracht van The Strokes zit niet in de live-performance, maar in het compacte, catchy en kristalheldere liedje. Zoals Sietse Meijer gisteren al schreef in zijn artikel voor het Parool is The Strokes gewoon een goede band die in staat is sterke gitaarliedjes te schrijven waarin vooral een oudere generatie popjournalisten de redding ziet van de popmuziek. Van die liedjes die je na een keer luisteren al mee kunt neuriën, slim gearrangeerd zonder overbodige noten, vol herkenbare citaten uit lang vervlogen tijden. Wat dat betreft stellen de vijf Amerikanen ons niet teleur. Voorlopig.

Even bijkomen van The Strokes (hors d'oeuvre)

Later vandaag krijgen jullie, zoals aangekondigd, een verslag van het optreden van The Strokes. Ik was gisteren op tijd naar Paradiso gereden om te voorkomen buiten in een lange rij te staan. Dat lukte. Nu stond ik binnen in een lange rij omdat de deuren naar de grote zaal lange tijd gesloten bleven. Nippend van mijn koffie had ik alle tijd geduldig de mensenmenigte te aanschouwen. Net als bij eerdere optredens in Europa van The Strokes was in Paradiso bijna niemand in het publiek jonger dan twintig. De Amerikaanse band spreekt de kids niet aan, dat mag duidelijk zijn. Nadat eindelijk de deuren opengemaakt werden door nerveuze brede mannen met zendertjes in hun oren, vulde de uitverkochte zaal zich in rap tempo. Tijdens het rommelige voorprogramma Stereo Total riepen de gitaarpuristen in de zaal regelmatig boe tussen de nummers door. Brezel Göring sprong hyper achter zijn toetsen en Françoise Cactus kondigde de nummers op gespeeld verveelde toon aan in gebroken Engels. Bij de cover van Salt N Peppa voelde je een golf van herkenning door de zaal gaan. Daar bleef het bij. Na tien minuten was de cheesy electropop van het duo niet grappig meer. Het valt ook niet mee te spelen voor twaalfhonderd mensen die staan te popelen om de hoofdact te zien en totaal niet geïnteresseerd zijn in het voorgerecht.

Eerlijk gezegd had ik meer mensen na afloop van The Strokes in de bovenzaal verwacht. Het naprogramma The Plan is blijkbaar nog niet populair genoeg. De Zweden joegen hun set er in sneltreinvaart doorheen, weinig ruimte vrij houdend voor nuances en adempauzes. Het maakte het optreden gespierder dan in Groningen tijdens Eurosonic. Lullige melodietjes veranderden in krachtige meezingers. Zelfs het boertige The Wind Starts Blowing nodigde uit tot inhaken al werd een banjo node gemist. Ik had al de hele dag met het thema van de single Mon Amour in mijn hoofd gezeten en was blij dat de band me er binnen enkele minuten van af hielp. Zanger Theodor Jensen maakte af en toe halfslachtige acrobatische bewegingen met zijn gitaar zonder dat het instrument uit zijn handen gleed. De trompettist was minder bedreven in het jongleren met zijn tamboerijn. Hij gooide het ding in de lucht, maar wist 'm niet altijd op te vangen. Vermoeid en bezweet zette hij zich tenslotte op de kruk van de toetsenist. De toegift was, net als in Groningen, het rustige My Thing, ditmaal op elektronisch versterkte gitaar in plaats van stemmig akoestisch.

Het werd later dan gepland, niet zozeer vanwege de discojongens van The Flying Dewaele Brothers, maar omdat Paradiso vol stond met bekende gezichten. Met sommigen van hen maakte ik voor het eerst kennis wat leidde tot veel bier en prettige gesprekken.


De weblogs van januari en februari 2002 zijn te vinden in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]