Multinationale ondernemingen hebben een sleutelrol
in die ontwikkeling van technologie, en ook in de verspreiding en overdracht
ervan. Dat geldt ook voor zogenaamde milieutechnologie. Negentig procent
van alle technologie en productpatenten in de wereld zijn eigendom van
multinationale ondernemingen. (Slechts zes procent van de 3,5 miljoen patenten
in de wereld zijn in eigendom van multinationale ondernemingen die in ontwikkelingslanden
zijn gevestigd <14>).
Het is dus niet verwonderlijk dat multinationale
ondernemingen ook vanuit dit gezichtspunt van ontwikkeling, toepassing
en verspreiding van milieuvriendelijke technologie naar het Zuiden een
belangrijke rol krijgen toebedeeld. De vraag is echter in hoeverre de vooruitgang
op het gebied van milieutechnologie kan worden overgelaten aan de zelfwerkzaamheid
van multinationale ondernemingen.
Technologische vernieuwing door het bedrijfsleven
is onderworpen aan dezelfde principiële tekortkoming van het marktmechanisme.
Ondernemingen zijn namelijk alleen bereid nieuwe technieken te introduceren
als deze uitzicht bieden op kostenverlaging en omzetvergroting. Dat geldt
voor elke technologie, ook voor milieuvriendelijke en met name de schonere,
procesgeïntegreerde technologie.
Dit economische principe bepaalt niet alleen de
toepassing van nieuwe technologie maar ook de ontwikkeling ervan. Alleen
die technologie die aan dit economisch beginsel voldoet is toepasbaar en
eventueel verkoopbaar. Niet de beste (milieu)techniek verschijnt in het
bedrijf of op de markt, niet de techniek die productie duurder maakt, maar
alleen die techniek die productie goedkoper maakt.
Een duidelijk voorbeeld van de koppeling tussen
financiële en milieukundige voordelen bij technologieontwikkeling
is de verbetering van de oventechnologie bij aluminiumsmelters na de Tweede
Wereldoorlog. De aluminiumproductie van een afzonderlijke smelter is tegenwoordig
al snel 200.000 ton per jaar. Voor de benodigde elektriciteit is een centrale
nodig van 300 Megawatt. Ter vergelijking: een gemiddelde moderne, op kolen
gestookte Nederlandse elektriciteitscentrale levert per jaar 600 Megawatt.
Het elektriciteitsverbruik per kilogram aluminium
in aluminiumsmelters die de moderne 175.000 Ampère-oventechnologie
van Péchiney toepassen
is ongeveer 13,5 kilowatt/uur. De ovens uit de periode 1940-1955 - de zogenaamde
Söderberg-ovens
- gebruikten nog circa 19,4 kilowatt/uur per kilogram aluminium.De verbetering
van de energie-efficiëntie van de ovens drukte de aluminium-kostprijs.
Bovendien bewerkstelligde de verbeteringen van het ovenontwerp een daling
van de constructiekosten (per kilogram aluminium).
Naast deze financiële voordelen had de verbetering
van de oventechnologie een aanzienlijke reductie van de fluor(ide)emissies
tot gevolg. De fluor(ide)emissies varieerden in de periode 1940-1955 tussen
de 12 en 25 gram per kilo aluminium. Na 1975 waren deze waarden teruggebracht
tot een half a één gram per kilo aluminium.
Door de invoering van zuiveringstechniek liep ook
de emissie van zwaveldioxide terug. Alleen de emissie van CO2
bleef zeer groot. Zonder kostprijsverlaging zouden al deze verbeteringen
niet zijn verwezenlijkt.
De door het bedrijfsleven ontwikkelde en toegepaste
procesgeïntegreerde milieutechnologie biedt dus door de inherente
economische beperkingen van zijn toepassing geen optimale oplossing voor
preventie of reductie van vervuiling. Wel toont het voorbeeld van de ontwikkeling
van de oventechnologie bij aluminiumsmelters aan dat er binnen de bedrijfseconomische
beperkingen ook vanuit milieuoogpunt ontegenzeggelijk vooruitgang mogelijk
is.
Maar tot op heden zijn dit soort verbeteringen sub-optimaal
en onvoldoende - bijvoorbeeld op het gebied van de beperking van CO2-emissies
- om de mondiale, en ook veel nationale en lokale, milieuproblemen op te
lossen. De huidige milieuproblemen vragen veelal om fundamentele en verstrekkende
ingrepen. Het is niet te verwachten dat het bedrijfsleven uit zichzelf
hiervoor toereikende milieutechnische oplossingen vindt.
De ontwikkeling en toepassing van procestechnologie doorloopt min of meer vaste stadia:
Een licentie is het gebruiksrecht van technologie.
