METEOROLOGIE, CHAOS FYSICA en filosofie.

Dit  artikel van Jaap (Jacob) Venker is deels overgenomen uit het tijdschrift BRES (Nr 153, april 1992, Uitgeverij BRES, Amsterdam) en deels uit het tijdschrift  De WEERWIJZER 1994/95, Uitgave Klaas Bellinga, Concept+Design Publishers BV, Koekange )

Brescov.jpg (22771 bytes)        

Wrcov.jpg (24966 bytes)

 

Het Weer, Wetenschap en Chaos

DEEL 1

HET WEER ACHTER HET WEER

door Jaap Venker

Vraag eens om je heen hoe men denkt over het begrip CHAOS. Bijna iedereen vindt dat rommelig, wanordelijk, en dus ? ...niet netjes.
Om die redenen vond de wetenschap het ook altijd oninteressant. Kortom, we hebben er maar liever niet mee te maken. Maar toch is daar de afgelopen tijd veel verandering in gekomen.

WANORDELIJK

Toen ik op een ochtend aan zee bij de vloedlijn zat, luisterde ik naar het ruisen van de branding. En omdat ik nu eenmaal altijd de gewoonte heb de dingen met elkaar te vergelijken volg je het ritme waarmee de golven een voor een op je afrollen. Maar dan opeens voel je tegelijkertijd je eigen adem. In beiden zit een regelmaat die bovendien een tijdje synchroon loopt. Net lang genoeg om het merkwaardig te gaan vinden en er gefascineerd door te raken. Het geeft je even een gevoel van eenwording met de natuur. Het wordt nog merkwaardiger als s'nachts mijn jongste wakker wordt van een vervelend droompje en begint te huilen. Ik neem hem in mijn armen en kom op het idee het geluid van het ritmisch ruisen van de golven te gaan nabootsen. Kort daarna valt hij weer in slaap. Maar als ik dan weer naar bed ga en het licht heb uitgedraaid, druk ik een oor in mijn kussen en luister naar het kloppen van mijn eigen hart. Als de slagen nou maar eens in keurige regelmaat zouden vallen, zou je kunnen gaan slapen. Maar er valt geen patroon in te ontdekken; een aantal slagen komt steeds iets eerder dan je verwacht, of net iets later. Het zoeken naar regelmaat blijft vruchteloos en berooft je van je nachtrust. En dan te weten dat natuurlijke systemen vol met zulke wanordelijkheden zitten.
Het vetste voorbeeld biedt wel het weer. In medialand is het een vast meubelstuk. Altijd op prime-time. Want er is geen onderwerp dat zoveel mensen bezig houdt. 15 miljoen Nederlanders letten er voortdurend op, worden er depressief van of knappen er door op, willen weten of je morgen toch maar niet beter je papraplu moet meenemen of een dikkere trui moet aantrekken. En zeg nou zelf. Wie zou niet willen weten of volgend weekend het zonnetje schijnt. Of misschien wil je wel het weer voor een heel seizoen vooruit kennen. Wie niet. Maar kijk dan eens naar het weer over de afgelopen dagen, maanden, jaren, 30, 100, 1000 jaar of indien mogelijk tot nog verder terug. Dan blijken langere en kortere peri­odes van te zacht en te koud weer net zo onnavolgbaar door elkaar heen te lopen als de golven van het water in een druk bezwommen zwembad. Het doen van een betrouwbare uitspraak omtrent hun komen en gaan op een wat langere termijn dan 4 dagen is in feite onmogelijk. Zelfs met gebruikmaking van de allergrootste computers. En wat betreft het weer van overmorgen ? Ook dan nog kun je maar beter een flinke slag om de arm houden. 

FOUTENGROEI

Bij het voorspellen wordt door gebrek aan informatie de toekomst gekenmerkt door foutengroei. Daarom ontspoort de prognose van zelfs de beste weerman meestal al heel snel. En voorzover je dan over de langere termijn toch iets te weten wilt komen, kun je alleen maar afgaan op de klimatologie. M.a.w. voor 20 juni is de gemiddelde temperatuur 15 graden. Het is een datumgebonden uitspraak die je baseert op alle temperaturen op die dag over een gemiddelde van bijvoorbeeld de afgelopen 30 jaar. Maar met de wisselvalligheden, die curieuze variaties en spreiding rond dat gemiddelde val je in een zwart gat. Het weer is en blijft een waar mijnenveld. En hoezeer de dagrecreant ook moeite heeft dat te geloven, is het wel het gevaarlijkst voor juist die mensen die er met hun neus bovenop zitten: de meteorologen die het moeten voorspellen. Qua systeem is het weer te gecompliceerd, te gevoelig en te chaotisch om een preciezer uitspraak te kunnen doen. Hoe verder je vooruit wilt kijken, des te moeilijker het wordt. Bovendien, zo is inmiddels wel gebleken: hoe geavanceerder de computer en de modellen worden, des te gebrekkiger wordt de voorspelling. Oorzaak: de computers worden met het verwerken van een nog grotere hoeveelheid decimalen slachtoffer van de gecompliceerdheid van hun eigen software.
Maar indien je bedenkt dat men 30 jaar geleden het weer van morgen nog maar nauwelijks kon inschatten terwijl men nu met behulp van die computers toch een enigzins aanvaardbare prognose voor een periode van 3 à 4 etmalen kan produceren, dan is dat enerzijds fenomenaal en verdient dat bepaald veel bewondering en waardering. Maar anderzijds is voor al die mensen die op grond van hun hoog gespannen verwachtingen zo hard aan dit resultaat gewerkt hebben de teleurstelling groot dat het eigenlijk geen zin meer heeft nog verder naar enige verbetering te zoeken. De grens van de voorspelbaarheid is bereikt. Rest de vraag waar die grens dan wel ligt.

