Home | Beeckman | Index | a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z


- k -

kaars
brandt makkelijker dan olie, II, 6;   regenboog om een kaars, III, 237;
brandt helderder in het begin, II, 49;
vlam op zelfde plaats houden, I, 274;   met twee pitten, II, 53;
gaat soms uit, II, 50-1;
gaat uit in vacuum, II, 144;   onder een glas, I, 39, II, 195, 227-8, 327;
werking onder een stolp, I, 39, 238, II, 144, 195, 227-8, 305, 327, III, 64;
in een bierton, III, 325;   in een put, II, 382, 450.
kaarsen
maken, I, 7, 22, 83-6, 227, 234, 239-243, 279, II, 130, 148, 218, III, 181, 335;
vlam altijd op zelfde hoogte, II, 334;   pit met juist gewicht, II, 2;
druppen, II, 293;   flikkeren, I, 238-0, 273, II, 49-53, 218, 294, 382;
warmte, IV, 159;
twee tegen elkaar geven meer licht dan twee aparte, I, 239, II, 139;
lichtintensiteit vergeleken met die van de Zon, III, 260;
op verschillende afstanden, III, 225, 252, 321, IV, 211-2, 217.
kandelaber
cirkelbeweging in lucht, I, 256;
eeuwige beweging in het luchtledig, I, 257.   Z.o. slinger.
karbonkel
zichtbaar in het donker, I, 106, 271, III, 57, 128.
katrol
I, 14 38, II, 380, III, 15, 91-3, 278, 338.
Kepler (Joh.)
I, 21n, 97n, 99, III, 217, IV, 142, 189;   over optica, II, 247, III, 63;
Ad Vitellionem Paralipomena, I, 99n, 288, II, 247, III, 74, 104-6, 114n, 233, IV, 142n;
Astronomia nova, III, 74-6, 99, 101-3, 106, 108, 143, 277;
Dioptrice, I, 304, II, 56, 211, 376, III, 157, 260;
Dissertatio cum Nuncio sidereo, I, 288, III, 114n;
Strena seu de Nive sexangula, III, 33;
Epitome Astron. Copernicanae, I, 305n, III, 115-6, 118, 120, 123, 143, 165, 277, 344n;
Harmonices Mundi, III, 66-9;   Mysterium cosmographicum, III, 99;
Tabulae Rudolphinae, III, 102.
kersen
prijs, I, 21.
ketting
van glas, I, 270;   probleem van de kettinglijn, I, 43, 45, 47, 354, 362.
klavecimbel
stemming, I, 88, 309, III, 36-7;   verschil met orgel, I, 310;   bespelen, II, 4;
triller, II, 11;   bespreking, I, 88, 270, 320;   automaat van Drebbel, II, 363.
klavechord (beschrijving), II, 5;   clavicymbalum (bespelen), II, 17;
kwinten stemmen, III, 51;   stemmen voor een lied, III, 338;   snaren, IV, 128-0.
kleren
mode, I, 213;   vuile kousen houden niet warm, II, 3;
wasgoed vriest droog, II, 334.
kleuren
oorsprong, I, 28, 327, II, 76, 93, 299, III, 106;
hun materie is het licht, I, 327;   ontstaan door breking, II, 251, 299;
blijven even op het netvlies, I, 100, II, 243;
witte en zwarte kleuren, III, 329, 358-9;
vergeleken met consonanties, II, 251, 317, 330.
klok
uurwijzer, I, 14;   z.o. zonnewijzers;   met kwik, I, 48, 107;
met raderen, II, 297, III, 112, 153-7, 193, 253, IV, 244n, 257-8, 266, 268, 289n;
eeuwige klok, II, 365, III, 76, 135, 204, 302-4.   Z.o. slinger.
klokken
grote luidklok, I, 10;   klepel, I, 117;
trillende delen, I, 92-4, 210, III, 310, IV, 159, 177-8, 182;
preludium voor het uurslaan, III, 38.
kogelbaan
van geworpen voorwerpen, I, 44, II, 233;
niet in het midden is het effect het grootst, II, 381, IV, 147, 160, 178, 183-4.
