Hoofdstuk 8
Strijd


Maandagavond was Martijn natuurlijk present.
De wedstrijd was het aanzien meer dan waard. Er werd snel gespeeld, scherp gepasst en fel verdedigd. De ploegen hielden elkaar aardig in evenwicht. Alleen de twee scheidsrechters waren zwak. En hoe verder de wedstrijd vorderde, hoe meer ze de controle over de speelsters verloren. Omdat er veel te weinig werd ingegrepen, verdween de discipline om bij scheidsrechterlijke dwalingen kalm te blijven. Dat leverde veel vloeken en dodelijke blikken op die niet bij de meiden leken te passen. Opgezweept door de coaches, die beiden meenden de overwinning voor het grijpen te hebben, nam de agressiviteit met de minuut toe. Het was weinig bevorderlijk voor de spelkwaliteit, maar de spanning vergoedde veel.
De enige die ogenschijnlijk rustig bleef was Mayanda. Daardoor kon ze uitgroeien tot de ster van de wedstrijd. Ze scoorde regelmatig en het was duidelijk aan haar te danken dat haar ploeg uiteindelijk de overwinning binnensleepte. Martijn was enthousiast.
"Je was fantastisch, meid!" begroette hij haar nadat ze had gedoucht. "Wat een puinhoop met die scheidsrechters."
Mayanda ging moe maar voldaan zitten. "Dank je. Zo gaat het gelukkig niet iedere week, hoor! Geef me eerst maar eens wat te drinken."
Er werd druk nagepraat over de nipte zege.
"Hoe kon jij zo rustig blijven met die malloten?" vroeg Martijn. "Heeft dat te maken met wat je laatst vertelde?"
"Ik denk het wel. Ze zeggen wel eens dat je eerst tot tien moet tellen voordat je gaat schelden en slaan. Je kwaadheid heeft dan even tijd om weg te zakken. Als je telt kun je bovendien niet meer aan wraak denken."
"Dus jij loopt de halve wedstrijd te tellen?"
"Nee, daar heb ik echt geen tijd voor, en mooie praatjes maken ook geen indruk. Ik probeer rustig te blijven door me te concentreren op waar ik ben en wat ik doe. Onze gesprekken helpen me dit bewustzijn sneller op te pakken en beter vast te houden."
"Oh, dus het komt door mij dat jullie gewonnen hebben?"
"Nou moet je niet overdrijven, jongetje!"


Naar: hoofdstuk 9

Terug naar: begin van dit hoofdstuk