De Ongrijpbare Redders


Hoofdstuk 5 : Milieutechnologie als oplossing


Grondslag voor vooruitgang

Technologische vernieuwing is een economische noodzaak. Ze verhoogt de productiviteit van bedrijven en maakt daarmee kostprijsverlaging mogelijk. Ze verhoogt vaak ook de kwaliteit van producten. Technologische vernieuwing is daarmee een zeer belangrijke voorwaarde voor bedrijven om te kunnen concurreren op basis van prijs en kwaliteit.
Er bestaat in de geïndustrialiseerde wereld een sterk vertrouwen in de zegeningen van de techniek. Dit fundamentele geloof zag van oudsher de techniek als brenger van economische vooruitgang en welvaart, en promoveert de techniek nu met evenveel gemak tot oplosser van de milieuproblematiek.

 Multinationale ondernemingen hebben een sleutelrol in die ontwikkeling van technologie, en ook in de verspreiding en overdracht ervan. Dat geldt ook voor zogenaamde milieutechnologie. Negentig procent van alle technologie en productpatenten in de wereld zijn eigendom van multinationale ondernemingen. (Slechts zes procent van de 3,5 miljoen patenten in de wereld zijn in eigendom van multinationale ondernemingen die in ontwikkelingslanden zijn gevestigd <14>).
Het is dus niet verwonderlijk dat multinationale ondernemingen ook vanuit dit gezichtspunt van ontwikkeling, toepassing en verspreiding van milieuvriendelijke technologie naar het Zuiden een belangrijke rol krijgen toebedeeld. De vraag is echter in hoeverre de vooruitgang op het gebied van milieutechnologie kan worden overgelaten aan de zelfwerkzaamheid van multinationale ondernemingen.

De fundamentele beperktheid van bedrijfstechnologie

De milieugevoeligheid van een productieproces is niet zichtbaar in het product dat de fabriekspoort eenmaal heeft verlaten. Die anonimiteit van het product is er de reden van dat afnemers niet bereid zijn om voor de aangerichte schade aan het milieu (en ook aan de gezondheid van de werknemers) een extra prijs te betalen. Liever gaat men naar de concurrent die hetzelfde product goedkoper aanbiedt ook al is dat onder slechtere arbeidsomstandigheden, en milieu-onvriendelijk, gefabriceerd. Goed gedrag wordt niet beloond. Slecht gedrag wel.
Dit leidt ertoe dat ondernemingen en individuen een zo groot mogelijk deel van de kosten afwentelen op de maatschappij en de natuur. Zelfs als het milieuvervuilende karakter van producten wel zichtbaar is, namelijk in het gebruik, dan nog is de gemiddelde afnemer of consument niet bereid om een extra prijs neer te tellen voor minder vervuilende koopwaar. Het zal duidelijk zijn dat het op deze onvolledige signalen werkende marktmechanisme duurzame ontwikkeling in de weg staat.

Technologische vernieuwing door het bedrijfsleven is onderworpen aan dezelfde principiële tekortkoming van het marktmechanisme. Ondernemingen zijn namelijk alleen bereid nieuwe technieken te introduceren als deze uitzicht bieden op kostenverlaging en omzetvergroting. Dat geldt voor elke technologie, ook voor milieuvriendelijke en met name de schonere, procesgeïntegreerde technologie.
Dit economische principe bepaalt niet alleen de toepassing van nieuwe technologie maar ook de ontwikkeling ervan. Alleen die technologie die aan dit economisch beginsel voldoet is toepasbaar en eventueel verkoopbaar. Niet de beste (milieu)techniek verschijnt in het bedrijf of op de markt, niet de techniek die productie duurder maakt, maar alleen die techniek die productie goedkoper maakt.


