Min of Meer Malta
een tocht in het teken van weer en wind
Deel 6
De
zon
schijnt gul in de lege straten. De luiken zijn gesloten. De zondagsrust ligt als een warme en broeierige deken over de stad. Het woordje cappuccino doet wonderen. Staande aan de bar verorber ik mijn ontbijt. De ontdekkingstocht gaat verder. De stad is tegen een heuvel gebouwd. Op het hoogste punt staat de oudste bebouwing. Omlaag door de nauwe straatjes. Balkonnetjes met kleurrijke potbloemen en wasgoed. Beneden is een brede weg direct aan de kade. Grote veerboten liggen stil te wachten. De terminal is gesloten. Geen inlichtingen geen kaartjes. Een schoonmaker dweilt de vloer. Als ik twee uur later weer langs kom is hij nog steeds bezig met het zelfde stukje vloer.
Het is bevrijdingsdag in Italië. Alles is dicht. Alleen krantenkiosken en cafés zijn open. Kleine levendige eilandjes in een oase van rust. In de verte komt een massa van rode vlaggen aan. Een stoet van voornamelijk jongeren met spandoeken en vlaggen trekt voorbij. Teksten tegen het fascisme. Tegen de gevels zie ik wat oudere mensen vol misprijzen kijken naar de bonte stoet.
Ik ga telefoneren. Als eerste bel ik de reisorganisatie op Malta, om te bevestigen dat ik morgen avond om 23.30 mee vlieg naar Amsterdam. Dan bel ik de veerdienst van Malta naar Catania, om er zeker van te zijn dat er morgen ochtend om 5.30 een boot van Sicilië naar Malta gaat. Een bevestiging is het antwoord. Nu heb ik nog slechts een probleem op te lossen. Hoe kom ik vanavond van Palermo naar Catania? 200 kilometer over land en wel 's avonds of zelfs 's nachts? Zijn er treinen of bussen? Moet ik misschien een auto huren?
's Middags
pak ik de bus naar het vliegveld om daar te ontdekken dat er een andere vliegmaatschappij is die direct naar Catania vliegt, een maal per dag. Helaas het vliegtuig is net een kwartier geleden vertrokken. Naar Alitalia om mijn ticket op te halen. Een grote groep Italianen verdringt zich voor het loket. Een voor een druipen ze af. Als ik aan de beurt ben schudt de man aan de andere kant zijn hoofd. Ik dring aan. Met drie woorden Engels probeert hij me duidelijk te maken dat hij me niet kan helpen. De computer is kapot dus hij kan geen tickets uitgeven. Wat nu? Ik kijk goed hoe de Italianen dat doen en met veel bombarie en armgezwaai maak ik duidelijk dat ik een ticket moet hebben omdat het vliegtuig over drie uur gaat. Met tegenzin geeft hij zijn vrouwelijk collega opdracht een ticket uit te schrijven met de hand.
Met mijn bewijsstuk in de hand zit ik samen met mijn medepassagiers
te wachten
. Ik moet vanavond nog direct door reizen naar Catania. Hoe doe ik dat? Er zitten in deze groep vast ook mensen die naar
Catania
moeten. Ik spreek een Italiaan aan die me doordringend had aan gekeken en vervolgens naast me komt zitten. Hij spreekt geen woord Engels en zoekt zijn heil weer bij zijn familie. Dan valt mijn oog op een andere passagier die alleen reist. In het busje naar het vliegtuig staat hij op gehoorsafstand van me. Er komt een jong stel naast me. Zij zit en hij staat. Ik trek de stoute schoenen aan en vraag haar of zij weet hoe je in Catania komt. In gebrekkig Engels zegt ze dat zij naar Catania gaan via de autostrade. Ik kan me oren niet geloven. Hoe? Zijn er treinen of bussen? Gaan zij met de auto? Kan ik misschien meerijden? Ik bombardeer ze met vragen. Ontkennende antwoorden. Verwarring. Ik mag het niet verprutsen. Tenslotte begrijpen we elkaar, zij gaan met de bus en ze zullen mij meenemen en de weg wijzen.
Als
we uit het vliegtuig komen verlies ik ze geen moment uit het oog. Bij de bagageband vertelt ze me dat zij 34 jaar is en moeder van de jongen. Hij is pas 14 jaar. Gezamenlijk reizen ze naar haar ouders voor een korte vakantie. Eindelijk zal ze haar familie weer zien na een jaar. Haar zus heeft een half jaar geleden een baby gekregen en die zal ze nu voor het eerst zien. Er komen tranen in haar ogen als ze het me vertelt. We halen net op tijd de bus naar het centrum en moeten weer rennen. Twee straten verderop, de hoek om. Tickets kopen. 'Opschieten,' zegt de man achter het loket, 'de bus vertrekt
zo
.'