DE AANTREKKER

We gaan een eind terug in de geschiedenis. En wel naar het begin van de voorvorige eeuw. Toen leefde men in een tijd dat het lineaire denken zijn grootste bloei had. Velen onder ons herinneren zich nog wel de wet van Hooke. Robert Hooke die leefde van 1645-1703 sprak van een lineair verschijnsel wanneer de respons van een systeem op een van buitenaf uitgeoefende vervorming lineair, d.w.z. recht evenredig is met de sterkte van die vervorming. M.a.w.: wanneer je b.v. aan een veer trekt, een tweemaal zo grote trekkracht daaraan in een dubbele uitrekking resulteert. Maar de theorieën die in de niet-lineaire dynamica een rol spelen, zijn van een totaal ander karakter. Deze gaan ervan uit dat een systeem na verloop van tijd zijn uitgangspunt 'vergeten' is, een eigen leven zal gaan leiden waarbij het zich zal richten tot een z.g.'attractor' (aantrekker). Bijvoorbeeld een balletje dat uiteindelijk 'ergens' in een putje van de vloer terecht komt. Of de slinger van een klok, en niet te vergeten de bewegin­gen van de planeten om de zon, de maan om de aarde. En dan tenslotte: de 'strange attractor' of vreemde aantrekker waarbij steeds wisselende en onberekenbare toestanden een rol spelen, zoals bij een turbulente stroming in een ver­warmde vloeistof of...in de atmosfeer.

In zijn "Essai philosophique sur les probabilités" (1814) stelt de Franse wiskundige, hoogleraar Pierre S. de Laplace het volgende: 'Aannemende dat er een denkend wezen zou bestaan dat alle natuurwetten en tevens de toestand van alle tot de natuur behorende wezens zou kennen, en daarbij tevens aannemende dat het intelligent genoeg zou zijn om al deze gegevens te analyseren, dan zouden daarmee tevens alle bewegingen van die van de grootste hemellichamen tot aan die van de kleinste atomen in een enkele formule samengevat kun­nen worden. Voor dat wezen zou niets meer onzeker zijn, want verleden, heden en toekomst zouden voor zijn ogen vertegenwoordigd zijn.' M.a.w. uitgaande van een enkele momentopname van het heden, zou de gehele toekomst overzien kunnen worden. Een halve eeuw later in 1892 vestigt de Franse mathematicus Henri Poincaré in feite als eerste de aandacht op de gevoelig­heid van begincondities van processen en dat deze zeer grote verschillen in de uiteindelijke verschijnselen veroorzaken. In zekere zin weerspreekt hij hiermee de eerder genoemde stelling van Laplace en signaleert daarmee tevens iets dat bijna driekwart eeuw later in het toppunt van de belangstelling zou komen te staan. Toentertijd nog nauwelijks gesignaleerd, is het werk van de door Wolfgang Goethe en Rudolf Steiner geïnspireerde fenomenoloog Theodor Schwenk. In zijn prachtige boek "Das Sensible Chaos" beperkt hij zich tot een voortreffelijke en onberispelijke waarneming van veel chaotische verschijnselen. Enige tijd later en anderzijds kikkerkoud maar tevens heel concreet is vervolgens de benadering van de Amerikaanse wiskundige en meteoroloog Edward Lorenz die in 1961 het begrip "vreemde aantrekker" lanceert. Het was deze Lorenz die experimenteerde met een computer waarmee hij een vereenvoudigd model van de aardatmosfeer van ons halfrond simuleerde. Daarmee drukte hij een bepaalde ontwikkeling in de tijd uit voorzover dit het verloop van een aantal luchtdrukwaarden, wat temperaturen en windgegevens op verschillende plaatsen betrof. En om de frustrerende onvoorspelbaarheid verder te onderzoeken liet hij zijn programma twee keer los op de zelfde gegevens. Om een extra lange tijdreeks te verkrijgen besloot hij om alle waarden (zoals die van luchtdruk, wind, vochtigheid e.d.) die hij halverwege een eerdere berekening als resultaat had gevonden, opnieuw in zijn computer in te voeren, maar nu als begincondities voor een nieuwe tijdreeks. Tot zijn verrassing begonnen de oude en nieuwe waarden -na aanvankelijk samen te zin gevallen- steeds meer te divergeren tot dat er geen enkel verband tussen beiden meer over was. De oorzaak bleek na veel gecheck niet in een programmeerfout te zitten, maar komt voort uit het feit dat de resultaten van de eerste berekeningen -welke met een precisie van 6 decimalen waren uitgerekend- tot op drie decimalen nauwkeurig waren afgerond, voordat ze als nieuwe beginvoorwaarden werden ingevoerd.

Om enigszins te illustreren wat hier gaande is volgen we tijdens windstil weer de rook uit twee vlak naast elkaar gelegen schoorstenen. De eerste meter lopen de rookkolommetjes vrij leuk parallel. Maar daarna toenemend en vervolgens bij lange na niet meer. Voor het gemak beschouwen we het traject waarlangs de rook uit de linker schoorsteen opstijgt maar even als het berekende of voorspelde traject, terwijl we het rookspoor uit de andere schoorsteen als de door ons waargenomen realiteit beschouwen. In een tijdsevolutie zien we dat in het eerste stukje de rookkolommen aanvankelijk nog netjes parallel lopen. Langs dat traject spreken we van 2 dagen goed voorspelbaar (berekenbaar) weer. Daarna lopen ze niet meer parallel en zien dat de rechter kolom (die de werkelijkheid weergeeft) een totaal afwijkende pluim laat zien. M.a.w. de berekende voorspelling ontspoort nu compleet.

Bij het aanschouwen van dit fenomeen realiseren we ons hoe moeilijk het probleem van de voorspelbaarheid hier ligt. Het betreft hier een uitgesproken niet-lineair of asymptotisch (niet samenvallend) geaard en moeilijk op te lossen probleem. Op grond van het voorgaande kunnen we ons nu voorstellen dat het ondoenlijk is te bepalen welke 'attractoren' (aantrekkers) waar en op welk moment de rook (het weer) gaat wervelen en vervolgens, welke kant deze zal opgaan. Of anders gezegd: door wat en in welke richting de rook precies 'geattracteerd' zal worden.
De term 'vreemde aantrekker' is een begrip geworden dat thans volledig in de natuurkunde is geaccepteerd maar dat tevens de belangrijkste component van de CHAOSTHEORIE vormt.
Het een en ander maakt duidelijk dat in natuurlijke systemen fundamenteel hele kleine verschillen in de beginconditie, zeer grote verschillen in de uiteindelijke verschijnselen veroorzaken.

Van Brandje tot Bui.