De koppeling tussen financiële en milieukundige voordelen

 

 

 Een duidelijk voorbeeld van de koppeling tussen financiële en milieukundige voordelen bij technologieontwikkeling is de verbetering van de oventechnologie bij aluminiumsmelters na de Tweede Wereldoorlog. De aluminiumproductie van een afzonderlijke smelter is tegenwoordig al snel 200.000 ton per jaar. Voor de benodigde elektriciteit is een centrale nodig van 300 Megawatt. Ter vergelijking: een gemiddelde moderne, op kolen gestookte Nederlandse elektriciteitscentrale levert per jaar 600 Megawatt.
Het elektriciteitsverbruik per kilogram aluminium in aluminiumsmelters die de moderne 175.000 Ampère-oventechnologie van Péchiney toepassen is ongeveer 13,5 kilowatt/uur. De ovens uit de periode 1940-1955 - de zogenaamde Söderberg-ovens - gebruikten nog circa 19,4 kilowatt/uur per kilogram aluminium.De verbetering van de energie-efficiëntie van de ovens drukte de aluminium-kostprijs. Bovendien bewerkstelligde de verbeteringen van het ovenontwerp een daling van de constructiekosten (per kilogram aluminium).
Naast deze financiële voordelen had de verbetering van de oventechnologie een aanzienlijke reductie van de fluor(ide)emissies tot gevolg. De fluor(ide)emissies varieerden in de periode 1940-1955 tussen de 12 en 25 gram per kilo aluminium. Na 1975 waren deze waarden teruggebracht tot een half a één gram per kilo aluminium.
Door de invoering van zuiveringstechniek liep ook de emissie van zwaveldioxide terug. Alleen de emissie van CO2 bleef zeer groot. Zonder kostprijsverlaging zouden al deze verbeteringen niet zijn verwezenlijkt.


De door het bedrijfsleven ontwikkelde en toegepaste procesgeïntegreerde milieutechnologie biedt dus door de inherente economische beperkingen van zijn toepassing geen optimale oplossing voor preventie of reductie van vervuiling. Wel toont het voorbeeld van de ontwikkeling van de oventechnologie bij aluminiumsmelters aan dat er binnen de bedrijfseconomische beperkingen ook vanuit milieuoogpunt ontegenzeggelijk vooruitgang mogelijk is.
Maar tot op heden zijn dit soort verbeteringen sub-optimaal en onvoldoende - bijvoorbeeld op het gebied van de beperking van CO2-emissies - om de mondiale, en ook veel nationale en lokale, milieuproblemen op te lossen. De huidige milieuproblemen vragen veelal om fundamentele en verstrekkende ingrepen. Het is niet te verwachten dat het bedrijfsleven uit zichzelf hiervoor toereikende milieutechnische oplossingen vindt.

De onbereikbare milieutechnologie

De ontwikkeling van technologie door bedrijven - inclusief milieutechnologie - is niet alleen aan fundamentele beperkingen onderworpen, zijn verspreiding over de wereld is ongelijk: de nieuwste technologie - en dat geldt in het bijzonder voor de procesgeïntegreerde milieutechnologie - is onvoldoende beschikbaar of financieel onbereikbaar voor ontwikkelingslanden.

De ontwikkeling en toepassing van procestechnologie doorloopt min of meer vaste stadia:


Licenties

 

 

 Een licentie is het gebruiksrecht van technologie. Hiervoor dient de gebruiker, de licencee, te betalen. Licenties zijn vooral wijd verspreid in de wereld van de chemische productie. Zo gauw een chemisch bedrijf een deel van zijn procestechnologie verkoopt in de vorm van licenties berekent dit bedrijf ook aan zichzelf de prijs voor de licentie (als deel van de kostprijs).
Meestal gaat dat in de vorm van een betaling van de werkmaatschappij aan een zustermaatschappij die eigenaar van de technologie is. Het gevolg is dat licenties niet verstorend werken in de concurrentie. Deze vorm van eigendom van technologie werkt dan ook niet belemmerend op technologie-overdracht, terwijl de financiële voordelen van het eigendom toch toevloeien aan het bedrijf dat de technologie in licentie uitgeeft.


Het hierboven beschreven proces van ontwikkeling, introductie en verspreiding van technologie heeft twee gevolgen:

Omdat juist deze twee conclusies veelvuldig ter discussie staan in het debat over de overdracht van (milieu)technologie aan het Zuiden gaan de volgende twee paragrafen hier dieper op in.

