De Ongrijpbare Redders
Bijlagen
Bijlage 1: GATT en de patentering
van levensvormen <35>
Niet alleen de Franse boeren liepen tegen de GATT
- verdragtekst te hoop. Ook in India is fel en op grote schaal tegen de
nieuwe GATT geprotesteerd.
Indiase boeren, wetenschappers en milieuactivisten maken bezwaar tegen
het hoofdstuk inzake Intellectuele Eigendomsrechten, oftewel patent-
en licentierechten. Nog vlak voor de ondertekening demonstreerde 200.000
betogers op 5 april 1994 in New Delhi tegen het GATT-verdrag.
Het gaat om een zaak waarin weliswaar de Indiase
milieu- en boerenbewegingen het voortouw hebben genomen, maar waarvan de
repercussies in alle Derde-Wereldlanden voelbaar zullen zijn. Het nieuwe
GATT-verdrag
schrijft voor dat alle aangesloten landen zich neerleggen bij het patentrecht
van de Westerse industrielanden. Dat houdt in dat iedereen die gebruik
wil maken van in het Westen geregistreerde patenten, daarvoor royalties
moet betalen. Ook als die royalties onredelijk hoog zijn, of als een patent
op oneigenlijke manier is verkregen.
Om dat laatste was het de Indiase betogers
te doen. Momenteel wordt het patentrecht in veel Derde-Wereldlanden niet
erkend, maar nu moeten ze overstag op straffe van uitsluiting uit het GATT-systeem.
De Indiase
Patentwet uit 1970 verbiedt in principe het patenteren
van alle levensvormen (planten, dieren, zaden) door particulieren of bedrijven.
Veel andere Derde Wereld-landen hebben een soortgelijk wetgeving.
Sinds de jaren zestig hebben multinationale bedrijven
in hun (Westerse) landen van herkomst patenten aangevraagd op tal van gewassen,
zaden en werkzame bestanddelen van planten en bomen in de Derde Wereld.
Zo ontdekte de Amerikaanse hoogleraar Iltis op een dag in Peru twee wilde
tomatensoorten, die met goed resultaat in de VS te verbouwen waren. Hij
importeerde de zaden, nam er patent op, en verkocht dat aan de voedingsmiddelenindustrie.
Momenteel gaat er in de VS geen pizza over de toonbank of er zit puree
van deze tomatensoort op.
De meeste patenten zijn echter niet bedoeld
voor de voedselproductie. Momenteel herbergt de American Type Culture
Collection, een wetenschappelijk registratiebureau in Maryland (Virginia),
rond de 60.000 gepatenteerde of patenteerbare organismen. Het gaat veelal
om patenten op bestanddelen van planten en zaden die gebruikt worden voor
de productie van milieuvriendelijke meststoffen, insecticiden of medicijnen
- waarvoor in het Westen een snel groeiende markt bestaat en waar dus voor
bedrijven steeds meer geld mee te verdienen valt.
Als het nieuwe GATT-patentrecht
in werking treedt, wordt onder meer de Amerikaanse patentwetgeving over
de hele wereld toepasbaar. De bedrijven en boeren in de Derde Wereld, die
sinds jaar en dag van die zaden en gewassen leven, zullen plotseling voor
het gebruik moeten gaan betalen indien de multinationale patent-eigenaren
hun rechten gaan claimen.
Bijlage 2: De Global Environmental
Facility (GEF) <36>
De Global
Environmental Facility (GEF) is een subsidiefonds voor ontwikkelingslanden.
De GEF schenkt
via drie uitvoerende organisaties - de Wereldbank,
de UNEP en de UNDP
(United Nations Development Programme) - geld aan projecten die bedoeld
zijn om bij te dragen aan de bescherming van het wereldwijde milieu. De
projecten moeten bovendien in overeenstemming zijn met ontwikkelingsdoelstellingen.
De Global Environmental
Facility financiert in principe alleen de zogeheten aanvullende kosten
(incremental costs) die gemaakt moeten worden ten behoeve van wereldwijde
milieuwaarden. Aanvullend op wat het land zelf geacht wordt te financieren
voor zijn eigen natuur en milieu.
Global
Environmental Facility-projecten moeten betrekking hebben op de broeikasproblematiek,
vervuiling van internationale wateren, het verlies van biodiversiteit of
de vernietiging van de ozonlaag. De GEF
werd al in 1990, dus voor de UNCED,
opgezet als een driejarig experiment. Eind 1993 liep de pilotfase af.
Inmiddels is de GEF
aangewezen als interim- financieringsmechanisme voor de UNCED-Conventies
inzake de Biodiversiteit en de Klimaatsverandering. Na 16 maanden onderhandelen
kwamen de vertegenwoordigers van meer dan 80 landen hiertoe op 16 maart
1994 in Genève tot een akkoord. In de periode 1994-1996 doneren
diverse Noordelijke landen in totaal 2 miljard dollar.
