Ouwewijvenverhalen

- Jullie kennen dat verhaal van koning Midas toch wel? zei Gevers op een halfverwijtende toon en liet onderwijl de sigarerook uit zijn mond walmen.

- Die van die ezelsoren, bedoel je? vroeg Merckx, die ooit Russisch had gestudeerd, maar met een rijke meid was getrouwd en nu in zeiljachten deed.

- Ja, die, zei Gevers, maar dat is een ander verhaal.

- That's another story, voegde hij er, na een trek aan zijn Hajenius aan toe en nam met zichtbaar welbehagen een slok Famous Grouse.

Hij zond een vette knipoog naar Westerman die tegenover hem, onderuitgezakt in zijn fauteuil bezig was een vezeltje dwergkwartel tussen zijn kronen uit te pulken.

- Wat jíj, Flippe? en hij hief zijn glas naar hem op, wachtend op Westermans reactie.

- Ik ken alleen Midas Wolf, zei Westerman sloom, waarop het hele gezelschap in een luid gehuil uitbarstte, eindigend in uitbundig gelach en klappen op schouders.

- Dan vergeet je Midas Dekker nog, loeide Van Bentum boven de lachstorm uit.

- Hoor de man die alles dekt, riep Gevers, van waterschade tot weduwen en wezen.

Dit had een nieuw lachsalvo tot gevolg, dat pas geleidelijk wegebde, nadat Van Bentum had toegegeven, dat hij meer verstand had van verzekeren en Hermans, die in ademnood dreigde te raken, gevraagd had of ze niet even Apeldoorn wilden bellen, omdat hij het kontakt met zijn Zwitserlevengevoel kwijt was.

- Koning Midas, dus, zei Gevers met een streng gezicht, toen iedereen weer was voorzien van drank en een verse tuitknak.

- Stil, jongens, de commissaris vertelt verder, probeerde Doerbecker nog even, maar voorlopig was iedereen uitgelachen en hij kreeg geen bijval.

Gevers voelde dat goed aan en vervolgde zijn zin zonder hapering.
- ... Midas had een of andere god een dienst bewezen en mocht als beloning een wens doen. Maakte niet uit wat. Nu was hij al heel rijk ..., net als wij dus, ...
Er klonk wat gegrinnik.
- ... maar koning Midas was ook heel ongelukkig.

Gevers liet een stilte vallen en staarde door de rook van zijn sigaar meewarig naar Hermans.

- Ach, ach, zei die, dat hoor je wel 'ns meer van mensen. Hebben ze geld en dan zijn ze toch niet gelukkig. Meestal kan ik ze dan een nog duurder huis verkopen, besloot hij grijnzend.

- Je hoeft ook niet per se geld te hebben om ongelukkig te zijn, merkte Westerman op, maar mét heb je wel veel meer mogelijkheden.

Iedereen keek hem even aan om te zien of hij dat als grap bedoelde, maar Westerman leek doodernstig en pulkte rustig door met zijn tandenstoker.

- Dat gold dus ook voor Midas, haakte Gevers in, hij was niet ongelukkig, doordat ie zo rijk was, maar omdat hij nóg rijker wou zijn.

- Net als wij, dus, zei Van Bentum glunderend. Hij was een goed luisteraar.

Gevers observeerde de rimpeling die deze opmerking teweegbracht in de gezichten; van instemming bij Hermans en Doerbecker, via al dan niet gespeelde onverschilligheid bij Merckx tot de volslagen afwezigheid van emotie op het pokerface van Westerman.

Van Bentum genoot van zijn eigen grapje en grijnsde net zolang naar Hermans tot die z'n gezicht in een standaardgrimas trok.

- Ja, zei Gevers, Midas wou nóg rijker worden en in die tijd was je pas rijk als je veel goud had. Hij was dol op goud. Hij kon er niet genoeg van hebben ...

- Hij lustte er wel pap van, viel Merckx hem in de rede. Hij wist welke kant het verhaal opging.

- Precies, zei Gevers met één wenkbrauw even opgetrokken in zijn richting, hij was er zo dol op, dat ie het liefst alles van goud had. Toen de god hem zei dat ie een wens mocht doen, hoefde ie dan ook niet lang na te denken.
Hij keek Westerman aan.
- Wat zou jij in zijn plaats gevraagd hebben, Flippe?