Dubbele standaard bij milieutechnologie?

Een beperkt maar groeiend aantal multinationale ondernemingen laat zich erop voorstaan wereldwijd dezelfde milieustandaards toe te passen. Ook recente management-literatuur bespeurt een trend in de richting van globalisering van concernbeleid op het gebied van milieumanagement, en een groeiende wereldwijde toepassing van milieustandaards die zijn gebaseerd op de strengste wetten. Als belangrijke drijfveer daarbij wijst men niet alleen op een toenemend milieubewustzijn, maar ook op minimalisering van aansprakelijkheid en vermijding van teveel milieustandaards binnen één concern.


Agenda 21 beveelt aan

 

 

 Op diverse plaatsen gaat Agenda 21 in op de noodzaak van internationaal gelijke milieustandaards binnen multinationale ondernemingen. Dit heeft betrekking op de toepassing van zowel milieutechnologie als milieumanagement. Artikel 30-22 uit het hoofdstuk Bedrijfsleven van Agenda 21 verwoordt dit als volgt:

"Het bedrijfsleven, met inbegrip van multinationale ondernemingen, dient gestimuleerd te worden om mondiaal bedrijfskundige beleidslijnen ten behoeve van duurzame ontwikkeling in te voeren, maatregelen te nemen die waarborgen dat milieuverantwoorde technologieën beschikbaar worden gesteld aan dochterondernemingen in ontwikkelingslanden die grotendeels eigendom zijn van het moederbedrijf, zonder extra externe kosten, alsmede buitenlandse vestigingen te stimuleren procedures aan te passen aan de plaatselijke ecologische omstandigheden, en ervaringen te delen met plaatselijke overheden, regeringen en internationale organisaties."

Uit de Benchmark-study van de Verenigde Naties blijkt evenwel dat slechts een handvol concerns zich een dergelijk beleid heeft voorgenomen, nog minder brengen het ten uitvoer. <15>


Het concept van mondiaal milieumanagement is een stap in de richting van duurzame ontwikkeling. Immers, indien multinationale ondernemingen dezelfde milieutechnologie en -praktijken toepassen in bijvoorbeeld Derde Wereld-landen als in het moederland is dat vaak een stap vooruit ten opzichte van de situatie waarin ze zich slechts houden aan lokale overheidsregels.
Meer dan een stap is het echter niet. Op technologiegebied komt de toepassing van gelijke standaards namelijk, zoals reeds is aangegeven, in essentie neer op het wereldwijd toepassen van de vanuit bedrijfseconomisch oogpunt beste milieu-procestechnologie. Dus niet de vanuit milieuoogpunt technisch beste oplossing.

 Praktisch gezien betekent het verder dat het bedrijf slechts bij nieuwe investeringen overal in de wereld de betere (procesgeïntegreerde milieu)technologie toepast. Bestaande installaties onttrekken zich dus aan dit beleid van multinationals om de betere nieuwe milieutechnologie toe te passen.

Geen enkel productieproces is schoon. Vanuit milieuoogpunt is zuiveringstechniek onontbeerlijk. Maar door zijn kostprijsverhogende karakter wordt de toepassing van zuiveringstechnologie meestal afhankelijk gemaakt van de eisen die de milieuwetgeving in het betreffende land stelt op het gebied van lozingsnormen. Ook speelt de effectiviteit van de handhaving daarbij een rol. Juist deze lokale overheidsnormen en de handhaving daarvan verschillen van land tot land. Het is daarom slechts zelden algemeen beleid van multinationals om overal in de wereld de beste zuiveringstechnologie toe te passen.