Hiervoor dient de gebruiker, de licencee, te betalen. Licenties
zijn vooral wijd verspreid in de wereld van de chemische productie. Zo
gauw een chemisch bedrijf een deel van zijn procestechnologie verkoopt
in de vorm van licenties berekent dit bedrijf ook aan zichzelf de prijs
voor de licentie (als deel van de kostprijs).
Meestal gaat dat in de vorm van een betaling van
de werkmaatschappij aan een zustermaatschappij die eigenaar van de technologie
is. Het gevolg is dat licenties niet verstorend werken in de concurrentie.
Deze vorm van eigendom van technologie werkt dan ook niet belemmerend op
technologie-overdracht, terwijl de financiële voordelen van het eigendom
toch toevloeien aan het bedrijf dat de technologie in licentie uitgeeft.
Het hierboven beschreven proces van ontwikkeling, introductie en verspreiding van technologie heeft twee gevolgen:
Op diverse plaatsen gaat Agenda 21 in op de noodzaak van internationaal gelijke milieustandaards binnen multinationale ondernemingen. Dit heeft betrekking op de toepassing van zowel milieutechnologie als milieumanagement. Artikel 30-22 uit het hoofdstuk Bedrijfsleven van Agenda 21 verwoordt dit als volgt:
"Het bedrijfsleven, met inbegrip van multinationale ondernemingen, dient gestimuleerd te worden om mondiaal bedrijfskundige beleidslijnen ten behoeve van duurzame ontwikkeling in te voeren, maatregelen te nemen die waarborgen dat milieuverantwoorde technologieën beschikbaar worden gesteld aan dochterondernemingen in ontwikkelingslanden die grotendeels eigendom zijn van het moederbedrijf, zonder extra externe kosten, alsmede buitenlandse vestigingen te stimuleren procedures aan te passen aan de plaatselijke ecologische omstandigheden, en ervaringen te delen met plaatselijke overheden, regeringen en internationale organisaties."
Uit de Benchmark-study van de Verenigde Naties blijkt evenwel dat slechts een handvol concerns zich een dergelijk beleid heeft voorgenomen, nog minder brengen het ten uitvoer. <15>
Het concept van mondiaal milieumanagement is een
stap in de richting van duurzame ontwikkeling. Immers, indien multinationale
ondernemingen dezelfde milieutechnologie en -praktijken toepassen in bijvoorbeeld
Derde Wereld-landen als in het moederland is dat vaak een stap vooruit
ten opzichte van de situatie waarin ze zich slechts houden aan lokale overheidsregels.
Meer dan een stap is het echter niet. Op technologiegebied
komt de toepassing van gelijke standaards namelijk, zoals reeds is aangegeven,
in essentie neer op het wereldwijd toepassen van de vanuit bedrijfseconomisch
oogpunt beste milieu-procestechnologie. Dus niet de vanuit milieuoogpunt
technisch beste oplossing.
Praktisch gezien betekent het verder dat het bedrijf slechts bij nieuwe investeringen overal in de wereld de betere (procesgeïntegreerde milieu)technologie toepast. Bestaande installaties onttrekken zich dus aan dit beleid van multinationals om de betere nieuwe milieutechnologie toe te passen.
Geen enkel productieproces is schoon. Vanuit milieuoogpunt is zuiveringstechniek onontbeerlijk. Maar door zijn kostprijsverhogende karakter wordt de toepassing van zuiveringstechnologie meestal afhankelijk gemaakt van de eisen die de milieuwetgeving in het betreffende land stelt op het gebied van lozingsnormen. Ook speelt de effectiviteit van de handhaving daarbij een rol. Juist deze lokale overheidsnormen en de handhaving daarvan verschillen van land tot land. Het is daarom slechts zelden algemeen beleid van multinationals om overal in de wereld de beste zuiveringstechnologie toe te passen.
Een dergelijke conclusie is echter onjuist
vanuit het oogpunt van economische ontwikkeling. Dat is te illustreren
met behulp van het begrip
ecologische gebruiksruimte. Indien aan
één bedrijf in een gebied wordt toegestaan om zoveel te vervuilen
als het ecologische draagvlak toelaat dan legt dat bedrijf beslag op de
gehele lokaal beschikbare ecologische gebruiksruimte. Met andere woorden
er is geen plaats meer voor andere bedrijvigheid en economische groei.
Vanuit het oogpunt van duurzame ontwikkeling
(dat zowel het ecologische als economische standpunt in zich wil verenigen)
is dus een mondiale uniformering van milieustandaard op het niveau van
de beste technische oplossing te prefereren.
