Hoe de islam ons voorgoed veranderde.
Rivieren van bloed

( Bernard Lewis, een islamoloog aan de Princeton University, begon spottend te lachen toen hem in
2004 door een Duitse krant gevraagd werd te voorspellen of Europa tegen het eind van deze
eeuw wel of niet een supermacht zou zijn. ‘Europa’, zei hij, ‘zal dan onderdeel zijn van het
Arabische Westen, van de Maghreb.’(
Wolfgang Schwanitz, Europa wird am Ende des Jahrhunderts islamitisch sein’,
Die Welt 28 juli 2004))

West-Europa wordt een Multi-etnische samenleving in een vlaag van verstrooidheid. In het
decennium na de Tweede Wereldoorlog kwam er – met weinig publieke discussie, zoals later
zou worden benadrukt- een massale immigratie op gang. Bedrijven en overheden in de
Benelux, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Scandinavië startten projecten om
arbeidskrachten te werven voor hun snel opbloeiende naoorlogse economieën. Ze nodigden
immigranten uit. Sommige nieuwkomers kregen banen, vooral in de zware industrie, die nu
benijdenswaardig zeker en goed betaald lijken. Maar de anderen deden het zwaarste,
ondankbaarste en gevaarlijkste werk dat de Europese industrie te bieden had. Velen van hen
waren loyale koloniale onderdanen geweest en hadden zelfs onder de wapenen gestaan voor
Europese mogendheden.
Europa werd een immigratiedoel als gevolg van de consensus onder politieke en economische
elites. Voor zover die elites al nadachten over de consequenties van immigratie op de lange
termijn, gingen ze uit van bepaalde veronderstellingen. Het aantal immigranten zou beperkt
blijven. Omdat ze kwamen voorzien in een tijdelijk gebrek aan arbeidskrachten, zouden de
meesten niet voorgoed in Europa blijven. Sommige zouden misschien langer blijven.
Niemand ging ervan uit dat ze ooit in aanmerking zouden komen voor bijstand. De gedachte
dat ze de zeden en gewoonten van zuidelijke dorpen, clans, marktplaatsen en moskeeën
zouden behouden, was te bizar voor woorden.
Bijna alle vooronderstellingen waarmee de massale immigratie begon, bleken naderhand
onjuist. Toen dat duidelijk werd, werd Europa’s warme welkom voor de armen van de wereld
ingetrokken- aanvankelijk indirect, via retoriek van enkele politici die in de jaren zestig de
knuppel in het hoederhok gooiden, en vervolgens expliciet, via een keiharde, tegen immigratie
gerichte wetgeving in de jaren zeventig. Decennium na decennium geven opiniepeilingen aan
dat het merendeel van de West-Europese bevolking fel gekant was tegen massale immigratie.
Maar dat is het begin,niet het einde van ons verhaal. De expliciete intrekking van de Europese
uitnodiging aan het adres van immigranten had geen noemenswaardig remmend effect op de
immigrantenstroom. In de loop van de tijd nam immigratie naar Europa steeds sneller toe. Op
geen enkel moment werden Europeanen uitgenodigd een inschatting te maken van de kosten
en baten ervan op lange termijn.
Gelijk en ongelijk van Enoch Powell.
Op 20 april 1968, twee weken na de moordaanslag op Martin Luther King jr. en de
rassenrellen die dit ontketende in Washington en andere Amerikaanse steden, hield het
conservatieve Britse parlementslid Enoch Powell in het Midland Hotel te Birmingham een
toespraak die sindsdien sterk tot de politieke verbeelding is blijven spreken. Powell sprak over
de, tot dan nog bescheiden, komst van ‘niet-blanke’, voormalige koloniale onderdanen,
voornamelijk uit het Indiase subcontinent, maar ook uit het Caribische gebied. In die tijd had
deze immigratie alleen nog maar het aanzien van een zeer beperkt aantal stadswijken
veranderd. Powell suggereerde dat dit op den duur zou leiden tot getto ’s als de Amerikaanse
woonwijken die nu in lichtelaaie stonden. ‘We lijken wel gek,’ zei hij, ‘letterlijk gek, als
natie, dat we een jaarlijkse instroom toestaan van zo’n 50.000 ons ten laste komende
personen, die merendeels het materiaal vormen voor de toekomstige groei van de
immigranten afstammende bevolkingsgroep. Het is alsof we kijken naar een natie die druk
bezig is met het opbouwen van hun eigen brandstapel.’
