Het is weer raak met ome Sjaak
Een film script voor Tuschinski N.V.

Publicatie 31 januari 2000
Ronald Langereis - 1978 © 2009 - Amsterdam


Voorzienigheid

Sjaak staat op de stoep van bureau Leidseplein. Welke kant zal hij opgaan? Links? Naar het Vondelpark, of naar huis? Ach ... Rechts? Nee, in de stad heeft hij niks te zoeken.
Er komen twee agenten het wachtlokaal uit, die hun ronde gaan maken. Hij wil niet lastig zijn. Hij heeft al last genoeg. Hij gaat de stoep af en maakt plaats. Zij gaan rechtsaf, de Leidsestraat in, dus gaat hij naar links. Hij sjokt het Plein over, vreemd, zo zonder Rexie. Hij kijkt naar de overkant. Gisteren stond hij daar nog met 'm, aan de overkant, voor de Schouwburg, toen die Engelsman - ach nee! Het wás niet eens een Engelsman - hem de weg vroeg. Het lijkt een eeuwigheid geleden. Hij slikt eens.
Hij loopt weer verder. Langs het gebouw van Hirsch, de brug over. Welke kant nu? Niet naar rechts. Daar kan hij niet oversteken. Naar links? Nee, hij heeft geen zin om tegen de muur van het Huis van Bewaring op te kijken. Die kent ie van binnen en van buiten. Dan maar rechtdoor.
Bij de zebra's steekt hij de Stadhouderskade over. Wat nu? Ach, loop maar door! Wat geeft 't ook nog allemaal. Wat maakt 't uit waar je loopt? Tesselschadestraat, hij merkt 't nauwelijks. Vondelstraat uit, Constantijn Huygensstraat over - nu uitkijken, want ze rijden je hier zó voor je flikker - nog een stuk Vondelstraat, tot aan de kerk.
Die kerk! Zijn moeder kwam d'r vroeger wel eens. Hij ook! Met zijn zondagse broek aan. Ach! Allemaal verleden tijd. Uit jeugdsentiment liet hij Rexie wel eens tegen het hek aan pissen als ze er langs liepen. Nu loopt er ook een hondje. Arreme Rexie! Hij zal 'm wel niet meer terugkrijgen. Hij heeft 't té bont gemaakt. Vroeger al! Die brigadier heeft nog niet de hélft opgenoemd van al z'n veroordelingen! Hoe kon hij ook zo stom zijn om die envelop .... Kees zei 't nog zó tegen hem!
Kees! Die was ervoor opgedraaid. Die lag nou ergens in de koelcel. Arreme Kees! Die had dat toch helemáál niet verdiend. En allemaal door zíjn stomme schuld, door zíjn eigenwijzigheid! En dat voor die paar róttientjes!
Hij krijgt een brok in z'n keel. Gauw het Vondelpark dan maar in. Hij kan toch niet midden op straat gaan staan janken? Arreme Rexie, arreme Kees! Arreme Sjaak ...

Hij is maar op een bank gaan zitten, aan het paadje langs het grote grasveld, rechts van de ingang. Een eindje verderop hebben ze gisteren Kees gevonden, zei die ene agent. Zal hij daar straks nog even langslopen? Om te kijken? Ach nee, er is toch niets te zien. Anders moet ie misschien weer janken, net als zojuist. Toen hij hier eenmaal was gaan zitten, had hij het niet meer kunnen houden. Hij heeft wel vijf minuten zitten snikken, z'n handen voor zijn gezicht. Toen hij eindelijk opkeek, zag hij datzelfde hondje weer, dat zopas bij die kerk stond.
Wat een grappig beessie is 't trouwens, helemaal wit, met een zwarte vlek om z'n ene oog. Een jonkie nog. Hij loopt met wat te spelen.
'Kom dan, jonge! Kom dan!'
Het hondje komt kwispelend naar Sjaak toe. Hij laat zich aaien en legt dan zijn speeltje voor hem neer. Hij blaft, z'n voorpoten vooruit en z'n staart omhoog.
'Wat is er, jonge? Wat is er? O, je wil spelen, hè, je wil spelen!'
Sjaak pakt het vodje op en houdt het omhoog. 't Is een oude handschoen, maar niet erg bruikbaar meer. Hij gooit hem een eindje weg en het hondje stuift er achteraan. Hij brengt hem terug bij Sjaak en legt hem voor z'n voeten. Dan blaft hij weer. Sjaak gooit nog een paar keer.
'Het lijkt wel of ik je ergens van ken, jonge!' zegt hij na een poosje.
'Heb ik je niet eens meer gezien, ergens?'
Hij aait het diertje over z'n kop. 'Waar is je baassie? Ben je je baassie kwijt?'
Het hondje blaft alleen maar. Hij wilde liever dat die aardige baas nog eens met die handschoen gooide.
'Je heb ook geen riempie om. Heb je geen baassie? Zal ome Sjaak dan eens kijken of ie nog wat voor je heb?'
Hij voelt in zijn zak en vindt nog een paar hondekoekjes. Die had hij altijd bij zich voor Rex. Hij laat het hondje uit zijn hand eten.
'Je had honger, hè jonge! Als je met me meegaat, krijg je nog meer! Thuis heb ik nog een hele zak!'
Het Hondje vindt 't best. Hij blaft om meer.
'Ga dan maar mee.' Sjaak staat op. 'Ik heb toch 't gevoel, dat ik je ergens van ken ...' Schouderophalend loopt hij weg.
'Kom maar, Vlekkie! Ga maar met me mee!'
'Vlekkie' rent om hem heen en springt blaffend naar de oude handschoen die hij vasthoudt.

Die ome Sjaak. Z'n leven lang heeft hij nooit ook maar één droom langer dan vijf minuten kunnen onthouden. De meeste waren ook van een soort om zo snel mogelijk te vergeten, of liever, om helemaal niet gedroomd te worden. Liever niet. Maar één op de duizend, of misschien één op de tienduizend was anders. Jammer, dat hij die ook vergat.
Samen met Vlekkie loopt hij naar huis.

Voorwoord en Inhoudsopgave
Droom werkelijkheid    Voorzienigheid


Email: lagedor