Westerman keek met zijn Peter O'Toole-ogen rustig de kring rond.
- Hij heeft in ieder geval niet "al het goud van de wereld" gevraagd, want anders had ik nou geen kies meer in m'n bek gehad.

Hij wachtte even tot het gegrinnik verstomd was en voegde eraan toe:
- Als ie verstandig was, had ie trouwens een pak langetermijnopties gekozen.

- Westerterp was toen nog niet geboren, kerel, lachte Van Bentum.

- Dan had ie olies moeten nemen, reageerde Westerman onverstoorbaar, die zijn in honderd jaar gigantisch gestegen. Neem Rockefeller ...

- Olijfolies ook?, vroeg Merckx langs z'n neus weg.

Gevers had allang begrepen dat je niet bij Westerman moest zijn, als je in goud wilde beleggen. Hij switchte naar Doerbecker.
- En jij, 'Count, heb jij een idee?

Doerbecker keek naar zijn glas en liet de restanten van ijsblokjes in zijn malt whisky ronddraaien.

- Bij elk toernooi een "hole-in-one", zei hij peinzend, maar ze speelden toen zeker nog geen golf, hè?

- Jullie zijn hopeloos, zei Gevers. Verplaats je nou 'es in zo'n man, tig-duizend jaar geleden, koning over een rijk land, voor die tijd tenminste, woont in een enorm paleis, heeft alles wat z'n hartje begeert, een steen-mooi wijf, plus alle slaafjes die die hebben wil, mooi weer, blauwe zee, lekker eten en drinken en ga zo maar door.
Als ie zich verveelt, gaat ie een beetje jagen, op z'n strijdwagen rond-crossen, een eindje varen, een oorlogje voeren hier of daar.
Hij heeft een schatkamer vol goud en zilver, prachtige wapens, maar dat vindt ie allemaal nog niet genoeg. Hij wil meer, meer goud vooral. De rest interesseert 'm eigenlijk geen reet.
Hij wil 't voelen, hij wil 't aaien, hij wil 't likken. Hij geilt op goud, maar d'r is niet meer. Hij heeft alles al, een gouwe bord, een gouwe driepoot, een gouwe troon, een gouwe kroon ...
en met een blik op Westerman, ... een gouwe tandenstoker, een gouwe ruggekrabber en ga zo maar door.

Terwijl hun ogen al z'n bewegingen volgen, neemt hij middenin zijn betoog snel een slok van zijn whisky.

- Dan komt er op een dag een god langs - dat gebeurde wel meer in die tijd. Hij geeft een groot feest, trakteert 'm op van alles en nog wat, ze zitten samen en tijdje te lullen en op een gegeven moment zegt die god:
"Midas, jongen, je bent een toffe gozer, doe een wens en ik zal 'm vervullen, maakt niet uit wat."
Denk je dan, dat Midas gaat zitten nadenken over gezeik als opties, of een hole-in-one? Hij hééft al jaren lopen denken aan wat ie 't liefste wil. Hij weet precies, wat ie wil en zonder een ogenblik te aarzelen zegt ie tegen die god:
"Mijn god, dat is werkelijk een goddelijk aanbod. Laat dan alles wat ik aanraak in goud veranderen, dat wens ik uit het diepst van mijn hart."

Westerman hield zijn houten tandenstoker voor zich uit tussen duim en wijsvinger en bestudeerde hem aandachtig en Hermans hief zijn glas omhoog en riep:
- Op Midas met de gouden handjes, wieiecheeej.

Gevers schonk iedereen nog eens bij en bij Hermans' glas zei hij met een donkere stem:
- Pas op wat je zegt, Schuifpui, hoogmoed ...

Van Bentum liet het emmertje met ijsblokjes rondgaan en iedereen zakte weer achterover, behalve Doerbecker.

- Ik ken ook zo'n verhaal, zei hij met een vrijwilligersblik, ook over een vent die een wens mag doen.

- Ik denk niet dat Chip z'n verhaal al uit is, bromde Merckx met een blik naar Gevers.

- Is het een lang verhaal, 'Count? vroeg die. Hij voelde zich door het uitgebreide diner en de whisky erna zo door en door behaaglijk, dat hij Doerbeckers interventie niet eens storend kon vinden.

- Aber nein, Herr Tschieps, riep Doerbecker in de houding springend en saluerend, denn was ich zu sagen hätte, dauert eine Zigarette ...

Gevers was enigszins verbluft en zweeg, terwijl Doerbecker zich met een plof in z'n fauteuil terug liet vallen, zelf ook verrast door zijn eruptie.