Wat betreft het complexe weer en de computer die het moet berekenen behoeft het nauwelijks meer enig betoog dat het aanvankelijk genegeerde cijfer op een plek ver achter de komma nu van fundamenteel belang blijkt te zijn terwijl deze een hele voorspelling totaal kan laten ontsporen.
Net als in ons eigen lichaam en legio andere natuurlijke systemen kunnen ook hier hele kleine oorzaken grote gevolgen hebben. En het zijn er waarschijnlijk zoveel.
In theorie kan dat uiteenlopen van het bekende voorbeeld van een fladderende vlinder in Peking die bij wijze van spreken uiteindelijk een oorkaan in Texas veroorzaakt tot een in de zomer aangestoken hoopje bladeren op een boeren erf ergens in midden Frankrijk. Even later ontstaat daar net voldoende convectie (zich optillende lucht in een onstabiele atmosfeer) om een aanvankelijk nog vriendelijk ogend cumuluswolkje tot een heuse onweerswolk te laten uitgroeien. Een onweerswolk die enige uren later tot een kleine onweersstoring en een dag later als een volwaardig weersysteem met lage barometerstanden ook ons teerbeminde en meestal maar kortstondige zomerse weer in een blijvend waterballet doet omslaan. Het probleem is dat je deze kleinschalige fenomenen niet allemaal voldoende en continu kunt meten, laat staan in kaart kunt brengen of controleren. En als je het wel zou kunnen en al die kleinigheden in een rekenkundig model zou verwerken, dan blijkt het model zich uiteindelijk precies zoals het weer zelf, dus onnavolgbaar te gaan gedragen. De voorspelkracht ervan neemt vanaf dat moment aanvankelijk alleen maar af en zal nadien slechts nog marginaal verbeterd kunnen worden, hetgeen ook enige tijd geleden werd aangetoond bij het ECMWF te Reading in Engeland. (ECMWF: Het Europees Centrum voor langere termijn weersverwachtingen). M.a.w.: hieruit blijkt eens te meer dat we het weer maar een heel klein beetje aankunnen.

Zoals al eerder betoogd is dit natuurlijk een enorme teleurstelling voor al die wiskundigen, chaosdeskundigen en programmeurs die de afgelopen decennia zo hard aan dit probleem hebben gewerkt. Het weer blijkt even innovatief en onvoorspelbaar als de mens zelf.
In een zeker opzicht symboliseert deze teleurstelling dat we in feite aan het einde van een bepaald soort kunnen gekomen zijn. Dat geldt waarschijn­lijk voor een hele reeks van zaken. Want door de meteorologie worden we geconfronteerd met een eigen creativiteit van de complexiteit van natuurlijke systemen. Systemen die in feite per definitie onvoorspelbaar zijn. Maar ook in andere richtingen kennen we soortgelijke confrontaties.
Politieke partijen doen altijd maar weer beloftes die ze niet of maar ten dele kunnen nakomen. Het Centraal Planbureau moet erkennen dat haar voorspellingen net zo dubieus zijn als die van de meeste weermannen. Biologen hebben even grote problemen met het voorspellen en verkrijgen van inzicht omtrent plaagorganismen. En zie tenslotte de ontwikkelingen met de zo fel omstreden 'zorgverzekering' en alle andere sociale verzekeringstelsels in ons land. Maar we signaleerden tevens de enorme problemen die de electronicagigant PHILIPS tot voorkort en vlak voor haar rigoreuze saneringen nog kende, om nog maar te zwijgen over alle onbekende en 'vreemde attractoren' die vanuit het voormalig oostblok en de rest van een steeds kleiner wordende wereld op ons af komen.
Het lijdt geen twijfel dat op den duur alle exacte wetenschappen met het zelfde probleem zullen worden geconfronteerd. De bekende nederlandse meteoroloog en chaosdeskundige prof. H. Tennekes ging desgevraagd in ELSEVIER's Magazine nr.37, in augustus 1988 zelfs zover door te stellen dat (ik citeer:) '...met de komst van de chaostheorie in het voetspoor van de meteorologie zullen op den duur alle exacte wetenschappen voor de bijl zullen gaan.'

Verval ?

Wat betekent dit alles nu. Voert dit tot de conclusie dat de exacte wetenschappen, zoals dat heet 'burned out' zijn en met een soort kater van Newton te maken krijgen ?
Het gegeven chaostheorie noopt vrijwel zeker tot een relativeren van het rechtlijnige (lineaire) 19de eeuwse 'beheersende' denken. Dit type denken waarin alles (inclusief de samenleving) dicteer-, normeer- en vervolgens 'maakbaar' moet zijn keert ons, misschien uit angst voor het onbekende, van de natuur af, maar voerde ook regelrecht naar de vaak zo kille en onnatuurlijke steriliteit waarin we nu aan het einde van deze eeuw leven.
Bij menigeen slaat misschien wel de angst om het hart dat door de vermeende absolute stilstand in het totnutoe allerknapste menselijk kunnen onze beschaving gedoemd is juist daardoor in verval te geraken. Exclusiviteit bestaat niet meer, er valt niets meer te 'halen', het laaghangende fruit is verdwenen. Is stil­stand dan geen achteruitgang ? Stopt de evolutie ?
In ieder geval is wel gebleken dat wanneer je problemen tracht op te lossen door ze op te splitsen in deelproblemen je alleen maar groeiruimte schept voor nieuwe problemen, aanpassingen, vervolgens het ontstaan van nieuwe koninkrijkjes in grote organisaties, de proliferatie daarvan, oeverloos gediscussieer etc., derhalve extra chaos.
Opeens staat de hele samenleving in de vrije luchtstroom van de volkomen twijfel en onmacht waarbij een geleidelijk structureel doelloos en dadeloos gemaakte mens moet ervaren dat hij niet meer meester, maar het oncreatieve aantrekkingspunt van zijn lot is geworden; zelf niet meer bestuurt, maar zich alleen nog maar laat besturen door immuun geworden leiders die geneigd zijn dezelfde fouten te maken als zijn (lineair opererende) grootouders toen ook al maakten. Maar dan...? Betekent dit het einde van alle bestaande en gekoesterde waarden ? en dat dit alles voor de zoveelste maal zal leiden tot een ( even lineair opererende) dictatuur met een ingrijpen dat even rigoreus als agressief is ? dus repressie enerzijds en ongecontroleerde groei anderzijds waarbij een verergering van kwaal en middel tegelijkertijd ontstaat ?