De dichter Vergilius citerend sprak hij waarschuwend: ‘
Het is of ik “de Tiber doortrokken zie
van opschuimend bloed.”’
Een halfjaar later waarschuwde hij in een nog onheilspellender toespraak voor de Londense
Rotary Club, dat als de immigranten in het huidige tempo voortgingen,

Het stedelijke gedeelte van complete kleine en grote steden in Yorkshire, de Midlands en graafschappen rond Londen qua bevolking overwegend of uitsluitend Afro-Aziatisch zou zijn. Dan zouden er in Engeland meerdere Washingtons soort zijn. Uit de gebieden zou de autochtone bevolking, de bewoners van Engeland, die graag mogen denken dat dit hun eigen land is en dat dit hun vaste woonplaatsen zijn, compleet zijn losgewrikt- ik heb met opzet het meest neutrale woord
gekozen dat ik kon vinden. Maar nu zal ik deze ochtend voor het eerste een subjectief oordeel laten horen[…]. De bewoners van Engeland zullen dit niet dulden.

Sindsdien is het hele Britse immigrantendebat in wezen een dispuut over de vraag of Enoch
Powells oordeel juist was. Dat is altijd een vruchteloos dispuut geweest omdat de betrokkenen
doorgaans twee betekenissen van het woord ’juist’ door elkaar halen. Zeggen dat de
Emancipatieproclamatie van Abraham Lincoln juist is betekend iets heel anders dan zeggen
dat de stelling van Pythagoras juist is. Powells opmerkingen getuigden van een op klasse
gebaseerde verdeeldheid over de vraag om welk soort ‘juistheid ‘ het werkelijk draait in de
politiek. Deze verdeeldheid lijkt een kenmerk va\n alle discussies over hedendaagse
immigranten in alle landen.
Politieke elites concentreerden zich op de vraag of Powell moreel gelijk had. Ook al waren de
meeste angsten waarop Powell zich beriep legitiem, en ook al kunnen er genoeg bewijzen
worden aangehaald ( zoals zijn passie voor India en voor Indiase talen) om aan te tonen dat
Powell zelf racist was, toch moet je je in allerlei bochten wringen als je zijn toespraak wilt
verdedigen tegen beschuldigingen van onverdraagzaamheid. De berichtgeving keerde zich
tegen hem. De conservatie leider Ted Heath, Powells aartsrivaal binnen de partij, dwong
Powell zijn positie als schaduwminister van Defensie op te geven. Moreel gesproken had
Powell het niet juist.
Maar de publieke opinie richtte zich op de vraag of hij feitelijk gelijk had. En in die zin had
hij zonder twijfel volkomen gelijk. Er werd inderdaad veel gegniffeld om de Powells
demografische voorspelling, maar inmiddels is gebleken dat die niet zomaar ruwweg accuraat
waren, maar de meest volmaakte mate van nauwkeurigheid vertonen die bij zulke
voorspellingen mogelijk is. In zijn Rotary Clubtoespraak schokte Powell zijn gehoor met de
uitspraak dat het aantal niet blanken inwoners van Groot-Brittannië, dat in die rijd net iets
meer dan 1 miljoen bedroeg, in 2002 zou zijn opgelopen tot 4,5 miljoen ( volgens de
volkstelling van 2001 was de feitelijke bevolkingsomvang van de ‘etnische minderheid’ in
Groot-Brittannië 4.635.296) In een toespraak tijdens de verkiezingscampagne van 1970
vertelde hij kiezers in Wolverhampton dat een vijfde tot een kwart van hun stad, en ook van
Birmingham en Centraal-Londen, zou bestaan uit immigranten uit het Britse Gemenebest en
hun nakomelingen.( volgens de volkstelling van 2001 is Wolverhampton voor 22,2 % niet
blank, Birmingham voor 29,6 % en Centraal-Londen voor 34,4 %)
Gewone Britten waren opgetogen over Powells toespraak in Birmingham. Hij ontving
letterlijk karrenvrachten fanmail: 100.000 brieven in de tien dagen daarna, waarvan slechts
800 met negatieve kritiek. Maar hoewel Powell terecht stelde dat de immigratie veel meer zou
toenemen dan een Engelsman in 1968 toelaatbaar zou hebben gevonden, zat hij ernaast met
zijn voorspelling dat een volgende generatie Engelsen dit niet zou tolereren. Inderdaad is er
nu en dan bloed gevloeid- een golf van rassenmoorden op Zuid-Aziaten in het Londense East
End in de jaren zeventig, een tiental grote rellen in opeenvolgende decennia en talrijke
terroristische aanslagen, onder andere de bomaanslagen op het openbaar vervoer in Londen
door Islamitische Engelsen van Pakistaanse herkomst op 07 juli 2005-, maar dat heeft de
rivieren niet doen opschuimen. Wat zag Powell over het hoofd?