- Hij kan 't niet helpen, suste Van Bentum, Gevers op zijn arm kloppend, ze worden ermee geboren, hè. Het zit in de genen.
En zich tot Doerbecker wendend:
- Toe maar, jongen, gooi 't d'r maar uit. Hier, neem eerst nog een slok van deze godendrank en vertel ons dan 'roestig und ordlich' alles over een vent die een wens mocht doen.

Doerbecker nam braaf een slok uit 't hem aangereikte glas.
- Sorry, zei hij, 't leek me gewoon even grappig. Maar oké, het was een man die ik laatst tegenkwam in een restaurant, ergens op de Veluwe. Ik zat daar met een accountmanager, een vrouw trouwens, te lunchen ... ik weet niet meer precies ... laat in de middag, of zo.

In ieder geval, op een gegeven moment komt er een vent binnen, een jaar of zeventig schat ik, tussen twee wijven in, man, niet te kort.
Ze kwamen aan een gereserveerd tafeltje naast ons zitten en toen zag ik pas, dat die vent een vogel op z'n schouder had, een grote bruine vogel.

- Had ie een houten poot? vroeg Merckx.

- Wie, die vogel?

Westerman grijnsde.

- Nee, die man, zei Merckx.

- Niet dat me is opgevallen, antwoordde Doerbecker, hoezo, ken je 'm?

- Ja-a, zei Merckx, een beetje overdreven nadrukkelijk, ik denk dat ik 'm ken. Was 't een Belg?

Doerbecker nam Merckx met een stalen gezicht op en zei toen aarzelend:
- Hij had inderdaad wel een zachte 'g', geloof ik. Ik dacht dat 't een Limburger was, of zo.

- Jaja, zei Merckx, die haal je makkelijk door elkaar.

- Kom op, hé, viel Hermans er tussenin, dat regelen jullie straks maar. Vertel door, 'Count.

Doerbecker keek Merckx nog één keer diep aan, maar die had een van-de-prins-geen-kwaad uitdrukking aangenomen en besloten nog maar eens een tuitknakje op te steken. Ogenschijnlijk werd hij geheel in beslag genomen door het kiezen van een cederhouten spaantje van de juiste breedte.

- Oké, dat stel was intussen gaan zitten en ze nemen een aperitiefje, zegt die vent tegen de ober: "Doe er een dubbele whisky bij, voor die ..." en hij knikt zo naar die vogel.

Blijkbaar kwamen ze er wel meer, want die ober vertrok geen spier en hij brengt de drankjes en de kaart.

- En dronk die vogel die whisky óp? vroeg Van Bentum ongelovig.

- Oja, zei Doerbecker, in één teug. Je gelooft 't niet, als je 't niet zelf gezien hebt, maar ongelogen, hij nam 't glas in z'n snavel en hij sloeg 't zo achterover. Hij nam zijn glas tussen zijn tanden, liet z'n hoofd achterover zakken en dronk zo z'n glas leeg, de ijsblokjes tegen zijn bovenlip.

- Lekkerrrr, papegaaide Merckx en nam zelf ook een slok.

- Dat moet me dan nogal een vogel geweest zijn, stelde Hermans vast met een gezicht, alsof hij zich verheugde op een uitgebreid, ornithologisch intermezzo. Hij had thuis een tropische volière.

- Hou het maar op een Siberische reiger, Schuifpui, het is bekend dat die gaan drinken in gevangenschap. "Jägermeister, m'neer?" zei Merckx met een ironisch lachje tot Doerbecker.

- Nee, dank je, ik hou 't op whisky, maar oké, 't mooiste komt nog. Toen de ober terugkwam met de bestelling, kreeg die vogel een schaal met twee enorme tournedos.

Die vent en z'n twee vriendinnen aten zelf bijna niets, maar die vogel vrat in no time die hele schaal leeg en ook nog de restjes van de anderen erbij.
Toen nog een Dame Blanche, een dubbele espresso met Armagnac ...

- Lekkerrrr, zei Merckx weer.

- ... en toen vond z'n baas 't blijkbaar wel mooi, want die vogel moest weer op z'n schouder gaan zitten en ze maakten aanstalten om op te stappen.