Z.o. ballistiek, pijl, worp, projectiel.
kometen
I, 104, 265, 336, II, 138;   hun ontstaan, III, 101, 160, 163, 207, 217.
koren en gras
meer op vochtige plaatsen, I, 310;   hoe koren groeit, I, 314.
koude
of ze werkelijk bestaat, II, 4;   verschilt met warmte is gradueel, zie warmte;
gebrek aan warmte, I, 98-9, 132-4, 154-5, 216, 276, II, 5, 73, 116, 385, III, 57, 190;
eveneens door beweging van atomen veroorzaakt, I, 216, 132-4, II, 83;
door die van subtiele materie, III, 25, 29-0;
vernauwt de delen, II, 73;   voortgebracht door dichte lucht, III, 110;
maakt poriën, II, 73-4;   eerste en vierde graad, I, 154-5;   positief, I, 155;
in de bergen, II, 8, 23;   oorzaak van honger, II, 115;   na het eten, I, 137;
doet snikken, II, 113-4;   blijft lang in de huizen, II, 5;
's ochtends kouder dan 's nachts, II, 246;   oorzaak winterkou, III, 148, 152;
conserveert, III, 57;   trekt aan, III, 284;   gevolg van vrees, III, 193, 335;
wat koud aanvoelt, II, 149.
kracht
wordt overgebracht door contact, I, 36, 101, 151, II, 119, 212;
in vacuüm beweegt de minste kracht het grootste ding, I, 212, 265, II, 45, 227;
lasten optillen met kleine kracht, II, 150;   z.o. Almachtig;   spankracht, II, 149;
zuigkracht van buizen, I, 85;   magnetische, II, 212;   z.o. magneet;
van de Zon, III, 103;
van levende wezens (vanwaar), II, 27, 30, 42, III, 357;   van de spieren, II, 42;
centrifugale en centripetale, I, 282, II, 232, III, 22, 140, 277, 279-0, 325-6, 330, 344.
Z.o. traagheid, beweging, Aarde, Maan.
kuiperij
bij vergeven van ambt, III, 80.
kwadrant
astronomisch, II, 151.
kwaliteiten
I, 133, 152, 154-5, 216, II, 85, 89, 385;
maar twee positieve: vuur en water, resp. warmte en vochtigheid, III, 284.
kwart
vergeleken met kwint, I, 58, 181, III, 167, IV, 158, 181, 188-9;
slechter dan kwint, I, 191;
vergeleken met tertsen en sexten, I, 54, 191, IV, 158, 181;
slechter dan grote terts, I, 250, 323-4, III, 164-5;
waarom makkelijker te treffen, I, 185, III, 40;
waarom niet deelbaar in drie hele tonen en een halve, I, 191;
aangenaam op monochord, I, 252;   komt vaak voor, I, 274, II, 303;
drie soorten, III, 40;   valse, I, 338;   verhouding 4/3, I, 54.
kwik
I, 33, 48;   als geneesmiddel, III, 140, 176.
kwint
vergeleken met kwart, I, 58, 181, IV, 158, 181, 188-9;
zoeter dan de kwart, I, 191;   verhouding 3/2, I, 54-5.

- l -

lamp
van Cardanus, I, 83, III, 60;   vlam omlaag, I, 109, II, 162   z.o. Heron;
lampepit, I, 102, II, 48, III, 214;   z.o. olie.
Lansbergen (Phil.)
I, 99n, 106, II, 248, 294, III, 225n, 324n, IV, 9n, 22, 153;
Triangulorum geometriae Libri quatuor, I, 4;
Verclaringhe van't gebruyck des astr. ende geom. quadrants, I, 106, II, 151;
Commentationes in motum Terrae diurnum et annuum, IV, 134, 153n;
Uranometria, III, 206, 225n, IV, 191, 211n, 220;   Tabulae mot. cael., IV, 191;
(Jacob), Apologia pro Comm. Phil. Lansb. in motum Terrae, IV, 216.
laveren
en recht zeilen, I, 334, III, 91;   kaagschuiten beter, II, 290.
leeftijd, vergeleken met seizoenen, II, 135.
lemmet
'lamina' heet "stale lat", I, 178;   zie elasticiteit.