De kritiek op het functioneren van de GEF
in de eerste drie proefjaren was niet mals, met name uit NGO-kringen. De
kritiek concentreerde zich op twee punten:
-
Het eerste richt zich op de discrepantie tussen lokale
milieuproblemen die te maken hebben met armoede en de internationale milieuproblemen
die voor het belangrijkste deel zijn terug te leiden tot de rijke wereld.
De
GEF is
het enige kanaal waar wel wat extra geld in gestopt wordt, maar de GEF
richt zich op wereldwijde milieuproblemen (Global Environment Issues)
en niet op de dagelijkse noden van de arme landen.
De critici stellen dat de GEF
weinig zin heeft en zelfs averechts kan werken, wanneer de grote armoedeproblemen
niet opgelost zijn. De betrokkenheid van de Wereldbank
bij GEF-projecten, zo stellen de critici, leidt ertoe dat er van
verantwoording jegens de lokale bevolking niets terecht komt, laat staan
van behoorlijke participatie bij de identificatie, ontwikkeling en uitvoering
van projecten.
-
Een tweede kritiekpunt richt zich op oneigenlijk gebruik
van het fonds. Volgens de critici vragen ontwikkelingslanden GEF-subsidies
aan voor de zogenaamde aanvullende kosten voor mondiale milieubescherming
terwijl de nationale of lokale milieubescherming niet goed is verzekerd,
of de projecten niet bijdragen aan de eigen ontwikkeling. Als daar in dat
land echter geen geld voor is, gaat men zich in bochten wringen om toch
maar het GEF-geld
binnen te halen. Het resultaat is dat er projecten worden voorgesteld die
nergens op aansluiten en die veelal door personen van buiten worden opgezet.
Hierdoor treedt er dus geen versterking op van de institutionele capaciteit
voor duurzame ontwikkeling en natuur- en milieubescherming in zo'n land.
-
Nigeria, GEF helpt Shell?
Natuur en mens hebben ernstig te leiden onder
de olie-exploitatie in Nigeria. Als gevolg van vervuiling, geluidsoverlast
en voor de oliewinning noodzakelijke infrastructuur wordt een aanslag gedaan
op kwetsbare mangrove bossen, internationaal erkend als bedreigde ecosystemen,
en tevens de bestaansbron voor duizenden mensen. Protesten van de lokale
bevolking tegen de vervuiling en het feit dat de lokale bevolking nauwelijks
profiteert van de oliewinning, worden hardhandig onderdrukt.
Op 30 april en 4 mei 1994 vielen 1 dode en
een tiental gewonden bij demonstraties tegen de aanleg van een pijpleiding
door Shell, dat
zeer actief is in dit gebied.
Ken Saro Wiwa, een van de leiders van het verzet
van de Ogoni (een inheemse
bevolkingsgroep in dit gebied), werd door de Nigeriaanse autoriteiten gearresteerd.
De internationale aandacht die hij heeft verkregen voor de problemen rond
de oliewinning in het gebied is de aanleiding geweest voor zijn arrestatie.
De effecten op het mondiale klimaat als gevolg van de enorme hoeveelheden
aardgas die vrijkomen bij de oliewinning zijn voor de GEF
aanleiding geweest om geld in het gebied te investeren. In de plannen ontbreekt
echter aandacht voor de
lokale milieuproblemen en men besteedt in
het geheel geen aandacht aan de problemen voor de lokale gemeenschappen.
De NGO's trekken uit deze kritiekpunten de volgende
conclusies: Het principe van aanvullende kosten is alleen te verdedigen
als er via andere kanalen op effectieve wijze wordt gewerkt aan lokale
en nationale duurzame ontwikkeling. Ministers van Financiën zullen
niet staan te trappelen om een GEF,
dat overal op oneigenlijke wijze voor gebruikt kan worden, vol te storten.
De NGO's meenden dat het GEF
ook gebruikt moet worden om een intensivering van de reguliere hulpkanalen
te bewerkstelligen. De GEF
zou zeker niet armoedesituaties moeten verergeren, en zou bij voorkeur
moeten bijdragen aan verbetering van de lokale sociale situatie.
Voorts meenden de NGO's dat de Wereldbank,
die momenteel de
GEF
beheert, meer en sneller informatie over de kandidaat-projecten moet verstrekken,
en de betrokken bevolkingsgroepen en de NGO's beter in de besluitvorming
moet betrekken. Sleutelbegrippen voor een nieuwe GEF
zouden transparantie, verantwoordingsplicht (accountability) en
participatie moeten zijn.
De nieuwe Global
Environmental Facility komt gedeeltelijk tegemoet aan deze kritiekpunten.
De bestuursstructuur is losser komen te staan van de
Wereldbank.
Er komt een bestuursraad bestaande uit 32 oprichtende landen (18 donorlanden
en 14 ontvangende landen). Openheid en consultatie en participatie van
zowel de geëigende NGO's, als lokale bevolkingsgroepen gedurende de
gehele projectcyclus, is als uitgangspunt in het akkoord opgenomen. De
betrokkenheid van NGO's in de bestuursraad is echter nog niet vastgelegd.