Dus ik leun zo'n beetje opzij en ik zeg tegen 'm:
"Sorry, dat ik 't vraag, maar dat is wel een hele bijzondere vogel die u daar hebt. Mag ik weten, hoe u daaraan komt?" en hij kijkt me eerst even aan met zo'n gezicht van "Ojé, weer zoéén", maar zeker omdat Agnes - waar ik mee zat te eten - hem ook nogal smekend aankeek, ging ie weer zitten, hij zuchtte en zei toen:
"Awel, waarom niet. Kik wil 't u wel vertellen, hè.

Ge moet weten, kik woonde vroeger in de Kempen en kik placht me daar nogal is over de heide te lopen, vermits ik da' plezant vond, hè, vooral 's avonds na 't eten, als 't zo te schemeren begon.

Awel, op een zekeren avond, 't was den vrijdag na Hemelvaart, liep ik terug is over die heide en daar kwam mij plots een toverfee tegen en die toverfee zei da' kik drie wensen mocht doen."

Hij staarde kort voor zich uit en knikte, terwijl z'n mondhoeken wat omlaag zakten. Daarop haalde hij een handje pinda's uit z'n zak en voerde ze één voor één aan de vogel.

- En wat gebeurde er toen? vroeg Agnes.

Hij keek haar aan en glimlachte om haar nieuwsgierigheid.
"Da' wilt ge natuurlijk graag weten, hè, jongedame. Awel, 't is nie gemakkelijk, als er plots een toverfee voor u staat. Maar, kik had daar al eens over nagedacht en mijn eerste wens was, dat ik mijn leven lang altijd een welgevulde beurs zou hebben en kijk ..."
Met een nonchalant gebaar haalde hij een dikke, leren portefeuille uit zijn binnenzak en hij liet ons de inhoud zien, allemaal duizendjes, een heel pak en daarbij nog een rist creditcards, 'Gold' natuurlijk.

"Kik heb da' geld natuurlijk helemaal nie nodig," vervolgde hij met een zucht, "die kaarten zijn veel gemakkelijker. Maar ja, toen die toverfee mij tegenkwam, wist ik da' nog nie, hè. Nu moet ik mijn leven lang met een stapel bankbiljetten rondlopen. Al wa' kik uitgeef, steekt er direkt terug in."

- Ik wou dat ik zijn problemen had, lachte Hermans, een moeilijke klant voor de Inspecteur, lijkt me, niet? Maar die vogel kan ie zeker wel aftrekken.

- Daar heeft ie die twee meiden toch voor, opperde Van Bentum, ik heb tenminste nog nooit gehoord, dat vogels dat zelf kunnen.

De schaapachtige blik van Hermans deed de anderen grinniken en Gevers vroeg aan Van Bentum, of hij ervaring had met duiven melken.

Westerman brak met z'n duim zijn zoveelste tandenstoker doormidden en vroeg aan Doerbecker: - En wat was zijn tweede wens?

- Zijn tweede wens was dat ie zijn leven lang altijd aan elke arm een mooie meid zou hebben. Nou, die wens was ook uitgekomen, want 't waren allebei eindestoten. Die ene leek een beetje op jouw vrouw, Polis, maar dan een tikkie slanker en die andere ...

- Willie zuipt teveel, zei Van Bentum berustend naar zijn lege glas starend. Toen we trouwden kon ik haar middel bijna tussen m'n handen houden. Hij probeerde een boogje te maken tussen z'n duimen en middelvingers en toen het hem uiteindelijk gelukt was, keek hij ongelovig naar de onwaarschijnlijk kleine omspanning en riep: Zo dun was ze toen! Zo dun was ze!

De anderen keken stil voor zich uit, behalve Gevers die nooit de tijd had genomen om zich naast zijn werk langer dan een maand in een zelfde relatie te verdiepen.

- Tennist ze niet meer, dan? vroeg hij om de plotseling ingevallen stilte te doorbreken.

Van Bentum keek hem aan: - Ze gaat wel naar de club, maar meer voor de gezelligheid. De laatste tijd neemt ze niet eens meer haar racket mee.

- Rot voor je, kerel ...

Merckx pakte met een bruusk gebaar de fles en hield hem demonstratief op z'n kop: - De drank is op, mooie wijven zijn hier niet, het leven wordt wel onzijdig, zei hij, en passant de bekende volksschrijver verkrachtend.

Hermans keek steels op z'n horloge.

- Latertje voor je, hè merkte Westerman achteloos op, ... of wou je je vogels nog gaan uitlaten?

Hermans staarde hem gekwetst aan.