Je kunt het weer en de natuur beschrijven als een opeenhoping van talrijke natuurkundige processen en feiten. Maar het spreekt meer tot de verbeelding wanneer je het ziet als omstandigheden die het menselijk denken en handelen kunnen beinvloeden. De vraag blijft natuurlijk altijd wie of wat het bevrijdende inzicht zal schenken. De chaostheorie, of beter gezegd de chaosofie vormt hierbij aanvankelijk niet alleen een interessant verlengstuk van de natuurkunde maar misschien ook wel voor ons eigen leven. Een gevolg daarvan kan zijn dat je opnieuw verwonderd raakt en dat je door goed naar die (oeroude) natuur te kijken ervan kunt leren. Want het is nu zijn aangeboren creativiteit die maakt dat de mens in tegenstelling tot waar velen -in hun verstarring- zo bang voor zijn, nu aan zichzelf werkend in alle verwondering misschien wel zonder vooroordelen naar zijn natuurlijke geaardheid zal gaan zoeken, of beter gezegd zich onwillekeurig aan zijn eigen archetype(*) zal hechten. En wellicht zal hij daardoor eerder geneigd zijn in plaats van de dingen op te splitsen, ze in hun (natuurlijke) samenhang te beschouwen. Het verleden krijgt nu een toekomst en groeit naast het vermogen 'to recall', zoals de Ier Sean O'Donnell dat noemde, tevens het vermogen 'to pre­call'. Maar ten einde dit beter te kunnen begrijpen is het wel noodzakelijk dat psychologische en natuurkundige gezichtspunten nader tot elkaar gebracht worden. En daar schort het nogal eens aan omdat zowel de ingenieur als de socioloog elkaar nogal eens verwijten gevangen te zitten in hun eigen grot. Voor het vatten van een waarheid zijn ze dan even weinig geschikt als de ogen van vleermuizen voor het aanschouwen van daglicht. Indien ons onderwijs (uitzonderingen daargelaten) aan dit fundamentele probleem vanaf nu meer aandacht zou schenken, plukken we de vruchten daarvan -beter laat dan nooit- op zijn vroegst pas over twintig jaar.

---------------------------
(*) Archetypen: Lees het gelijknamige boek van C.G. Jung : Wat de instincten zijn in het biologische leven, dat zijn de archetypen (de neerslag van zuiver menselijke ervaring opgedaan in de loop der eeuwen) in het zielenleven van de mens.
---------------------------

Overvoerd

Waren het niet de oude Grieken die stelden dat de verwondering tot wijsgerig denken leidt ? Volg je dat spoor, dan stelt men zich open voor een ander soort waardering van de kwaliteit van het leven. Zoiets als een je vrij en geduldig, vooral respectvol en onbevangen openstellen, juist in deze tijd, waar de menselijke zintuigen hoofdzakelijk getraind zijn in de richting van het uitschakelen van het gevoel en het inschakelen van het bemachtigen, beheersen, en overheersen, waarbij ze ook zo over­voerd en daar­door misschien wel tegengesteld aan de verwachting veelal verkrampt en juist onbevredigd (of verveeld) zijn geraakt.
Bij het besef dat de gevoeligheid van hard- en software met steeds rassere schreden het maximaal mogelijke naderen, is het een verademing eens even af­stand te nemen van Bill Gates' electronic highway, naar buiten te gaan en te beseffen hoe oneindig groot de omvang en de diepte van de natuur is. Door wat in te leveren van dat 'te veel' blijft er weinig anders over dan dat dit wellicht tot een herontdekking van de kwaliteiten van het (natuurlijke) leven zal voeren. Zoiets als dat wat in een geïnspireerd kunstenaar leeft die zich in alle rust liefdevol in- en uitleeft in de door hem geschapen gestalte. Het doet er dan in feite weinig toe of je nu schildert, boetseert of musiceert. Zo kun je tevens door voldoende tijd ervoor te nemen in alle vrijheid door goed en met verwondering en onbevangen naar de natuur te kijken als het ware herkennen, maar je ook 'inneren' van wat de natuur zich 'herinnert'. En als we dat willen, en daarvoor een beetje geduld kunnen opbrengen, dan lukt dat en krijg je vanzelf zicht op de fundamentele samenhang der dingen. Want naast alle ondoorgrondelijke chaos die in de natuur voorkomt, barst ze tevens van de symptomen en signalen. En omdat de natuur nu juist voortdurend een evenwicht zoekt en dus altijd in meer of mindere mate uit balans is, kennen we er velen en noemen we er slechts enkele. Ziet een mens er aanvankelijk opgewekt en gezond uit; het kan zijn dat hij opeens wit wegtrekt en zich niet goed voelt. Een symptoom is heel vaak de veranderende huidtint, het ontstaan van wallen onder de ogen of wat dies meer zij. Indien hij vervolgens ook de nog pijn krijgt zal hij dat hoorbaar maken. En wanneer gewassen er niet goed aan toe zijn, dan kunnen de bladeren slap gaan hangen of zien we hun kleur langzaam van groen naar geel veranderen. Uiteraard kent ook het weer de nodige symptomen en voorbodes. Maar al te bekend is de melk die enkele uren voordat het gaat onweren zuur wordt; het onrustig heen en weer fladderen van kraaien als onstuimig weer verwacht mag worden; de steeds dikker wordende sluierbewolking die het zonnetje laat verdwijnen. De wind neemt toe, de bewolking wordt steeds dikker en tenslotte gaat het ook nog regenen. We kennen dit soort symptomen uitentreuren en vinden ze heel gewoon. Maar door de verdringing van ons gevoel en de groeiende afhankelijk van door ons zelf gemaakte systemen en daardoor een verminderde interactie met die natuur, trekken we ons er steeds vaker te weinig van aan en realiseren we steeds minder dat wijzelf -ieder voor zich- nog altijd de allerbeste 'updaters' zijn en niet de chip van het systeem. 
Een mooi en hoopgevend voorbeeld hoe het anders kan en waarbij men door goed te kijken naar dat evenwichtzoeken veel heeft geleerd is de ecologische landbouw. De producten daarvan zijn smakelijker en bovendien worden ze op een uiterst milieuvriendelijke en veelal liefdevolle manier geteeld (1). De appreciatie van en het respect voor is daarmee verschoven naar de microschaal. Maar op die microschaal -zo leert de chaostheorie- ligt nu juist de voorwaarde van ons hele bestaan en de verdere ontwikkeling daarvan. 