Eén ding dat hij over het hoofd zag, omdat het hem daaraan ontbrak, was schaamte. De
overheersende morele sfeer van het naoorlogse Europa was er een van berouw over twee
historische wandaden: het kolonialisme en het nazisme. Natuurlijk had Groot-Brittanie als
enig West-Europees land geen enkele aanleiding voor spijt over de rol als deelnemer,
bevorderaar of passieve toeschouwer bij de euveldaden van het fascisme van twee en drie
decennia geleden. Groot-Brittanie was echter recentelijk vertrokken, of weggejaagd, uit het
grootste imperium uit de wereldgeschiedenis, en dat had de meeste inwoners opgezadeld met
een gevoel van gêne en timiditeit. Powell was een uitzondering. Als gepassioneerd minnaar
van de idylle van het oude wereldrijk had hij geen oor voor hun berouwvolle klaagzangen en
besefte hij niet dat zijn tijdgenoten andere muziek hoorden.
Als naoorlogse Europeanen zich bezigheden met Afrikanen, Aziaten en andere toekomstige
immigranten, ervoeren ze een gevoel van morele onrechtmatigheid, dat in de loop van de
jaren intenser werd. De overheersende stemming werd samengevat in The March , een
speelfilm die BBC 1 uitzond tijdens de ‘One World Week ‘van 1990. Daarin beginnen een
kwart miljoen mensen uit een Sudanees vluchtelingenkamp, onder leiding van een
charismatische politieke leider, een zekere El Mahdi, aan een mars van 5000 kilometer naar
Europa, met de leuze ‘Wij zijn arm omdat jullie rijk zijn’ een boodschap die in en door de
film nauwelijks werd tegengesproken.
Ook zij die een dergelijk schaamtegevoel misplaats vonden, moesten toegeven dat het een
krachtige uitwerking had. In Le Camp des Saints ( Het kampement van de heiligen), de in
1973 verschenen sombere roman van de Franse auteur Jean Raspail, zet een verzameling
filantropen en activisten een miljoen ondervoede Indiërs ertoe aan om aan boord van een
vloot roestige schepen naar Europa te varen, met ijzingwekkende gevolgen, waaronder het
doodgetrapt worden van de weldoeners, die op de ontschepende horde afstormen om hen
welkom te heten. Raspails beelden geven de ingewikkeldheid van de moderne wereld beter
weer dan The March Politieke conflicten worden niet louter in het leven geroepen door
heersende ongelijkheden maar door toevallige omstandigheden, de ijdelheid van intellectuele
elites en het sneeuwbaleffect van de massamedia. Wat filmmakers van de BBC als zedelijk
bewust zijn zagen, zag Raspail als een combinatie van lafheid en onbedoelde gevolgen.
Zowel voor Powell als voor Raspail was een massale trek naar Europa geen kwestie van
individuele migranten die ‘op zoek waren naar een eter leven’, zoals de bekende frase wil. Het
was een kwestier van georganiseerde massa’s die een beter leven éisten, een verlangen naar
met radicaal andere politieke consequenties. ‘Je bent veel dichter bij de waarheid’, zei Powell,
‘als je denkt in termen van detachementen uit gemeenschappen in West – Indie of Pakistan,
die hun tenten hebben opgeslagen in bepaalde gebieden van Engeland.’Detachementen ,
tenten opslaan: dit zijn militaire metaforen. Powell gebruikte ze onterecht. Maar ook al
handelen immigranten niet collectief, toch kunnen individuele beslissingen om te migreren in
een tijdperk van globalisering voor aanzienlijke collectieve zorgen. Zoals de Duitse dichter en
essayist Hans Enzensberger in 1992 schreef:

“Het vrije kapitaal verkeer brengt in zijn kielzog doorgaans het vrije arbeidsverkeer met zich
mee. Met de globalisering van de wereldeconomie, die pas in het zeer recente verleden haar
beslag heeft gekregen, zullen daarom ook de migrantenstromen nieuwe kenmerken gaan
vertonen. In plaats van door regeringen georganiseerde koloniale oorlogen, veroveringen
en verdrijving, zullen er hoogstwaarschijnlijk compacte massamigratie komen.”