- Ik dacht dat Schuif' ons wel eens op een beroemde vogel kon trakteren, vervolgde Merckx, de lege fles nadrukkelijk in diens richting heen en weer wiebelend, onze vogelliefhebber pur sang, onze ornithomaan avant la lettre!

- Ja, goed idee, zei Gevers, zijn tumbler ophoudend, ga eens kijken of je bij de bar nog zo'n snip kunt strikken, joh.

- Snip? herhaalde Hermans nietbegrijpend, het beeld van de langsnavel op het oude briefje van honderd haarscherp voor de geest.

- Chip bedoelt dit vogeltje hier, zei Merckx, met z'n vinger op de fles tikkend, het beroemde vogeltje, snap je. Een Famous Grouse!

- Ah! stiet Hermans uit, maar dat is toch geen snip! op een toon, waarin verbazing en verachting over zoveel onwetendheid om de voorrang streden.

- Het is toch een korhoen, niet, probeerde Doerbecker, niet helemaal zeker van zijn zaak.

- Haan! verbeterde Hermans hoofdschuddend, een grouse is een ...

- Nou, dan zal ik me wel weer opofferen, bromde Van Bentum, met al dat gevogel hier komt er nooit een fles op tafel. En hij maakte aanstalten om zich amechtig uit zijn zetel te hijsen.

- Nee, nee, riep Hermans lichtelijk in z'n wiek geschoten, blijf jij nou maar zitten, Polis. Ik ga wel even naar de bar. En hij maakte bezwerende armgebaren naar z'n overbuurman, die desondanks opstond en zich behaaglijk uitrekte.

- Nee, laat mij nou maar, jong. Ik moet toch even naar Toetie.

- Dan ga ik met je mee, zei Gevers.

Merckx kwam ook overeind: - Dat wil ik niet missen, lachte hij vreugdeloos.

Uiteindelijk bleven alleen Doerbecker en Westerman achter.
- Wie is Toetie? vroeg Doerbecker nieuwsgierig, zodra de anderen verdwenen waren.

- Toetie? Westerman haalde bedachtzaam zijn laatste tandenstoker uit zijn mondhoek en bestudeerde de gerafelde punt. - Toetie is, ja, eigenlijk een soort pars pro toto, zou je kunnen zeggen.

- Parsprototo? herhaalde Doerbecker op het gehoor. Hoe bedoel je, parsprototo? Wat is dat?

- Je zou Toetie ook kunnen zien als de stille kracht van deze club, vervolgde Westerman beschouwend, de genius loci als het ware, aan wie voortdurend offers moeten worden gebracht.

- Offers? Waar heb je 't in jezusnaam over, Flippe, of probeer je me in de zeik te nemen?

-Je denkt aardig in de goede richting, 'Count, maar je zit op het verkeerde spoor. Kijk, je moet 't zó zien. Het is geven en nemen in het leven. Wij zitten aan de kant die neemt. We nemen het ervan, ja! en we hebben dan ook wat te verteren.

Doerbecker die vooruitgeschoven in z'n stoel had gezeten, liet zich wat terugzakken en probeerde geïnteresseerd te blijven kijken. De lijn van het betoog was hem totnogtoe geheel duister.

- Wat we verteerd hebben, dat offeren wij, vervolgde Westerman, en onze offers brengen wij bij voorkeur hier, bij Toetie. Ik kan je verzekeren dat je je opgelucht voelt na een bezoek aan haar tempeltje, van een zware last bevrijd, zogezegd. En van onder zijn wenkbrauwen keek hij Doerbecker doordringend aan.

Die zag op dat moment de aard van Toeties heiligdom in en van de elementaire offers die daar werden gebracht. Hij snoof.

- Juist ja, zei Westerman en knakte z'n tandenstoker tussen z'n duim en twee vingers, een katje, hoor, die Toetie. Is die Agnes wat, waar je het net over had?

Doerbecker moest even omschakelen: - Agnes? vroeg hij, een diepe rimpel in z'n voorhoofd trekkend.

- Ja, die accountmanager!

- O, die! Nee, dat was eenmalig. Die heb ik daarna nooit meer gezien.

- En die vent met die vogel?

- Nee, ook niet meer, en na een lichte aarzeling: - Ik kom nooit meer in die buurt sinds ik voor Chip werk.

- Ah, zei Westerman droog. Hoe liep dat verhaal eigenlijk af? Hij mocht toch drie wensen doen?

- Ja ...? beaamde Doerbecker.

- Maar ik heb er maar twee gehoord.