Het is tevens ook goed voorstelbaar dat menigeen zich door bijvoorbeeld die oude astrologie maar ook tot holistische levensbeschouwingen zoals de antropo­sofie, de geschiedenis van het vroege Christendom of tot het taoistische, of misschien het Soefi gedachtengoed aangetrokken voelt of evenzeer geïnspireerd kan raken door prachtige singuliere, vooral menselijke verhalen uit de (kinder-)bijbel.
Wat betreft de astrologie en tevens de I TJING (het Boek der Veranderingen) zijn dit tenslotte benaderingen die al duizenden jaren innig zijn verbonden met de omschrijving en analyse van begintoestanden. ­Wat betreft de serieuze astrologiebeoefening denken we dan aan het baseren van uitspraken op geboortemomenten en gebeurtenissen die tot op de seconde nauwkeurig gere gistreerd staan. Blijvend gefascineerd beschouwen Astrologen zon en maan, tevens de planeten als onderdeel van de natuur. De posities van deze hemellichamen zijn berekenbaar en in hun ogen zijn ze in zekere zin ook symptomatisch. Bekend is het gezegde van Angelus Silezius (1624-1677): 'Die Sonn bewegt das All, Sie macht die Sternen tanzen, Bist du nicht selbst bewegt, gehörst du nicht zum Ganzen' en van Goethe: 'Als het oog niet zonnig was, hoe zou het anders de zon kunnen zien.' In de Bijbel lezen we tenslotte in Psalm 19: 'De hemelen vertellen Gods eere, en het uitspansel verkondigt het werk zijner handen' etc. tot 'niets blijft verborgen voor haar gloed'. Vanaf de allereerste dagen heeft de mens om­hoog gekeken en in de eeuwige hemelwisselingen zijn eigen bestaan herkend. Alles kent een begin, bloeit op, vervolmaakt zichzelf en gaat ten slotte onder. De Maan vervult zijn cyclus, eb volgt op vloed, de zon verheft zich en zinkt neder; er zijn dagen van ontstaan, dagen van rijping en dagen van vergaan. Niets gebeurt alleen op zichzelf, maar alles gebeurt samen in wonderlijke eenheid.

Bij de I TJING gaat het om het koppelen van een zwaarwegende in het centrum van ons bewust­zijn gelegen vraag terwijl deze gekoppeld wordt aan een zestal worpen met muntjes.
­De I Tjing die reeds 2000 jaar geleden ten tijde van koning Wen en zijn zoon de hertog van Tsjoe door Taoisten (overigen, wél de uitvinders van het buskruit) werd uitgevonden en als iets heel normaals ervaren werd, maar waar Pierre S. de Laplace en Henri Poincaré zich vermoedelijk nimmer in verdiept hadden. En dat was toen ook heel begrijpelijk. Want zij voelden en dachten in een tijd waarin de geweldige vooruitgang van de natuurwetenschappen een ieder ervan overtuigde dat louter en alleen de causaliteit als uiteindelijk verklaringsbeginsel in aanmerking komt. En iedere minder goed geïnformeerde materialist met weinig respect zal de neiging hebben het hanteren van de I Tjing en de astrologie als een onbetamelijke vormen van bijgeloof af te doen.

--------------------------

  1. Oorspronkelijk de door Rudolf Steiner aan het begin van deze eeuw ontwikkelde biologisch dynamische of BD-landbouw.

--------------------------

 

EEN KLEIN DUWTJE

Hoewel op grond van publicaties van de Australiër Geoffrey Dean de invloed van planeten en het betrouwbaarheidsgehalte van aan de hand van astro­logie verkregen uitspraken met behulp van vaak nivellerende statistische technieken tot op heden moeilijk (fysisch eigenlijk totaal niet) aannemelijk valt te maken, laat staan aan te tonen, geeft de chaosofie je nu juist wel de vrijheid deze, maar ook andere holistische beschouwingen, positief te (her-)waarderen, ze dan toch op zijn minst het voordeel van de twijfel te gunnen. Immers, een mens is in zijn levensloop vaak als het ware een koorddanser. Waar tijdens een bijna windstilte ongemerkt en op microschaal ergens 'bifurcatie' (opsplitsing) van een luchtstroom kan optreden, kan in het leven van de super-receptieve mens een heel klein duwtje hem uit evenwicht brengen. Wanneer dat gaat gebeuren is totnogtoe vrijwel onvoorspelbaar. Met behulp van zelfs de meest geavanceerde computers en rekenmodellen zijn we binnen de bekende systemen volkomen uitgerekend en uitvoorspeld. Je zoekt daarom verder buiten de bestaande systemen. Er boven en eronder. En wie zegt ons dat relatief ver verwijderd, temidden van alle ruis (macrocosmisch gezien) een planeet dan geen rol kan spelen, of dat relatief dichtbij (microcosmisch gezien) bijvoorbeeld een homeopathisch geneesmiddel geen delicaat evenwicht kan beïnvloeden. Het experimenteren ermee voert aan de hand van de totnogtoe gestelde criteria, dus op grond van vrijwel altijd te grove meettechnieken, zelden of nooit tot statistisch significante, maar kwalitatief bekeken vaak wel tot frappante resultaten.
Voorlopig betreft het nog steeds een kwestie van geloof want strikt genomen is de chaostheorie onbruikbaar voor enige bewijsvoering, en indien je dat wel doet hanteer je een bewijs uit het ongerijmde. Want als een Vlinder in Peking een maand later het weer in Vancouver kan beïnvloeden, is dat niet altijd dezelfde vlinder.
Maar wanneer je niet doorslaat in een overspannen bezetenheid zodat gevreesd moet worden dat de waarheid geweld zal worden aangedaan waarbij de waarneming nu niet de kiem, maar de vrucht van een vooropgezette beschouwing wordt, is het toch mogelijk en ook niet meer dan menselijk respect voor dat geloof op te brengen. Als eye-opener of superbewustmaker is de chaostheorie voor bevroren deterministen echter wel een voortreffelijk leermiddel. Anderzijds mogen we niet uitsluiten dat met het gemak waarmee we door middel van krachtig rekentuig tegenwoordig lange reeksen variabelen snel kunnen bewer­ken en met elkaar kunnen vergelijken het empirisme weer tot enorme bloei komt en we langs die weg meer te weten zullen komen over delicate evenwichtstoestanden in de natuur. Voorwaarde is wel dat de reeksen waarover we beschikken lang genoeg en ook homogeen zijn. 
Daarover meer hieronder in deel 2 "Buiten het Systeem".