Ik zit in de bus en heb een gevoel dat me niets meer kan gebeuren. Dit had ik nooit alleen uit kunnen vinden. Dit is de laatste bus die vanavond van Palermo naar
Catania
rijdt. Maria is een engel, mijn reddende engel.
In het donker
komen we aan. We nemen hartelijk afscheid als oude vriendinnen. Haar broer komt haar ophalen.
En dan sta ik alleen in het donker op een verlaten stationsplein. Het is
elf uur
in de avond. Geen taxi te zien. Geen kip op straat. Ik loopt het stationsgebouw in en een man komt me uit het niets achterna. 'Taxi, Taxi' roept hij. Hij spreekt geen woord Engels maar lost dat op door een man achter een loket te charteren om te vertalen. Ik leg uit dat ik naar de kade wil waar de boot naar Malta vertrekt morgen ochtend vroeg om 5.30. Als het moet ga ik daar slapen. Die boot mag ik niet missen. We stappen in een of andere auto, zonder taxiteken, zonder teller. Dit is niet pluis, maar ik heb geen ander keus. We scheuren weg. Als een gek crosst hij door het verkeer. Hij rijdt het haventerrein op en stop bij een aftands hokje. 'Hier kun je morgen je ticket voor Malta kopen', zegt hij. Ik inspecteer het gebouwtje. Geen enkel teken wijst in die richting, geen naam van de veerdienst, geen timetable, geen prijslijst niets. 'Dit is het niet' zeg ik hem. Hij haalt er twee mensen van een bewakingsdienst bij. Deze verzekeren mij dat er morgen geen boot naar Malta is. Geen boot, dat kan niet. Ik raak in paniek. Geen boot betekent geen Malta en zeker geen Amsterdam op tijd. Ik heb nog gebeld en bevestigd gekregen dat er om 5.30 een boot ging. Er worden nog twee politie agenten bij gehaald. Ook zij verklaren mij dat er morgenochtend geen boot gaat. Ik geloof het niet. Ik wil het niet geloven. Dit kan niet. Mijn hele plan valt in duigen. Ik heb
Catania
gehaald en nu kan ik nog niet naar Malta.
'Ga naar een hotel en slapen', is de goede raad van de agenten. Maar ik wil naar Malta en Amsterdam. Zo kom ik nooit op tijd thuis. Paniek. Als ik ga slapen zal ik zeker de boot missen, of ie er nu wel of niet is. Hier sta ik nu op de kade
midden in de nacht
. Gestrand. In een dodenrit scheuren we naar het centrum en zoeken een hotel. De gek van de neptaxi schud ik af en leg de man achter de balie mijn probleem uit. Op het prikbord hangt informatie voor reizigers. Ik noteer wat telefoonnummers. Ik kruip in bed. Nog steeds twijfel of ik er toch niet om drie uur weer uit moet om naar de kade te gaan. Als een blok val ik in
slaap
.
De zon schijnt door de gordijnen en herinnert me er aan dat het ochtend is. Er moet actie worden ondernomen. Om
acht uur
pak ik de telefoon en bel Air Malta. Eerst een bandje met de mededeling dat de kantooruren van negen tot vijf zijn, maar dan wordt toch de telefoon op genomen door een manmens. 'Good morning, can I help you?' is zijn vrolijke begroeting. 'Een ticket naar Malta voor vandaag, graag' is mijn antwoord. 'Ik heb nog een plaats voor vanavond, om 19.00. U komt dan aan om 20.00. Het is de laatste.' Hebbes. God zij dank. Wat een geluk.
De rest van de dag geniet ik van de zon, Italiaanse ijsjes, de cappuccino's, de parkjes in Catania en het oogcontact met Italiaanse mannen. Het is een herontdekkingstocht. Ik was hier een keer eerder.
De vliegreis
is zoals een vliegreis moet verlopen. Valletta ligt onder me, als een verzameling glinsterende diamanten op een zwart fluwelen kleed. We landen en bij de douane krijg ik een stempel in mijn paspoort. Ik kan de grond van Malta wel kussen. Van de aankomsthal naar de vertrekhal. Daar ontwaar ik de incheckbalie en twee hostesses van de Nederlandse reisorganisatie. 'Je bent
vroeg
, en hoe vond je
Malta
?' is hun vraag. 'Ik ben blij dat ik het gehaald heb, ik was bijna te laat' is mijn antwoord.
'Het is min of meer Malta'
Ga terug naar de badkamer
Ga terug naar Liesbet's Atelier
Ga naar buiten
Write your reply to:
Copyright ziklies@dds.nl