Min of Meer Malta
een tocht in het teken van weer en wind
Deel 3
De volgende dag schijnt de zon weer onschuldig, alsof er niets aan de hand is geweest. Het nieuwe land wordt verkend. 's Middags zit ik een tijd lang op de rotsen te genieten van de zon en het uitzicht. Ik kan zowel de natuurlijke toegang tot de haven als de open zee zien. Het is magnifiek . Af en toe komen grote lange golven aanrollen die met veel geweld kapot slaan op de kliffen en een fontein water veroorzaken van wel meer dan 30 meter hoog. Wat een kracht. Een klein vissersbootje vaart uit. Als een klein wit stipje kruipt het vooruit. Eerst nog in de beschermde omgeving van de kust maar steeds meer richting open zee. Verder van de kust ontsnapt het af en toe aan mijn ogen doordat het tussen de golven in duikt. Dapper danst het op en neer. Na een kwartiertje dansen besluit het moedeloos om terug te keren.
's Avonds worden er weer plannen gemaakt. We moeten naar Malta en daar moeten we precies over een week zijn. Het is nog 700 mijl. De grote vraag is, wanneer vertrekken we. De oversteek naar Sardinië is nu nog 350 mijl, toch altijd nog een paar dagen. Weerberichten worden verzameld. De Spaanse kustwacht levert alleen Spaans gesproken weerberichten en ons Spaans is niet van die kwaliteit dat we het kunnen begrijpen. De hele avond door worden alle zenders afgestruind, telefoonnummers geprobeerd, kranten uitgeplozen. Op het eind van de avond valt de beslissing: we vertrekken morgen om 6.00
Die ochtend is er voor dag en dauw al weer grote beroering aan boord. Ans heeft besloten het schip te verlaten. Zij durft het er niet op te wagen of de oversteek deze keer lukt. Haar koffers staan al ingepakt op de kade. Iedereen praat op haar in maar ze is vast besloten. Het afscheid is kort de motor wordt gestart en al zwaaiend verdwijnt ze langzaam uit het gezicht. Het schip met zijn zes bemanningsleden keert de stevenen weer in oostelijke richting. De wolken breken open en de zon laat van zich spreken. De wind doet flauw en plaagt ons met een zachte bries uit het oosten. De motor moet het meeste werk doen en het trage leven aan boord herneemt zijn gang. Wachtlopen, aan het roer staan, koffie zetten, de positie op de kaart intekenen, turen naar de horizon, een dutje in het zonnetje, wat slap ouwehoeren, broodjes smeren, spaghetti opwarmen, insmeren met zonnebrand, plannen maken voor het avondeten, een vislijntje uitgooien.
Frans droomt al meer dan drie weken over de vangst van zijn leven, een mooie tonijn. De hengeltechnieken worden steeds verfijnder, de aangeschafte hulpmiddelen nemen toe bij elk havenbezoek.
Aan een stralend blauwe hemel draait de zon langzaam naar het oosten en elk uur leggen we 6 tot 7 mijl af. Op de zachte deining worden we steeds verder naar het oosten gedragen begeleid door het voortdurende geluid van de golven en de motor. Af en toe komt er wat geluid uit de marifoon, onduidelijk en onverstaanbaar. De kustlijn hebben we 's ochtends al achter ons gelaten. Alleen op de wereld. Geen schip te zien.
Plotseling een zeer duidelijke oproep over de marifoon: WARNING, WARNING en er volgt een Engels bericht van de Spaanse kustwacht: in de omgeving van de Balearen wordt windsnelheid verwacht van 86 tot 100 km per uur. Toevallig sta ik samen met de schipper over de kaarten gebogen als het bericht luid en duidelijk doorkomt. De schrik is voelbaar. Haastig worden de boeken geraadpleegd, wat betekent dat in windkracht Beaufort? Het antwoord wordt gevonden: windkracht 9 tot 10.