Bijlage 3: Noten
-
"Uitstoot kooldioxide moet ver
onder bestaand niveau", de Volkskrant, 16 September 1994, p.8;
-
"Zorgen voor morgen" RIVM,
Bilthoven, 1988;
-
ECN: Environmental Review, July
1992, p.8;
-
World Development Movement, "Costing
the Earth", 1991, p.21;
-
"Green Rights for all: the earth
view." Aubry Meijer, Global Commons Institute, ECN-Environmental Review,
July 1992;
-
In: Crosscurrents, No. 4, 19 August
1991, p.4;
-
De Maleisische ambassadeur Razali
Ismail, delegatieleider van zijn land, geciteerd in: OnzeWereld, Oktober
1991;
-
"The corporate capture of the
earth summit" Benno Bruno, Multinational Monitor, July/August 1992,
p.6;
-
"The Business Council for Sustainable
Development - Phase Two?", The Network, No. 21 November 1992, p.16;
-
"Ongoing and future research:
transnational corporations and issues relating to the environment"
UNCTC, October 1989, p.5;
-
"Transnational corporations
and the issues relating to the environment", Report of the Secretary-General,
UN Commission on Transnational Corporations, 11 January 1990;
-
UNCTC 1988, p.230;
-
"The dye is cast by growth and
costs, European chemical companies are shifting bulk capacity to Asia",
Paul Abrahams, the Financial Times, May 31 1994;
-
Benchmark Survey, p.2;
-
Benchmark Survey, p.65;
-
Door: FLS Miljo Environmental Management,
een dochter van de Deense F.L. Smidth Group, in samenwerking met het Deense
Ministerie voor Milieu en een kunstmestproducent, Phosphorus & Potassium,
No. 162, July/August 1989, p.28;
-
Phosphorus & Potassium, No.
148, March/April 1987, p.12;
-
"Environmental Management in
Transnational Corporation. Report on the Benchmark Corporate Environmental
Survey", United Nations Conference on Trade and Development Programme
on Transnational Corporations, Environmental Series No. 4, UN, New York
1993;
-
"Rapportage over mogelijkheden
van onderzoek naar milieuinvesteringen bij Shell Nederland Chemie",
Hans Heerings, SOMO, Amsterdam 27 November 1989, In opdracht van Greenpeace
Netherlands, p.18;
-
Benchmark Survey, p.169;
-
"Toxic Turnabout? a deal on
Superfund may finally be at hand", Business Week, 25 April 1994, pp.
34-35;
-
From: "Groene markten",
SOMO, 1994;
-
"Dow best of bad bunch concludes
UNEP report", European Chemical News, 11 July 1994, p.30;
-
Benchmark Survey, p.176;
-
Ibid, p.65;
-
"Emerging Trends in the Development
of International Environmental Law at the Regional and Global Level: Implications
for Transnational Corporations", Prepublication Advance Unedited Copy,
United Center on Transnational Corporations, UN, New York, 1992;
-
Focus, GATT newsletter, August/September
1993, pp. 6-7;
-
"Trade and environment",
Decision, adopted 15 December 1993 by the Trade Negotiations Committee;
-
"Business regulation and competition
policy - The case for international action" Harris Gleckman, Riva Krut,
Christian Aid, July 1994: "A body stocked with industry handmaidens
from the USDA and FDA, wide open to lobbying by (...) transnational corporations."
p.19; "The General Agreement on Tariffs and Trade, Environmenal Protection
and Sustainable Development", C. Arden-Clark. A WWF international discussion
paper. Revisited November 1991. "The Codex Alimentarius panel is known
to be heavily influenced by multinational food and chemical companies.
To take but one example, there are 28 members of the US delegation to Codex
Alimentarius, 16 of whom represent food and agrochemical companies or producer
associations", p.28;
-
"Wereldhandel staat voor 'groene'
horde. Ontwikkelingslanden vrezen milieunormen rijke landen", Jolke
Oppewal, Internationale Samenwerking, Mei 1994, p.35;
-
Het Parool, 13 April 1994;
-
The Ecologist, Vol. 20, No. 6,
Nov/Dec 1990;
-
"Philip Morris - Ontwikkeling
in de divisie tabak in Europa en in de Verenigde Staten", Hans Heerings,
SOMO, Amsterdam, 5 April 1994;
-
The Ecologist, Vol. 18, No. 2,
1988;
-
Geciteerd uit: "Werelddiefstal",
Aart Brouwer, Milieudefensie 4-1994, pp. 12-13;
-
"$2 billion for Rio Follow-Up",
The Network, No. 36, April 1994; en "Governments Push Ahead with the
GEF", No. 24, March 1993, E&O No. 3, October 1993;
Vragen en opmerkingen zijn welkom:
CONTRAST Advies - Milieu
Sint Ansfridusstraat 39
3817 BE Amersfoort
Tel: 033-4652806
Fax: 033-4659711
Terug naar de inhoudsopgave
van De Ongrijpbare Redders
Terug naar de thuispagina
van CONTRAST Advies - Milieu
©
CONTRAST Advies 1998 - Laatste wijziging van deze pagina: 15 maart
1998