Als je het idee laat varen dat West-Europeanen van nature roofzuchtige uitbuiters zijn, en dat
Afrikanen, Aziaten en andere potentiële immigranten onvermijdelijk hun slachtoffer zijn, dan
is het verschil tussen kolonisatie en arbeidimmigratie niet langer vanzelfsprekend. "
Hoeveel wordt er geïmmigreerd

Voor de eerste keer in zijn moderne geschiedenis is Europa nu een werelddeel van
immigranten. Van de 375 miljoen mensen in West-Europa, wonen er 40 miljoen buiten hun
land van herkomst. In bijna alle West-Europese landen nadert of overschrijdt de
immigrantenpopulatie, met bijbehorende kinderen, de 10 %. Zelfs de voorheen zo arme en
achtergebleven landen aan de katholieke periferie van Europa, zoals Ierland ( 14,1 procent
immigranten) en Spanje ( 11,1 procent ) zijn een kruispunt van culturen geworden. Van 2000
tot 2005 steeg de allochtonen bevolking van Ierland jaarlijks gemiddeld met 8,4 procent en
die van Spanje met ( wat volgt is geen schrijffout) 21,6 procent per jaar.
Maar we moeten wel een scherp onderscheid maken. Een groot deel van deze verplaatsingenhet
deel dat draait om Europeanen die zich verplaatsen naar andere Europese landen- in feite
helemaal geen immigratie. Het is een project voor verhoogde arbeids - en verblijfsmobiliteit
waarmee de meer dan twee dozijn lidstaten van de Europese Unie door middel van verdragen
expliciet akkoord zijn gegaan. De lidstaten van de EU hebben zelfs plechtig beloofd een
‘steeds hechtere unie ’te vormen. De zogeheten ‘Akkoorden van Schengen’, die geratificeerd
werden in het decennium na 1985, maken een vrij verkeer van inwoners over de meeste
binnengrenzen van Europa mogelijk, zonder inspecties of paspoort controles.
Het is niet echt iets bijzonders dat een derde ( 37 procent) van de inwoners van Luxemburg in
het buitenland geboren is. Vrijwel als die mensen zijn geboren in de EU: Portugal, Frankrijk,
België, Duitsland en Italië zijn de belangrijkste herkomstlanden. Luxemburg is medeoprichter
van de Europese Unie en een van de meest Loyale lidstaten. En een Pool die naar Ierland
verhuist – zoals 63.000 Polen sinds de eeuwwisseling hebben gedaan, zodat 2 procent van de
bevolking van het eiland nu uit Polen bestaat- verplaatste zich niet zomaar van het enen land
naar het andere. Hij verplaatste zich binnen een federatie.
Moslimimmigratie.
Nu het tweede type immigratie: immigratie uit niet Europese landen en culturen. Om precies
te zijn, gaat het over bepaalde problemen die gecreëerd worden door de wens van niet
Europeanen om zich blijvend in Europa te vestigen: de problemen van Multi- etnische en
multiculturele samenlevingen. Er zijn altijd al West-Europese landen geweest die bewoond
worden door uiteenlopende Europese volken, met een eigen talige culturele identiteit, met
name België, Finland, Frankrijk, Groot- Brittannië, Spanje en Zwitserland. Een
intercontinentale immigratie van de huidige omvang is echter ongekend. En ze is impopulair.
In geen enkel land in Europa koestert het gros van de bevolking het verlangen om te leven in
een bazaar van wereldculturen. Toch komen alle Europese landen tot het pijnlijke besef dat ze
op een of andere manier. Zonder daar ooit bewust voor te hebben gekozen, in zulke bazaars
veranderd zijn.
In theorie zou kunnen blijken dat iédere totaal andere cultuur moeilijk te assimileren is in het
Europese leven. In de praktijk is het de islam die de mest acute problemen oplevert. Al 1400
jaar zetten de islamitische en de christelijke wereld zich tegen elkaar af, wat bij tijd en wijle
gepaard gaat met geweld. Wij maken nu een van die periodes mee. Maar als immigratie op
een andere manier structureel of economisch noodzakelijk is voor Europa – een stelling die
verderop zal worden onderzocht -, dan zal die hoogstwaarschijnlijk afkomstig zijn uit de
overvolle moslimlanden aan de zuidelijke en zuidoostelijke buitenrand van Europa. Die
immigratie is er natuurlijk al en die zal ook worden voortgezet.