Het besluit wordt direct genomen: uitwijken naar
Menorca
. Nieuwe koers. Commando's worden uitgedeeld. Hijs de zeilen. Schip stormklaar maken. Alle zeilen worden bijgezet. Met de oostelijke wind die naar het noorden draait kunnen we zeilen en motoren. Iedereen is in rep en roer. Alles wat loszit naar binnen en vastsjorren. Alle touwtjes worden gecontroleerd. Met deze koers en met deze snelheid zal het nog zeker zes uur duren voor we veilig zijn.
Het gevecht tegen de zee, de wind, de tijd en de afstand begint. Het wordt donker en de wind neemt voelbaar toe. De golven worden hoger en dreigender. Wanneer zal de wind op volle kracht zijn? Kunnen we niet sneller? Halen we het wel? Hoeveel kan dit schip hebben? Allemaal gedachten die door mijn hoofd spoken maar die ik niet uitspreek. Zwijgend zit de voltallige bemanning op het achterdek. We kijken elkaar aan, maar niemand zegt wat. Het schip zwoegt door de golven. De positie wordt nogmaals gecontroleerd. We kunnen verder niets doen.
Een uur later sta ik alleen aan het roer. Een klapperend geluid. De schoener is losgeschoten. Een schreeuw naar de schipper. Een actieploeg maakt zich klaar om naar voren te gaan. De golven beuken al tegen de scheepswand en spatten uit elkaar. Heftige bewegingen, elke stap die je zet moet goed gepland worden. Het schip beweegt woest op de golven. Hoe verder naar voren hoe groter de bewegingen. Zoeken naar houvast en dan weer een pas. Het is pikkedonker en het water komt met grote hozen overboord. Goed vasthouden. Er moet een noodlijn worden aangebracht. Het oog wordt gevonden en dan met z'n drieën trekken. Een twee drie: ja, een twee drie: ja. Met kleine schokjes komt de schoener weer op zijn plaats. We kunnen voorzichtig terugkeren naar het wat rustigere achterdek en eens diep ademhalen.
De wind is toegenomen tot 6, de golven groeien. Huizen water rijzen op. Zwart hongerig water. Met grote grijpklauwen slaat het om zich heen. IJskoud speelt het met dat kleine dobbertje zijn eigen spel. Links en rechts zwiepen de masten heen en weer. Weer een geluid van klapperend zeil. Een scheur in de fok. Weer naar voren. Onder het stampen en rollen en de waterhozen in het donker de fok binnen halen. Vasthouden. Trekken. De kreten worden overstemd door natuurgeluid of gesmoord in een smak zout water.
Eindelijk na vier uur het eerste lichtje: land in zicht. Het gaat behoorlijk te keer. De wind draait steeds verder naar het noorden en wordt steeds grimmiger. Nog scherper aan de wind. Een angstig gesprek vanuit het dagverblijf. We halen de oostkant niet. De wind is tegen. We moeten naar een andere haven. Er is geen ander haven. We moeten door. Met ongewijzigde koers ploegen we voort. De snelheid neemt af, de bewegingen nemen toe. De zeilen kielen en klapperen. De motor is onze enige redding.
Na nog eens twee van zulke uren, varen we tussen twee lichten door, rood en groen. Het water wordt rustiger en de wind zwakt af. We hebben het gehaald, juicht het door me heen. God zij dank, we hebben het gehaald. Langzaam, bijna statig glijden we tussen rotswanden bekleed met vrolijke lichtjes van villa's naar binnen. Huizen, warmte, mensen, gezelligheid, beschutting en daar in de verte aan het eind van het fjord een stadje met kade en kroegen, luifels en lantarens, boten en bolders. Iemand komt enthousiast aangerend, gebaard waar we kunnen gaan liggen en legt de landvast om de bolder.
De berenburg komt op tafel. De borrelglaasjes worden uit hun benauwde positie verlost. Lagen zout pel ik van mijn verbrande gezicht. Het duurt nog uren voor dat iedereen langzaam in zijn kooi verdwijnt. Het laatste lichtje gaat uit.
Ga terug naar de badkamer
Ga terug naar Liesbet's Atelier
Ga naar buiten
Write your reply to:
Copyright ziklies@dds.nl