Hoofdstuk 12
Flipperen

Vraag 4

"Zeg Mayanda, heb jij het in je klas wel eens over verslaving?"
"Oh, wil je van de drank af?"
"Nee zeg, kom! Ik drink haast niets. Alleen bij het eten."
"Nou, die verschillende wijnen waren heel lekker, net als de drank die in het eten was verwerkt en de cognac bij de koffie," zei Mayanda met een lach.
"Zit me niet te pesten. Ik vraag het serieus: heb jij een antwoord op verslaving?"
"Al goed. Maar toch, ik kan het beste iets uitleggen als je je in de situatie kunt inleven. Heb je niks waarvan je zegt: ik wilde dat ik 'nee' kon zeggen tegen de verleiding?"
Martijn maakte een grimas. Moest hij zijn diepere verlangens ter discussie stellen? "Uh... ik heb soms zin om op een echte flipperkast te spelen," redde hij zich, "maar als ik dat dan gedaan heb, denk ik bij mezelf dat het zonde van mijn tijd en geld was. Dan neem ik me voor om minstens een week niet meer te spelen. Maar als ik de volgende dag weer in de buurt ben, loop ik toch makkelijk weer naar binnen."
Mayanda knikte tevreden. "Dat is een goed aanknopingspunt. Let maar eens op de manier waarop je erover praat. Drie keer zeg je 'ik' en drie keer laat je een andere houding zien. Daar zit het probleem. Je bent niet één persoon."
"Je gaat me toch niet vertellen dat ik schizofreen ben," protesteerde Martijn. "Ik ben hier niet voor een psychologisch consult. Ik vraag alleen maar in het algemeen wat je aan een verslaving kan doen!"
"Ach, je bent heus niet meer of minder tweeslachtig dan ieder ander."
"Niet iedereen is toch verslaafd? Mensen kunnen ook afkicken. En anderen voelen zich sterk worden omdat ze plotseling in God gaan geloven."
Mayanda haalde haar schouders op. "Dat heeft meestal weinig te maken met het vinden van een objectief 'ik' in jezelf. Zo afkicken is niet meer dan het onderdrukken van de zwakkere ikjes door een toevalligerwijs wat sterker geworden deeltje in jezelf. Dat levert niet meer op dan een rimpeling in een toch al vervormde persoonlijkheid."
"Zo, jij durft! Dus je wilt beweren dat er alleen maar misvormde harken op deze wereld rondlopen? En dan maak je natuurlijk een uitzondering voor jezelf!"
"Ik zeg alleen maar dat ik geen groot vertrouwen heb in mensen die roepen dat ze plotseling volkomen veranderd zijn. Vrijwel niemand is in staat de dingen te doen die hij van plan is. Bij het minste of geringste vervallen mensen weer in hun oude gedrag, ook al beweren ze dat ze zich plotseling bewust geworden zijn van zichzelf. Daar prik ik zo doorheen."
"Hoe dan?"
"Ik vraag of ze altijd bewustzijn hebben."


Naar: hoofdstuk 13

Terug naar: begin van dit hoofdstuk