Email

De boomvaren Psaronius

Psaronius is een uitgestorven boomvaren, die leefde in het Laat-Carboon en het Perm en die zijn grootste verbreiding had in allerjongste Carboon (Stephanien) en het Vroeg-Perm (Rotliegendes). Hij kon 10 tot 15 m hoog worden en droeg een kroon van Pecopteris-bladeren. Het grote aantal Pecopteris-fossielen dat in het Stephanien en het Onder-Perm gevonden wordt, geeft aan hoe sterk Psaronius verbreid was.

Naakt- en bedektzadige bomen hebben secundaire diktegroei, waardoor zij stevige houtige stammen kunnen vormen. Boomvarens, inclusief Psaronius, hebben die niet. Zij hebben een andere manier om toch een stabiele (schijn)stam te vormen.
Dat gaat als volgt: de bundel houtvaten van de jonge plant splitst zich al groeiend in meerdere delen, waardoor de houtige kern naar boven toe steeds breder wordt. Tegelijkertijd ontwikkelen zich een groot aantal luchtwortels, die samen een wortelmantel vormen. Deze wortelmantel geeft de stam de nodige stevigheid. Vanwege de brede luchtwortelmantel is het onderste deel van een boomvarenstam vaak verdikt.

Vanuit de centrale vaatbundel splitsten zich bij Psaronius ook bladstelen af. Deze waren relatief dik omdat de bladeren 2 à 3 meter lang waren. Het bovenste deel van de stam had (nog) geen wortelmantel en onder de kroon waren de littekens van afgevallen bladeren te zien. Lager in stam werden deze bladlittekens bedekt door de wortelmantel.

Reconstructie van Psaronius

Reconstructie van Psaronius van Morgan(1959)
a, b, c, en d zijn tekeningen van de centrale bundel houtvaten.
Klik op de onderdelen van de boom of op de dia's.


Stamstuk uit het bovenste deel van een boom. Met bladlittekens.

Doorsnede uit het bovenste deel van de stam.

Doorsnede uit het middelste deel van de stam.

Doorsnede van de basis van de stam.

(De foto's zijn niet van dezelfde soort Psaronius als in de tekening.)

Bij de stad Chemnitz (Sachsen, Duitsland) worden veel verkiezelde stammen van Psaronius (en andere boomsoorten) gevonden, doordat daar in het Vroeg-Perm, zo'n 290 miljoen jaar geleden, een enorme vulkaanuitbarsting heeft plaatsgevonden. Vooral de verkiezelde wortelmantels leveren, na zagen en polijsten, prachtige beelden op doordat de houtige kern van de worteltjes stervormig is. Men noemt deze fossielen wel Staarsteine (sterrenstenen). De celstructuur buiten de houtkern is meestal niet bewaard gebleven en de ruimte is opgevuld met agaat.

Stuk wortelmantel van Psaronius

Klik op de foto voor meer detail en voor de sterrenshow.

Madensteine
Uit coal ball-vondsten uit de VS is bekend dat de bladeren van Psaronius van het Pecopteris-type waren. Men heeft namelijk bladstelen met aangehechte bladveren gevonden. Aan veel van deze blaadjes zitten ook nog sporangia. Deze zijn op karakteristieke wijze met elkaar vergroeid tot synangia. Pecopteris-blaadjes met zulke synangia heten Scolecopteris.

Op enkele plaatsen in Sachsen, bij Dresden en bij Chemnitz, worden verkiezelde stenen gevonden, die Pecopteris/Scolecopteris-blaadjes bevatten. In de volksmond heten ze 'Madensteine' omdat men in het verleden dacht dat de stenen vol met fossiele maden zaten. Het materiaal, waaruit deze Madensteine bestaan, wordt Hornstein of chert genoemd.

Laatste nieuws: In Hornstein uit het Döhlen-Bekken bij Dresden zijn (zeer kleine) fossielen gevonden, die wel eens kiemplanten van Psaronius zouden kunnen zijn. In de blaadjes is ook de celstructuur bewaard gebleven. Klik op de dia om foto's te zien van deze vondst.

Vroege vormen van Psaronius zijn bekend uit het Namurien van Schotland en het Onder-Pennsylvanian van Illinois. In het Westfalien A en B was dit geslacht nog relatief zeldzaam en in het Westfalien C en D breidde het genus zich uit. In het Stephanien en in het Vroeg-Perm had Psaronius zijn grootste verbreiding.
De verschillende soorten groeiden in zeer diverse milieus: nat laagland, nat bosgebied met veenvorming, maar ook op periodiek droge terreinen. Pas later in het Perm, toen het klimaat op veel plaatsen erg droog en heet werd, verdween Psaronius.
Interessant is nog dat uit fossielen duidelijk is geworden dat op en in de wortelmantel van Psaronius veel epifytische varens groeiden. Ook klommen liaanachtige varens en zaadvarens langs Psaronius-stammen omhoog. Er zijn stammen gevonden met wel acht klimassen van één plant. De worteltjes van deze epifyten worden vaak aangetroffen tussen de worteltjes van Psaronius. Door hun afwijkende structuur vallen ze direct op.

Literatuur

Ik dank de volgende personen voor hun medewerking:
de heren Knut Nestler en Dr. Bernd Tunger uit Chemnitz en Jürgen Meyer uit Zwickau voor de stukken Psaronius die zij mij gegeven hebben
de heren Dr. Ronny Rößler, directeur van het Museum für Naturkunde in Chemnitz,  en Dr. Hans-Jürgen Weiss uit Rabenau voor de prachtige foto's, die ze mij ter beschikking gesteld hebben
en natuurlijk mijn maatje Hans de Kruyk uit Leerdam, die de preparaten en veel van de foto's heeft gemaakt.
Top