De conclusie is dat dezelfde technologie per gebied onderscheiden milieurisico's en -gevolgen heeft. Dit betekent dat alleen lokaal aangepaste nieuwe en reeds bekende milieuvriendelijke technologische oplossingen tot optimaal resultaat kunnen leiden.
Ruwe fosfaat gewonnen in Togo and Senegal is
het meest met cadmium vervuilde fosfaaterts in de wereld (het bevat tussen
de 172 en 234 mg cadmium per kilo P2O5). Alle Togolese fosfaat wordt geëxporteerd.
Senegal verwerkt een deel binnenlands tot fosforzuur en fosfaat-kunstmest.
Vooral Togo is afhankelijk van de export die ongeveer 20 procent van de
inkomsten van de regering oplevert.
Vanaf 1986 begon de export naar Europese landen
zoals Duitsland, België en Nederland af te nemen door de invoering
van striktere milieuwetgeving op zowel Europees als nationaal niveau. Er
werd steeds minder cadmium in het procesafval en in het eindproduct toegestaan.
Kunstmest en voederfosfaat producenten schakelden over op de schonere
fosfaatertsen.
De overheden van Togo en Senegal vroegen daarop
bij de EG subsidie aan (uit het Sysmin-fonds) om fosfaatertsreiniging te
onderzoeken. Hoewel het technisch mogelijk is fosfaaterts van cadmium te
ontdoen, is de methode nog niet economisch haalbaar. Toch wordt de techniek
opnieuw onderzocht door een Deens ingenieursbureau. <16>
In een pilot-plant in Taba (Senegal) slaagde men
erin om 80 procent van het cadmium te verwijderen. De Togolese pogingen
om buitenlandse partners in een fosforzuur/fosfaatmest-project te betrekken
en zo de cadmiumvervuiling in Togo te concentreren zijn mislukt (het project
kostte 500 miljoen dollar). <17>
Het voorbeeld van de fosfaat geeft aan dat veel zuiveringstechnologie aan het eind van de keten overbodig is indien ze in eerdere stadia is toegepast. Het voorbeeld illustreert tevens dat ondernemingen dit principe niet vanzelfsprekend toepassen. Nergens ter wereld bestaan er namelijk overheidsvoorschriften die bedrijven dwingen de zuivere of gezuiverde grondstof te gebruiken. Het milieubeleid van overheden is te kenschetsen als beperking van de schade.
Milieubeleid dat uitgaat van integraal ketenbeheer
bestaat in de praktijk niet. Bedrijven hebben de volledige vrijheid om
zelf te beslissen waar ze welke grond- en hulpstoffen inkopen. Zuivere
grondstoffen zijn in de regel duurder dan de onzuivere. Hoewel dit de grondstofleveranciers
kan stimuleren om hun product te zuiveren, betekent die hogere prijs voor
de afnemer juist een belemmering om de schonere grondstof toe te passen.
Alleen grote, verticaal geïntegreerde, multinationale
ondernemingen, of ondernemingen die een sleutelpositie innemen in een bepaald
onderdeel van de productieketen, zijn in beginsel in staat om de toepassing
van milieutechnologie naar de eerste stappen van de productieketen te verschuiven.
Daar staat tegenover dat het aantal productielocaties
is uitgebreid en daar is lokale vervuiling nieuw geïntroduceerd. Dit
is een wereldwijd proces: overal waar industrialisatie begint, is er vernietiging
en vervuiling van het lokale natuurlijk milieu. Het is juist dit proces
van ongecontroleerde productiegroei dat regionale en mondiale milieuproblemen
eerder doet toenemen dan afnemen.
Deze groei van productie op nieuwe lokaties heeft
niet alleen effecten in de sfeer van lucht en water, maar tevens in de
sfeer van milieuvernietiging, uitputting, toenemende afvalproblematiek,
en daarmee samenhangende gevolgen voor het internationale milieu.
Pas als uitbreiding van productie samengaat
met een absolute reductie van milieuvervuiling in de hele productieketen
zijn we op weg naar duurzame technologie.
Slechts een zeer beperkt aantal grote ondernemingen
stelt zichzelf de laatste jaren de eis om de absolute omvang van emissies
en risico's te beperken. Het overgrote deel van de bedrijven relateert
zijn milieubeleid aan de relatieve efficiëntie van de toegepaste zuiveringstechnologie.
Vragen en opmerkingen zijn welkom:
CONTRAST Advies - Milieu
Sint Ansfridusstraat 39
3817 BE Amersfoort
Tel: 033-4652806
Fax: 033-4659711
Terug naar de inhoudsopgave van De Ongrijpbare Redders
Terug naar de thuispagina van CONTRAST Advies - Milieu