- Dat klopt, zei Doerbecker, niet van plan de pointe voortijdig prijs te geven.

- Wat was de derde dan?

- Die vertel ik pas als de anderen terugzijn!

- Dat kan nog wel even duren, joh. Je kunt het mij toch vast vertellen?

- Dat lijkt me minder leuk voor de rest.

- Hoezo? Kijk, je moet 't zó zien, 'Count. Een goed verhaal wordt er niet minder van als je het vaker vertelt. Als je wacht tot de anderen terugzijn, kan er één keer om gelachen worden. Als je het nu aan mij vertelt en straks aan de jongens, wordt er twee keer om gelachen. Zij weten niet dat je het al aan mij hebt verteld, dus voor hun maakt 't niks uit, maar voor jou is het twee keer kassa in plaats van één. Dat is volgens mijn boekhouder een winst van honderd procent!

Doerbecker aarzelde. Hij had niet zo gauw een tegenargument, maar 't idee Westerman een voorsprong te gunnen op de rest stond hem tegen.
- Ik blijf 't een beetje onsportief vinden, rechtvaardigde hij zijn standpunt.

- Prima, jongen, no problem. Ik bied je een kans op een birdie, maar je gaat voor par. Oké, 't is jouw verhaal tenslotte.

Doerbecker wou daar net iets op terugzeggen, toen er uit de corridor plotseling luid gelach opklonk, gevolgd door gedempte stemmen met af en toe een uithaal. Westerman wendde zich half om.

Gevers doemde op uit het halfduister, een donkere fles triomfantelijk omhoog stekend.

- Toch geen Hooghoudt, hoop ik, riep Westerman hem met een hoge stem toe.

- Ben je gek, kerel, schalde Gevers, - Hoe kom je daarbij?!

- Nou, omdat je 'm zo hooghoudt!

Dat was goed voor een daverend lachsalvo, zelfs Doerbecker ontspande zich en liet zich optillen door de boeggolf van uitbundigheid, die voor Gevers c.s. uit schuimde. Alleen Westerman hield 't bij een dikke grijns.

Van Bentum klopte hem een paar keer waarderend op de schouder.
- Ik snap niet, hoe jij 't zo drooghoudt, kreunde hij, zelf de tranen uit zijn ogen vegend.

Toen iedereen weer zat, toonde Gevers met enige trots het etiket aan Westerman: - Dimpeltje, 18 jaar oud en nog maagd, jaja, maar daar gaan we snel een eind aan maken.

Hij opende de fles en schonk iedereen een bodempje in: - Dit is goud, sprak hij ernstig, niet iets om achteloos weg te klokken. Proost!
Er volgde een gewijde stilte.

- Boeiend, waagde Hermans.

- Behoorlijk veel eiken, vulde Van Bentum aan, maar rijp, ja ...

- Lekkerrr, purde Merckx.

Gevers liet een klakkend geluid van z'n tong horen: - Een behoorlijk volle body ...

- Zeker voor een maagd, lispelde Westerman.

Van Bentum verslikte zich en kreeg een angstaanjagende hoestbui. Een paar slokken uit het door Merckx aangereikte ijsemmertje brachten hem weer een beetje tot bedaren.
- Jezus, zei hij en zuchtte nog eens diep, ik dacht dat ik er in bleef. Wil je dat nooit meer doen, Flippe! Hoeveel dooien heb je zo al op je geweten?

- Hartstilstanden en beroertes meegerekend? vroeg Westerman zakelijk.

- Hou op, jullie, baste Gevers, dit is genieten, mannen. Verstoor dat nou niet met die ouwewijvegrappen! Hij liet zich achterover zakken en hield zijn glas tegen het licht.

Na een stilte vroeg Westerman: - Over grappen gesproken, waar hadden jullie net eigenlijk zo'n lol om? Toen jullie terugkwamen.

Niemand antwoordde. Gevers keek naar Westerman en toen naar Doerbecker en weer terug. Van Bentum staarde naar Merckx. Hermans leek in gedachten verzonken met zijn glas vlak onder zijn niet-onaanzienlijke neus. Merckx nam een slok van z'n Dimple en sloot zijn ogen.

Westerman trok z'n wenkbrauwen op en keek sonderend de kring rond: - Nou? Hij voelde de spanning groeien.


Terug naar begin Top Ronald Langereis - 1996 © 2009
zondag, 9 augustus 1998
layout, 11 mei 1999
Home