Met rond 1,7 miljoen nieuwkomers per jaar, ligt de migratie van elders naar Europa op een
record niveau. De toekomstige vrede en welvaart van Europa hangen af van de mate waarin
deze nieuwkomers ( en hun kinderen en kleinkinderen) zich meer of minder gemakkelijk
kunnen aanpassen aan het Europese leven. Halverwege de twintigste eeuw waren er vrijwel
geen moslims in West-Europa. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw waren er tussen 15
tot 17 miljoen, onder andere 5 miljoen in Frankrijk, 4 miljoen in Duitsland en 2 miljoen in
Groot- Brittannië. Het demografische ‘gewicht ‘ van de immigratie in Europa is ruwweg
gelijk aan dat in de Verenigde State, wat het verleidelijk maakt om de moslimsimmigratie in
Europa te vergelijken met de Latijns - Amerikaanse immigratie in de Verenigde Staten. Maar
zo’n vergelijking is eerder verhullend dan verhelderend. De karakteristieke eigenschappen
van Latijns- Amerikaanse immigranten- afgezien van een ander ( Europese ) eerste taal, die de
tweede generatie onvermijdelijk inwisselt voor het Engels- zijn doorgaans verouderde versies
van typisch Amerikaanse eigenschappen. Latino’s hebben minder geld, een grotere
arbeidsdeelname, meer autoritair familieconstructies, minder echtscheidingen, een frequente
kerkgang ( ze zijn voornamelijk nog altijd katholiek, hoewel er een indrukwekkende
penetratie van evangelische protestantisme gaande is), een slechtere voeding en ze nemen
vaker dienst in het leger dan autochtonen Amerikanen. Met andere woorden, de Latinocultuur
is in grote rekken gelijk aan de cultuur van de blanke Amerikaanse arbeidersklasse van
veertig jaar geleden. Dit is volkomen duidelijk voor ieder geduldige Amerikaan die ooit met
zijn ouders een gesprek over het verleden heeft gehad. Massale Latijns-Amerikaanse
immigratie kan enkele plaatselijke gewoontes verstoren, en de omvang van de instroom kan
scholen, ziekenhuizen en plaatselijke overheden voor pijnlijke logistieke problemen plaatsen.
Maar een fundamentele hervorming van Amerikaanse culturele praktijken of instituties brengt
dit niet met zich mee. Per saldo kan het die juist versterken.
Met de islam in Europa is het anders gesteld. De komst van de islam, een halve eeuw geleden,
heeft geleid tot verbreking van- of noodzakelijke aanpassingen van, of achterhoedegevechten
voor- een groot aantal Europese zeden en gewoonten, vaststaande ideeën en staatsstructuren
waarmee moslims in contact zijn gekomen. Soms gaat het om kleine aanpassingen aan de
moslimtraditie: bedrijven die stoppen met de traditie van een borrel na het werk, uitsluitend
voor vrouwen bestemde uren in zwembaden, of gebedsruimtes in kantoorgebouwen, fabrieken
en warenhuizen. Soms worden nieuwe wetten nodig geacht, zoals de Franse wet die tot
gevolg heeft gehad dat er op scholen geen gezichtssluiers worden gedragen. Af en toe zijn er
ook aanpassingen nodig die de essentie van Europa raken. Een thema dat als een rode draad
door het geheel loopt, is dat boven op de economische kosten van immigratie nog een scherp
oplopende prijs aan vrijheid komt. Het multiculticulturalisme, dat in Europa altijd de
belangrijkste manier is geweest om massale immigratie te reguleren, vergt het opofferen van
vrijheidsrechten die autochtonen voorheen als vaststaand beschouwden. Zo is in de meeste
westerse landen het toezicht op radicale imams en moskeeën in het afgelopen decennium sterk
opgevoerd. Zulke praktijken kunnen gemakkelijk (en soms cynisch) worden bekritiseerd als
een vorm van hoe dan ook toezicht houden op mensen, allemaal maar omdat ze moslims zijn.
Een regime van geïntensiveerd afluisteren van iedereen kan de weg van de constitutionele
weerstand worden. In landen waar immigranten vasthouden aan de gewoonte van
vrouwenonderdrukking, komt het steeds meer voor dat overheden zich bemoeien met het
huiselijk leven van álle gezinnen Een voorbeeld , waar we later nog op terug zullen komen, is
het geval van een Zweedse minister die met het voorstel kwam voor een nationaal genitaal
onderzoek van kleine meisjes als middel tot bestrijding van de vrouwenbesnijdenis, die
gebruikelijk is bij een kleine minderheid immigranten, de voornamelijk islamitische
Somaliërs en andere Oost-Afrikanen, die in de jaren negentig voor het eerste in Europa
aankwamen.