De onaangepaste milieutechnologie

Toepassing van de beste procesgeïntegreerde milieutechnologie betekent nog niet de minste vervuiling. Diverse factoren zijn daarbij van belang:

Ecologisch draagvlak en internationale milieunormen van bedrijven

De kwetsbaarheid van ecologische systemen verschilt van gebied tot gebied. Dit gegeven ligt ten grondslag aan het begrip ecologisch draagvlak. Het begrip brengt tot uitdrukking dat het ene gebied meer vervuiling kan tolereren dan het andere voordat het zelf-regenererende vermogen vermindert. Het is verleidelijk om daaruit vervolgens te concluderen dat vervuilingsnormen per gebied zouden kunnen variëren. Met andere woorden dat men de conclusie zou kunnen trekken dat het ook vanuit milieuoogpunt te rechtvaardigen is dat een internationaal opererende onderneming met van gebied tot gebied verschillende milieustandaards zou kunnen opereren.

 Een dergelijke conclusie is echter onjuist vanuit het oogpunt van economische ontwikkeling. Dat is te illustreren met behulp van het begrip ecologische gebruiksruimte. Indien aan één bedrijf in een gebied wordt toegestaan om zoveel te vervuilen als het ecologische draagvlak toelaat dan legt dat bedrijf beslag op de gehele lokaal beschikbare ecologische gebruiksruimte. Met andere woorden er is geen plaats meer voor andere bedrijvigheid en economische groei.
Vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling (dat zowel het ecologische als economische standpunt in zich wil verenigen) is dus een mondiale uniformering van milieustandaard op het niveau van de beste technische oplossing te prefereren.

De conclusie is dat dezelfde technologie per gebied onderscheiden milieurisico's en -gevolgen heeft. Dit betekent dat alleen lokaal aangepaste nieuwe en reeds bekende milieuvriendelijke technologische oplossingen tot optimaal resultaat kunnen leiden.

De overbodige technologie

Industriële bedrijven vormen onderdeel van productieketens. Het zijn stukjes van vaak over de hele wereld verspreide ketens die beginnen bij de winning van grondstoffen en eindigen bij de consument, waarna, in het beste geval, via recycling de afvalstoffen weer terugkomen in de keten. In elk stadium van de keten levert de fabricage risico's en emissies die milieuproblemen tot gevolg hebben.
Voor zover de fabricageprocessen zijn te kenmerken als scheidings-, raffinage-, of extractieprocessen geldt dat hoe zuiverder de grondstoffen des te minder emissie (en risico's daartoe). Of, wat bijna op hetzelfde neerkomt, hoe meer chemische en toxische stoffen er in het begin van de keten uit de grondstof worden gehaald des te minder milieurisico's en -effecten er zijn aan het eind van de keten. (Bij synthetische processtappen is de zuiverheid van grondstoffen veelal een minder belangrijke factor in het milieuvervuilende karakter van de fabricage). Hoe eerder in de keten van dit soort processen de milieutechnologie wordt ingebouwd, des te effectiever en preventiever ze werkt.


Cadmiumzuivering bij de bron

 

 

 Ruwe fosfaat gewonnen in Togo and Senegal is het meest met cadmium vervuilde fosfaaterts in de wereld (het bevat tussen de 172 en 234 mg cadmium per kilo P2O5). Alle Togolese fosfaat wordt geëxporteerd. Senegal verwerkt een deel binnenlands tot fosforzuur en fosfaat-kunstmest. Vooral Togo is afhankelijk van de export die ongeveer 20 procent van de inkomsten van de regering oplevert.
Vanaf 1986 begon de export naar Europese landen zoals Duitsland, België en Nederland af te nemen door de invoering van striktere milieuwetgeving op zowel Europees als nationaal niveau. Er werd steeds minder cadmium in het procesafval en in het eindproduct toegestaan. Kunstmest en voederfosfaat producenten schakelden over op de schonere fosfaatertsen.