 

DEEL II

BUITEN HET SYSTEEM:

DE TIJD ACHTER DE TIJD.

Jaap Venker

In het vorige artikel hebben we kunnen zien hoe chaos kan ontstaan en hoe gevoelig natuurlijke systemen zijn. Tevens hoe moeilijk het voorspellen wel niet is. Door de chaostheorie wordt je met voldon­gen feiten geconfronteerd. Meer meten was altijd meer weten. Maar nu wordt duidelijk dat hoe meer we meten, des te onoverzichtelijker wordt de ons omringende wereld. Achter elk mysterie schuilt steeds verder verborgen weer een ander mysterie. Het wordt nu tevens duidelijk dat deze cosmos aan alle kanten te groot is en onze begipsmiddelen en zintuigen (nog) aan alle kanten tekort schieten. Zeker als je alleen maar uit bent op betekenisvolle en spectaculaire, vooral beheersbare effecten. Want sedert Newton hebben we ons gewoonlijk alleen maar bezig gehouden met regelmatige en voorspelbare systemen. Er was zoveel 'te halen' en wat niet voorspelbaar en niet beheersbaar was werd daarbij in feite altijd genegeerd als onvolkomen, of als 'foutjes' en 'betekenisloze ruis' van een 'an sich' perfecte wetenschap. Maar in de chaostheorie vormt die 'tere ruis' lang­zaam aan wel een complete wetenschap die leert dat de exacte wetenschappen volkomen onderschikt zijn aan een regime van de (zichzelf) regelende natuur waarin delicate evenwichten heel gemakkelijk verstoord zijn, en waarbij de kleinste oorzaken de grootste gevolgen kunnen hebben. Voor weten­schap en samenleving aan het eind van de 20ste eeuw vergt het een complete cultuuromslag dit te kunnen aanvaarden.

Misschien is deze omslag wel net zo fundamenteel en ingrijpend als dat met Isaac Newton de overgangsperiode van een oude naar een moderne natuurwetenschap werd afgesloten. De vraag is of we na alle materiële gewenning en verwenning van sedertdien een dergelijk soort omslag wel aankunnen. Want het gaat nu tenslotte toch om het behoud van een bijna uitgeputte natuur en staan we nu oog-in-oog met ons eigen lot. Indien het niet direct lukt is wellicht een bijkomende handicap dat de cultuur en de omgeving waarin we opgroeien, onze opvoeding, het onderwijs dat we krijgen, en misschien ook wel het soort voedsel dat we consumeren, een regelmatig gebruik van alcohol en talloze andere factoren die maken dat we meestal nogal eenzijdig geconditioneerd worden. Dat maakt ons deels subjectief en te grof. Misschien valt het ook daarom voor velen nog moeilijk ons echt te verplaatsen in, of een te worden met, en veranderende inzichten direct te kunnen volgen, laat staan er aan te kunnen wennen.

Zandloper

Een conditie die we totnutoe nog geheel buiten beschouwing lieten betreft die van de factor TIJD. Want er steekt meer achter de tijd dan we gewoonlijk denken. Die gewaarwording ont­staat vooral als je een eenvoudige zandloper omdraait. Een gevolg daarvan kan zijn dat je vindt dat de tijd niets anders dan een akelige rimpelmaker is. Een dergelijke voorstelling van zaken is toch wel wat te eenvoudig. Het betreft hier een veelomvattend natuurfilosofisch onderwerp. Want de tijd is in feite een van de grote archetypische ervaringen van de mens, waarbij de tijd zich altijd onttrokken heeft aan al onze pogingen tot een volkomen rationele verklaring.
We beperken ons even tot onze tijdperceptie. We laten het weer dus even voor wat het is maar komer er straks weer op terug.

Relativiteit.

Was ooit eens in vervlogen tijden voor de geboorte van Christus de 'cyclische tijd' vooral onder invloed van Helleense astronomen (toen tevens astrologen) nog gemeengoed, zo werd deze idee door het centraal stellen van de geboorte en kruisiging van Christus onder invloed van de kerk vervangen door de idee van onnomkeerbare rechtlijnige (lineaire !) beweging van de geschiedenis. Immers, de belichaming van Christus is een radicale gebeurtenis welke de tijd verdeelde in een volkomen verschillend er-voor en erna. En uiteraard werd hierdoor aan ons waarnemings- vermogen een belangrijke beperking opgelegd.
Over het begrip tijd werd in de afgelopen eeuwen veel nagedacht en gefiloso­feerd. Maar ongeacht alle ideeen en opvattingen die hier over de revue passeerden, bleef de mens zichzelf veelal als staande in de tijd beschouwen.

Voor de Duitse filosoof Kant (1724-1804) lag dat anders. Bij hem treffen we reeds tijfel aan omtrent onze juiste opvatting van 'tijd'. Hij beleefde zichzelf niet als staande in de tijd. Het tegendeel was voor hem het geval. Hij beschouwde ruimte en tijd als aanschouwingsvormen van het menselijk kenvermogen, of platweg als een gegeven dat tussen je oren zit. .
Kant verschilt in zijn opvattingen van de franse filosoof Henri Bergson (1859-1941) in wiens be­schouwingen een geheel ander aspect van de tijd naar voren werd gebracht. Was Kant's opvatting meer geënt op een door Newton ontworpen wereldbeeld, zo zien we bij Bergson dat niet de fysische tijd in het centrum van zijn belangstelling staat, maar de doorleefde tijd, die hij de werkelijke tijd noemt en die hij ook nauw verbonden acht met het leven. De doorleefde tijd aldus Bergson, is het voortschrijden van het verleden, dat de toekomst verslindt. Bergson was hierdoor een van de eerste denkers die onze ogen opende voor het onderscheid tussen 'fysische klokkentijd' en de psychologische 'innerlijke' tijd. Hiermee gaf hij in ieder geval duidelijk aan dat iedere mens geneigd is het begrip 'tijd' op zijn eigen intuïtieve, uiteraard subjectieve wijze te interpreteren en hanteren.
De allerbelangrijkste ontwikkeling deed zich enige tijd later voor. Het betreft een derde denker, te weten Einstein, die we als ontwerper van de relativiteitstheorie kennen. Einstein stelde dat aan de noodzaak om de natuurwetten op zo'n manier te formuleren dat zij de­zelfde vorm hebben in alle coördinatenstelsels - tenminste voor alle waarnemers op willekeurige posities en met willekeu­rige snelheden -, slechts voldaan kan worden in de beschrijving van electromagnetische verschijnse­len, wanneer alle ruimtelijke en tijdsaanduidingen relatief zijn. M.a.w.: Hij ging uit van de stelling dat we in de fysica alleen te doen hebben met lichamen die bewegen ten opzichte van elkaar; dat er dus vanuit een fysisch standpunt bezien, geen absolute beweging bestaat.