Europese autochtonen zijn gestaag minder openhartig of meer bevreesd geworden als het gaat
om het openlijk uiten van hun bezwaren tegen immigratie. Maar privé uiten mensen die
bezwaren hebben wel, ook tegen opiniepeilers. Hun bezwaren blijken niet alleen gericht tegen
de komst van nieuwe ingezetenen, maar ook tegen de multiculturele samenleving in het
algemeen. Slechts 19 procent van de Europeanen denkt dat immigratie goed is geweest voor
hun land. Meer dan de helft ( 57 procent) zeg tdat er in hun land ‘te veel vreemdelingen ‘zijn.
Hoe meer immigratie een land kent, des te meer neemt de afkeer van immigratie toe: 73
procent van de Franse bevolking denkt dat er te veel allochtonen in hun land zijn, net als 69
procent van de Britten. De discussie draait niet om de mate van immigratie die Europeanen
verlangen, maar om de mate van immigratie die ze willen gedogen.
Ernstige twijfels over immigratie in abstracto verbleken bij de ernstige twijfels over de islam
in het bijzonder. Na 11 september 2001 zijn er in alle Europese landen zorgelijke gedachten
opgeborreld over immigranten en hun kinderen, die een vijfde colonne zouden vormen. Maar
ook vóór 11 september bleek uit de bovengenoemde opiniepeilingen al dat Franse driemaal
meer geneigd zijn te klagen over ‘te veel Arabieren ‘ in hun land dan over een teveel aan
willekeurige andere zaken. De burgermeester van Madrid, Alberto Ruiz-Gallardón. Zei in
2006, met verwijzing naar de islam, dat de stad ‘niet multicultureel is en ook niet wenst te
zijn’. La Rabbia e l’Orgoglio ( De woede en de rots), de tirade tegen de Europese islam van
de in 2006 overleden Oriani Fallaci, werd in 2002 het bestverkochte non-fictionboek in de
geschiedenis van Italië. Er gingen meer dan 1 miljoen exemplaren over de toonbank. Bernard
Lewis, een islamoloog aan de Princeton University, begon spottend te lachen toen hem in
2004 door een Duitse krant gevraagd werd te voorspellen of Europa tegen het eind van deze
eeuw wel of niet een supermacht zou zijn. ‘Europa’, zei hij, ‘zal dan onderdeel zijn van het
Arabische Westen, van de Maghreb.’( Wolfgang Schwanitz, Europa wird am Ende des Jahrhunderts
islamitisch sein’, Die Welt 28 juli 2004)
Denemarken heeft zijn immigratiewetten het afgelopen decennium verscherpt, voornamelijk
vanwege een alarmerende prognose uit het eind van de jaren negentig, namelijk dat in 2020
13,7 procent van de Denen zijn zou hebben in ‘autoritaire ‘landen en culturen. Omdat geen
enkel EU-land autoritair is, kan dit woord worden opgevat als een eufemisme voor niet-
Europees. Dat Europeanen zich het meest zorgen maken immigranten van een ander ras,
betekent niet per se dat hun bezorgdheid wordt ingegeven door rascisme. Hun onbehagen kan
voortvloeien uit een gevoel dat eeuwenoude grieven makkelijk opnieuw kunnen worden
geactiveerd en dat de nostalgie naar een hechte clangemeenschap makkelijk kan worden
aangewakkerd. Een dergelijk onbehagen kenmerkt de kijk van Europeanen op Basken, Ieren
en ander Europese volkeren, en er is geen reden waarom hun kijk op recente immigranten zou
worden gekenmerkt door hetzelfde onbehagen. In Denemarken woonachtige moslims reisden
tijdens de cartooncrisis van 2006 de wereld af om aan te zetten tot haat tegen hun land, terwijl
Britse moslims nu aanslagen op burgers hebben beraamd en gepleegd, niet alleen in hun eigen
land, maar ook in Israël. Op termijn kan blijken dat de islam in Europa kan worden
geassimileerd, maar dat is beslist geen onontkoombaar proces.
Wordt vervolgd.
Februari 2010.
Door Christoher Caldwell