 De overheden van Togo en Senegal vroegen daarop bij de EG subsidie aan (uit het Sysmin-fonds) om fosfaatertsreiniging te onderzoeken. Hoewel het technisch mogelijk is fosfaaterts van cadmium te ontdoen, is de methode nog niet economisch haalbaar. Toch wordt de techniek opnieuw onderzocht door een Deens ingenieursbureau. <16>
In een pilot-plant in Taba (Senegal) slaagde men erin om 80 procent van het cadmium te verwijderen. De Togolese pogingen om buitenlandse partners in een fosforzuur/fosfaatmest-project te betrekken en zo de cadmiumvervuiling in Togo te concentreren zijn mislukt (het project kostte 500 miljoen dollar). <17>


Het voorbeeld van de fosfaat geeft aan dat veel zuiveringstechnologie aan het eind van de keten overbodig is indien ze in eerdere stadia is toegepast. Het voorbeeld illustreert tevens dat ondernemingen dit principe niet vanzelfsprekend toepassen. Nergens ter wereld bestaan er namelijk overheidsvoorschriften die bedrijven dwingen de zuivere of gezuiverde grondstof te gebruiken. Het milieubeleid van overheden is te kenschetsen als beperking van de schade.

 Milieubeleid dat uitgaat van integraal ketenbeheer bestaat in de praktijk niet. Bedrijven hebben de volledige vrijheid om zelf te beslissen waar ze welke grond- en hulpstoffen inkopen. Zuivere grondstoffen zijn in de regel duurder dan de onzuivere. Hoewel dit de grondstofleveranciers kan stimuleren om hun product te zuiveren, betekent die hogere prijs voor de afnemer juist een belemmering om de schonere grondstof toe te passen.
Alleen grote, verticaal geïntegreerde, multinationale ondernemingen, of ondernemingen die een sleutelpositie innemen in een bepaald onderdeel van de productieketen, zijn in beginsel in staat om de toepassing van milieutechnologie naar de eerste stappen van de productieketen te verschuiven.

De ontoereikende technologie

De toepassing van milieutechnologie kan ingrijpend zijn. Zo zagen we bij het voorbeeld van de opeenvolgende generaties aluminiumsmelters dat in de loop van enkele decennia de fluoremissie op één locatie drastisch kon afnemen, terwijl de productiviteit van de aluminiumsmelter met een veelvoud toenam. Een dergelijke dramatische afname van lokale vervuiling van bedrijven, zelfs bij toename van de productie, is de afgelopen tien jaar op veel plaatsen in het geïndustrialiseerde Noorden opgetreden, met name met betrekking tot de lokale lucht-, water- en bodemverontreiniging.

 Daar staat tegenover dat het aantal productielocaties is uitgebreid en daar is lokale vervuiling nieuw geïntroduceerd. Dit is een wereldwijd proces: overal waar industrialisatie begint, is er vernietiging en vervuiling van het lokale natuurlijk milieu. Het is juist dit proces van ongecontroleerde productiegroei dat regionale en mondiale milieuproblemen eerder doet toenemen dan afnemen.
Deze groei van productie op nieuwe lokaties heeft niet alleen effecten in de sfeer van lucht en water, maar tevens in de sfeer van milieuvernietiging, uitputting, toenemende afvalproblematiek, en daarmee samenhangende gevolgen voor het internationale milieu.

 Pas als uitbreiding van productie samengaat met een absolute reductie van milieuvervuiling in de hele productieketen zijn we op weg naar duurzame technologie.
Slechts een zeer beperkt aantal grote ondernemingen stelt zichzelf de laatste jaren de eis om de absolute omvang van emissies en risico's te beperken. Het overgrote deel van de bedrijven relateert zijn milieubeleid aan de relatieve efficiëntie van de toegepaste zuiveringstechnologie.

Samenvattende conclusies

Multinationale ondernemingen vervullen een centrale rol bij de ontwikkeling en verspreiding van milieutechnologie. De inherente beperkingen en tekortkomingen daarbij zijn zo groot dat deze vorm van zelfwerkzaamheid momenteel geen optimale oplossingen biedt voor duurzame ontwikkeling:

Vragen en opmerkingen zijn welkom:

CONTRAST Advies - Milieu
Sint Ansfridusstraat 39
3817 BE Amersfoort
Tel: 033-4652806
Fax: 033-4659711


Terug naar de inhoudsopgave van De Ongrijpbare Redders

Terug naar de thuispagina van CONTRAST Advies - Milieu


© CONTRAST Advies 1998 - Laatste wijziging van deze pagina: 15 maart 1998