Op zijn bidprentje wordt Jaak van Wijck als volgt geschilderd:
"Hij bezat de zeldzame gave van een aristocratisch - fijne natuur, die opging in de schoonheid zoals hij ze vond in Gods heerlijk kunstwerk:
in onze dichterlijke Kempen
of in Noord - Brabant,
op de heide met haar verre horizonnen
waar zijn fijn penseel
de eindeloze luchten
de droomende vennen,
de donkere mastbosschen,
de rilde berken,
de gouden duinen
op doeken maalde
die vredige schoone ziel
voor immer zullen uitbeelden"