De Chaos met Pseudo-chaos te lijf

We belanden opnieuw bij het weer.
Gelet op het feit dat het gedrag van onze atmosfeer aan de hand van de datumgebonden analoge methode - behoudens de wel erg vaak voorkomende 'groene K­erst' en een paar andere uiterst merkwaardige sprongetjes in het De Biltse meerjarige temperatuurgemiddelde nagenoeg geen interessante wetmatigheden oplevert, prikkelde dit gegeven me desondanks wel tot nader speurwerk. De singulariteiten (op zichzelf staande weersverschijnselen) vormen een boeiend onderwerp. En van­wege de onverklaarbaarheid van een aantal ervan, blijft dit gegeven toch wel stilletjes maar pijnlijk aan het meteorologen geweten knagen.
Wanneer ik echter bijvoorbeeld opeenvolgende observaties en voorspellingen van een bepaald weerselement aan een getransformeerde tijdreeks relateer en deze vervolgens herleid tot onze gangbare kalenders, dan wordt die gangbare tijdsindeling zoals we die allemaal kennen inderdaad ook maar zeer betrekkelijk. Ofschoon dit op een eerste gezicht onmogelijk mag lijken, komt hierdoor dat wanordelijke weer en de bestaande klimatologie op z'n minst in een totaal ander daglicht te staan. En dat opent - zonder nu direct al te overdreven verwachtingen te koesteren- misschien wel enig perspectief. 

Elementen van een taal.

Regelmatig zijn er mensen die me vragen wat je nu toch beweegt tot een benadering als deze te komen. En voor alle duidelijkheid is het misschien daarom nu wel aardig eens iets dieper op wat achtergronden in te gaan.
Nog even afgezien van het feit dat het weer me altijd al fascineerde, waren het vermoede­lijk twee dingen die mij tot een ander inzicht voerden.

Als klein jochie was ook ik -net als iedereen- natuurlijk geïnteresseerd in treinen. Je mocht wel eens mee het perron op en ik geraakte daarbij altijd sterk gefasci­neerd door treinen die zich tegelijkertijd aan weerskanten van mij voortbewogen. Het gaf je -zoals menigeen onder ons zich nog wel zal herinneren- een leuk soort duizeligheid. Bijna net zo leuk als de sensatie die wordt opgewekt indien je (zonder dat je naar buiten kunt kijken) met een snelle lift in een torenflat omhoog schiet. Later geef je er niets meer om en beschouw je dit soort ervaringen misschien wel als hinderlijk. En het andere betreft dat ik al 20 jaar lang naast de gewone klokketijd de siderische tijd hanteer. Deze in een door mijzelf ontworpen horloge vervatte tijdseenheid 5 loopt per dag ongeveer 4 minuten voor op onze gewone klokketijd en is bovendien ook heel anders ingedeeld. Je loopt dus permanent met twee verschillende tijdseenheden in je hoofd rond. En dan stel je tevens de vraag waarom dat er niet meer zouden kunnen zijn.
Vooral die treinen en de lift bleven een fascinerend gegeven. Want wanneer je, zoals reeds eerder aangegeven, in de fysica te maken hebt met lichamen die ten opzichte van elkaar bewegen, dan kun je vanuit een fysisch oogpunt bekeken niet meer van een absolute beweging spreken. Je kunt je dan tevens afvragen of het wel verantwoord is nog een verschil tussen heden, verleden en toekomst te maken; en =nog belangrijker= of er dan wel sprake is van een absolute tijd.
Het valt niet eenvoudig dit op een levendige en aanschouwelijke wijze toe te lichten. Want met een dergelijke beschouwing wordt onze voorstelling met betrekking tot ruimte en tijd tot in de wortel aangetast. Maar als je aan dit uitgangs­punt gewend raakt en je ermee wilt leven, verleent je dat de vrijheid tijdreeksen te transformeren en in een totaal ander (tijds-)perspectief te plaatsen. Onder deze conditie wordt je leven dan uiteraard wel opeens een wandeling langs kilometerpalen die meestal bij lange na niet even ver van elkaar verwijderd staan. Je beseft hierbij zeer wel dat ruimte en tijdcoordinaten slechts elementen van een taal en een gewenning zijn die een waarnemer (gewoonlijk) gebruikt om zijn omge­ving te beschrijven.