lenzen
II, 209, 367-0, III, 157, 172, 316, 334,   z.o. telescoop;
moeten voor kijker in goede verhouding zijn, III, 46, 69;
goed brandpunt (bijna hyperbolisch), II, 210, 295, 347, 357, 367-0; III, 46, 97-8,
  109-0, 114, 233, 234, 247, 255n, 257, 263, 375, 384n, 398;
slijpen, III, 45-7, 228, 233, 236-7, 242-264, 293-6, 299-1, 307-9, i*-xiv*, 371-431;
afwijking door bolvorm. I, 209-0; II, 295-6, 299, 347, 357, 367-0;
  III, 46-7, 69-0, 97n, 98, 384n;
afwijking door kleurschifting, II, 210n, 369-0; III, 97n, 228, 232, 234, 317, 369-0.
lenzenslijper
te Middelburg, I, 209, II, 295;   z.o. Jansen, Lipperhey, Sachariassen;
te Den Haag, II, 295;   te Delft, II, 295n, III, 396;   te Dordrecht, III, 46, 69, 380n;
te Amsterdam, III, 308, 383, 388-9, 418;   te Utrecht, III, 384.
leugen
geoorloofd, II, 206-8, 224;   aard, II, 324;   oplichting, II, 321-2.
leven
is een verbrandingsproces, I, 195, 314, II, 161, 175, III, 64, 66.
lichamen
vorm is een eigenschap, I, 132;   samenstelling, I, 280, II, 82,   z.o. atomen;
drijvende (een studie), II, 256-1;   z.o. ballistiek, val;
menselijk lichaam, herstel, I, 143;   samenstelling, II, 103;   oefening, II, 350;
bevat materie die kan bloeien, I, 314;   faculteiten, I, 163, 165, II, 116, 346;
hemellichamen (grootte en afstand), I, 344;   z.o. sterren, planeten.
Z.o. cohesie, geest, beweging.
licht
deeltjes, I, 28, 78, 92, 96-7, 201, 212, II, 55, III, 16, 31, 53, 57, 74, 104, 128,
  IV, 155n, 161, 183;
verdund vuur, I, 10, 286, III, 145, IV, 183;
subtiele materie, I, 28, 273, II, 55, 105, 107, III, 31;
eindige snelheid, I, 28, 92, 96, 99-0, II, 253, III, 49, 54, 112, 227, 250, 287, 349,
  IV, 185, 225-8;
snelheid in water vergeleken met die in lucht, III, 250, 318n;
in doorzichtige voorwerpen, III, 27;
uitstraling, I, 28, 92, 106, III, 16, 57, 63, 117, 128;
breidt zich uit in cirkels, II, 209-1;  
van planeten, I, 101, z.o. planeten, Zon;
wordt niet gehinderd door sterker licht, I, 10;
effect van weinig licht, I, 329;   teveel, II, 304;   door oogharen kijken, II, 191.
Z.o. atomen, materie (subtiele), stralen, species visibiles.
lijm
maken, I, 15.
lijn
onderling onmeetbare lijnen, I, 26.
Lipperhey (Hans)
lenzenslijper, I, 209n, III, 375n.
logica
I, 219, 225-6, II, 178, 197, 319, III, 243;
vergeleken met de 'Ars brevis' van Lulle, I, 294, IV, 59, 63-5;
indelingen, II, 162;   en redevoeringen, II, 188;   kenmerken, II, 192-3, 217.
Z.o. inductie, syllogismen, species.
longitude
op zee, I, 33, 48, 363 (Descartes), II, 219n, III, 198, 229, IV, 62, 243, 275-7, 285-9.
