De Geschiedenis van Koning Typhusmongool


E r was eens een land, hier ver, ver vandaan, dat geregeerd werd door koning Typhusmongool. Koning Typhusmongool was een koddig mannetje met rode wangen en hij hield wel van een lolletje. Op een dag stond hij zoals gewoonlijk uit het raam te kijken nadat lakei Kankerschoft hem de thee had gebracht.. " Wat een mooie dag vandaag" dacht koning Typhusmongool. Hij zag op een tak vlakbij het raam een prachtig roodborstje. " Tik, tik, tik" deed het roodborstje tegen het raam. "Oooh, wat een prachtig roodborstje" zei koning Typhusmongool tegen zichzelf. " Zal ik dat roodborstje eens in mijn hol steken ?" Koning Typhusmongool hield van dingen in zijn hol steken. Hij was ermee begonnen toen zijn koningin Stinkhoer een exotische geslachtsziekte had opgelopen waardoor haar hele schaamstreek op een bloemkool leek. Koning Typhusmongool dacht niet langer na. Hij opende het raam en greep het roodborstje in zijn kladden. Vlug trok hij de koninklijke maillot omlaag en propte het arme vogeltje in zijn ster. De twee pootjes staken parmantig uit de anus van de koning. Het roodborstje vond het NIET GAAF in het kanaal van de vorst. Het was er benauwd en het rook er niet fris. Koning Typhusmongool ontbood zijn dochter Greppelslet om te komen kijken. Greppelslet was verrukt bij het zien van de pootjes uit het hol van de koning en wilde direct haar cavia in haar eigen hol steken. Dat mocht niet van koning Typhusmongool. "Straks wil iedereen een dier in zijn hol in dit land !" riep hij. Hij liep rood aan van woede en liet zijn dochter per direct onthoofden. Hij liet eerste minister Pestlijer komen om een wet op te stellen dat niemand behalve de koning een vogel in zijn hol mocht stoppen.

 

De moraal van dit verhaal, lieve kindertjes, is als de baas van het land je iets verbiedt, dan is dat waarschijnlijk omdat ze het voor zichzelf willen houden.