Email

De naaktzadige boom Cordaites

Klik op de foto's voor details.

Bloeiaar van CordaitesIn sommige lagen van het Boven-Carboon komen veel fossielen van Cordaites-bladeren voor. Meestal vind je fragmenten en als je geluk hebt een bladpunt of een bladvoet.
Een compleet blad van de in Noordwest-Europa veel voorkomende soort Cordaites principalis is tussen de 20 en 70 cm lang en 3 tot 7 cm breed. Het is lintvormig en heeft een gave bladrand.

Cordaites principalis

Op het blad lopen fijne, evenwijdige ribben waarin houtvaten zitten. Tussen die 'echte' ribben zitten bij C. principalis nog 2 tot 5 zg. valse ribben zonder houtweefsel.
Soms worden takjes gevonden waarop de littekens van afgevallen bladeren nog te zien zijn. Zulke fossielen worden wel Cordaicladus genoemd.

Bladtop Bladvoet Cordaitesblad met ribben Cordaicladus

Bladpunt

Bladvoet

Ribben in het blad

Cordaicladus

In Zuid-Frankrijk komen ook bladeren voor van een andere vorm: bijv. bladeren met sterk afgeronde toppen bij Montceau-les-Mines en zeer smalle, langgerekte bladeren bij Graissessac.
Omdat de verwantschappen in de Cordaites-groep nog zeer onduidelijk zijn, waag ik me niet aan soortnamen. Duidelijk is in ieder geval wel dat Cordaites geen natuurlijk genus is en dat het zeer verschillende soorten bevat. Dit blijkt ook uit onderzoek van de cuticula van goedgeconserveerde fossielen.

Reconstructie Cordaitestak met bloeiaren

Cordaitesblad Montceau-les-Mines

Cordaitesbladeren Graissessac

Cuticula Cordaitesblad

Reconstructie

Blad van Montceau

Bladeren van Graissessac

Cuticula

Bloeiwijzen van Cordaites zijn niet zeldzaam. Ze treden soms zelfs in grote aantallen op. Ze hebben de vorm van een aar. Aan de as van de bloeiaar, die tot 30 cm lang kan worden, zitten twee rijen kleine aartjes tegenover elkaar in de oksel van schutblaadjes. Aan één aar zitten òf vrouwelijke òf mannelijke bloemen: de bloeiwijze is dus eenslachtig. Beide typen bloeiwijzen worden meestal tot het geslacht Cordaianthus gerekend. Meestal is niet vast te stellen of het om een mannelijke of een vrouwelijke aar gaat.
Dankzij de vondst van verkiezelde bloeiaren (bijv. in Frankrijk) is de structuur al sinds de negentiende eeuw tot in detail bekend. Zie de tekeningen.
Bij de vrouwelijke aartjes ontwikkelden zich aan het eind van blaadjes zaadknoppen of ovulen. De blaadjes groeiden daarna tot steeltjes uit waardoor de zaadknoppen (en zaden) buiten het aartje uitstaken.
Bij Permische cordaiten stak de zaadknop niet meer buiten het aartje uit.

Vrouwelijke bloeiaar Bloeiaar van Cordaites

Vrouwelijke bloeiaar met zaadknop

Vrouwelijke bloeiaar van Mazon Creek

Mannelijke bloeiaar

Bloeiaar

Bloeiaar

Bloeiaar met zaden

Bloeiaar Mazon Creek

Reconstructie

Het stuifmeel was van Florinites-type en had een korreldoorsnede van ongeveer 50 µm. Aangenomen wordt dat de bevruchting door vrijzwemmende spermatozoiden plaats vond, want men heeft nooit een pollenbuis gevonden.

De zaden die aan Cordaites worden toegeschreven zijn allemaal hartvormig en afgeplat. Ze worden onderscheiden in drie genera:
Cordaicarpus: hartvormig met een afgeronde top
Cardiocarpus: hartvormig met een spitse punt
Samaropsis: hartvormig maar gevleugeld.
De doorsnede van een zaadje loopt van enkele centimeters tot een paar millimeter.

In het laagland was Cordaites in het algemeen boomvormig met een stam van zo'n 10 m, soms wel 20 of 30 m. In moerassen groeiden cordaiten die struikvormig waren, of boomvormig met luchtwortels. Er zijn onderzoeken die aantonen dat Cordaiten een mangrovebos in een brak- of zoutwaterzone konden vormen.
In de stam van een Cordaites-boom zat een vrij brede holte die opgevuld was met merg. Verder was de holte onderbroken door horizontale diafragma's, die vrij dicht bij elkaar zaten.
Tijdens de lengtegroei van de stam ontstonden er holten tussen de diafragma's. Na het afsterven van een boom verteerde het resterende merg snel en werd de holte opgevuld met sediment. Dit versteende en de boom verkoolde. De versteende holteopvulling heet Artisia. Vaak zit er nog een laag kool omheen. De overdwarse ribbels en groeven geven aan waar de diafragma's hebben gezeten.

Stuifmeelkorrel van Cordaites Cardiocarpus, een zaadje Artisia Reconstructie stam van Cordaites

Stuifmeelkorrel

Zaadje

Artisia

Stam

Fossiel hout van Cordaites wordt Cordaixylon genoemd als de gehele stamdoorsnede aanwezig is, compleet met bast en merg. Daarnaast kan ook Dadoxylon (zie foto) van Cordaites afkomstig zijn. Dit is evenwel niet goed van coniferenhout te onderscheiden.

Het wortelhout van Cordaites heeft geen centrale holte en wordt Amyelon genoemd.

Dadoxylon Amyelon

Houtcellen

Amyelon

Ondanks het feit dat de cordaiten maar een betrekkelijk korte bloeitijd hebben gehad, hebben ze toch een belangrijke rol gespeeld en hebben ze veel fossielen achtergelaten. In het Boven-Perm is de groep uitgestorven.

Top