Z.o. Galileî.
lucht
samengesteld uit deeltjes, I, 271, 278;   verzwakte luchtdeeltjes, I, 271, II, 225-6;
'minima' van lucht, II, 231;   samenhang, I, 271;
gemengd met dampen, II, 9, 16;   verschilt van mist, I, 277;
dikke lucht niet altijd dichter, II, 6;
dikke lucht laat voorwerpen makkelijker stijgen, II, 3, 6, 23;
vochtige lucht is ijler, II, 3, 6, 9, 17, 36, 255, 289, 290, 318;
kan samengeperst worden, I, 46, 78, II, 105, 157, III, 323;
meer of minder dicht, I, 78, 98, 144, 192, 274, 295, 305, 321, II, 3, 205, 289, 290,
  III, 198, 205;
onderste lucht is dichter, I, 285, II, 7, 157, 230, III, 305;
hoe de lucht omlaag gedrukt wordt, I, 25, II, 107, 120, 138-9, 323, 340;
lucht drukt op de Aarde, I, 282, II, 340;
de middelste lucht is ijler dan de onderste, III, 16;
de hoogste lucht is meer verdund, II, 3, 23, 142;
hoogste en onderste, I, 78-9, 285, 304, II, 3, 7, 23, 157, 230, 290, 307,
  III, 16, 140, 280;
verband tussen volume en druk, I, 142, IV, 159;
elasticiteit, I, 46, 78, 86, 134, 178, 189-0, 192, 200, 238, 306-7, II, 105;
ontstaat niet uit heet water, II, 25, 276, III, 297, 331, 336, IV, 185-6;   z.o. water;
zwaarte, I, 98, 274, 285, 306, II, 251, 277, 340;
werking van de zwaarte van lucht, II, 17;   manier om lucht te wegen, I, 285;
gewicht van lucht t.o.v. dat van water en aarde, II, 252, 276, III, 59, IV, 142;
weerstand bij beweging, zie weerstand, val;
beweging van de lucht, I, 3, 23;
windmaterie, I, 46, 78, 86, 98-9, 129, 134, 178-9, 189-0, 192-3, 200, 238, 274;
lucht is de materie van geluid, I, 28, 92;   z.o. geluid;
lucht in water opgelost, II, 30;
lucht in waterleidingen, I, 41, 45, 46-7, 78, 86-7, 177-9, 278-9, 325, III, 284;
in de ingewanden, III, 332;
lucht verspreid door dampen en licht, I, 78-9;
aangetrokken door de subtiele materie, II, 381;   onderhoudt het vuur, I, 39;
verdund door subtiele materie, I, 39, 45, II, 105-6, III, 323;   en sterren, II, 323;
lucht in rust bederft, II, 145-6;
hoe zich in de lucht te houden, I, 242, II, 238, III, 24;
stijgende bol, I, 285, II, 238, 250-1, III, 13, 24, 253;   z.o. aantrekking.
Z.o. thermoscoop, wind.
luchtledig
of het bestaat, IV, 26-1;   heeft geen aantrekkende kracht, I, 200, 220, II, 195, 228;
werking van pompen niet door 'fuga vacui', I, 200, IV, 44,   z.o. pompen;
wat het is, I, 132;   leeg of niet (zuigen), I, 200, 285;
beweging in luchtledig, I, 265, II, 45, 227;   deze is eeuwig, I, 25, 104, 257, 330;
val in luchtledig, III, 224n,   z.o. val;
voorwerpen hebben er geen samenhang, II, 82;
een stalen lat veert er niet terug, II, 106;
een kaars gaat er uit, II, 144;   geluid wordt niet doorgegeven, III, 146, IV, 185;
verschijnselen, I, 36, 79, 83, 101-2, 281, III, 43-4, 60, 64, 88, 141, 204, 211-3, 218,
252,   z.o. capillariteit;
luchtledig en luchtdruk, I, 23-6, 36-7, 46-7, 79, 101-2, 142-3, 200, II, 226,
  III, 43-4, 64,   z.o. kaars;
verspreid (intra-moleculair), I, 23-5, 200, 280-1, II, 254, IV, 26-8, 30-1, 162;
in lucht, I, 79, II, 254, IV, 26-8, 30-1;   in water, I, 158,
lege ruimte, I, 23, 79, 101-2, IV, 162;
interplanetair, III, 25, 30, 100-3, 107, 116-7, IV, 162.   Z.o. cirkels, druk, poriën.
Lucretius
I, 36, 92n, II, 32, 40, 43, 102, III, 32, 49 (weerlegd), 57-9, IV, 186, 207.
luit
snaren stemmen, I, 246, 363, II, 404, IV, 130;   genoemd, I, 244, 320.


Home | Beeckman | Index | a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z