Wat betreft het nader uitwerken van deze gedachten heb ik in Wageningen met behulp van de Wageningse hoogleraar J.D. van Mansvelt en toenmalig KNMI-klimatoloog H.A. Quarles van Ufford middels een publicatie (*) kunnen aantonen dat je door gebruikmaking van een ogenschijnlijk ietwat merkwaardig maar toch verantwoord ontwikkeld soort referentiesysteem en tevens een transformatie van lange tijdreeksen, uitspraken over het temperatuurverloop kunt doen die statistisch gezien tot significante resultaten voeren. Van meer betekenis dan tot dan toe mogelijk was aan de hand van alleen datumgeboden gegevens. Door het ontwikkelen van deze enigszins afwijkende klimatologie kon een tot nog toe onbekende wetmatigheid (voorlopig alleen nog) in het Nederlandse weer vastgesteld worden.
Bij een tussen 1983 en 1990 uitgevoerd onderzoek fungeerde het weerselement temperatuur hierbij als onderzoeksmateriaal. Vooral in onze om­geving danst het temperatuurverloop (we kennen de grafiekjes) welhaast onnavolgbaar op en neer. Behoudens de seizoenschommelingen en de al eerder genoemde veelvuldig voorkomende z.g. kerstdepressie, en nog een paar andere typische schommelingen die we in de Biltse 'normaal' traceren, valt nauwelijks enige periodiciteit te vinden. Het verloop is wanordelijk.
Maar omdat we uitgerekend zijn in de bestaande systemen vormt dat chaotisch bewegende temperatuurverloop wel goed materiaal om te vergelijken met bijvoorbeeld de even chaotisch aandoende geocentrisch gemeten bewegingen van een planeet Mars, of van welke andere =sneller bewegende= planeet dan ook. Om tot een dergelijke vergelijking te kunnen komen diende daartoe eerst tevens een speciaal referentiesysteem ontwikkeld te worden. Omdat ik de bijzonderheden daarvan in een eerder aan­gehaalde vaktechnische publucatie (*) reeds uitvoerig aan de orde stelde, voert e.e.a. in dit bestek te ver er nader op in te gaan. Maar een ieder die deze publicatie kent en bestudeerd heeft kan zich wel voorstellen dat ik het ge­voel heb dat ik de chaos met een pseudochaos te lijf ga.


(*)Venker, J., Beeftink, M.C.,: 'Mars and Temperature-changes in the Netherlands: An empirical study ', p.240-245, Geo-Cosmic Relations, (Edit.et al. G.Tomassen), Proceedings SREF, Pudoc Scientific Publishers, Wageningen 1990.

 

TWEE MODELLEN

Het spreekt vanzelf dat de uitkomsten van dit onderzoek eigenlijk alleen maar bij een deskundig en selectief gebruik ervan inzetbaar zijn.
Wat betreft de beperkingen die je opgelegd worden zijn hier twee redenen voor aan te voeren. In de eerste plaats is dit wel zeer bewerkelijke onderzoek (met schaarse en geheel uit eigen zak bekostigde middelen) nog niet afgerond. En voorts mag je met een dergelijke benadering van het weer natuurlijk nooit overdrijven. En ofschoon de met behulp van planeetstanden verkregen resultaten voldoende significant zijn, valt het (tot op heden) niet te bewijzen dat hierdoor een of meerdere planeten als '(vreemde) aantrekkers' mogen worden bestempeld. Immers, zoals reeds eerder betoogd, voor het behaalde resultaat kan tot nu toe (nog) geen verklaring worden geboden. En ook al mag mijn benadering dan ietwat afwijkend zijn en een stukje van een tot dan toe nog niet gesignaleerde merkwaardigheid van het weer blootleggen, betreft het e.e.a. daarnaast ook statistisch gezien een uitermate gevoelige materie.

Cyclisch weer ( Signalen die zich isoleren van de omliggende ruis )

Over het algemeen spreek ik liever over 'cyclisch weer' indien blijkt dat je in een periode verkeert dat de reguliere weerkunde het bij het verkeerde eind had, maar 'de cycli' goed 'in fase'lopen. Cyclisch weer, mede omdat =of­schoon ik gebruik maak van ogenschijnlijk chaotisch aandoende maar toch exact berekenbare bewegingen van de planeten= ik tot nu toe ook in dit opzicht niet kan bewijzen dat het ook daadwerkelijk die planeten zijn die de effecten leveren, hoe significant de verbanden statistisch bekeken ook mogen zijn. Aanvankelijk wel zodanig frappant, dat toentertijd al de Klima­tologische Dienst van het KNMI bij monde van haar klimatoloog H.A. Quarles van Ufford desgevraagd in ondermeer "De Telegraaf" (1984) en het "NRC-HANDELSBLAD" (1989) stelde dat de aan de hand van mijn benadering verkregen treffers (weersomslagdatering) niet meer aan louter toeval toegeschreven zouden mogen worden. Uiteraard was juist zijn aansporing tot vervolgonderzoek voor mij van verstrekkende betekenis.
Maar ook nadien, toen na een grondiger verificatie bleek dat meteoroloog Adrie Quarles van Ufford gelijk kreeg, moet je desondanks wel over cycli blijven spreken. Want de resultaten worden aan puur empirisch onderzoek ontleend waarbij de resultaten vooralsnog elke theoretische achtergrond en fundering ontberen. Maar gemakshalve noem ik deze cycli dan toch maar naar de planeten. (Mars-cyclus, Venus-cyclus, etc.). Het produceren van een voorspelling, d.w.z. zonder verklaringsmodel, alleen op grond van empirisch verkregen uitkomsten, blijft een fascinerende maar uiteraard ook spannende onderneming. Soms zelfs hachelijk, omdat hoe groot de steekproef ook is, je toch altijd dient te beseffen dat het historisch materiaal betreft waarop je de uitspraken baseert. Fascinerend, omdat wanneer de tijdreeksen zo lang worden, je aanvankelijk denkt met 'betekenisloze ruis' te maken te hebben. Het zijn tenslotte niet minder dan ruim veertigduizend opeenvolgende temperatuur waarnemingen die je catalogiseerde, en vervolgens diende te transformeren. Maar hoe omvangrijker de steekproeven worden des te duidelijker worden de signalen die zich isoleren van de omliggende ruis.

Een dergelijk resultaat bereik je tevens wanneer je een fototoestel neerzet voor een sneeuwend grijs en nietszeggend tv-beeld. Op het eerste gezicht zie je niets interessants en zul je de tv weer willen uitzetten of van kanaal willen veranderen. Maar wanneer je voor het beeld een camera plaatst, de lens op het beeld richt en deze maar lang genoeg open houdt, kan het gebeuren dat zich na enige tijd geleidelijk aan toch een beeld gevormd heeft. Dit wonderbaarlijke verschijnsel verkrijg je alleen met behulp van een fotogevoelige plaat die de in de tijd opgebouwde informatie onthoudt en registreert. En wanneer je dan de foto ontwikkeld hebt blijkt dat het testbeeld van een verafgelegen zender toch herkenbaar is vastgelegd. Dat komt omdat tussen alle schijnbaar informatieloze ruis toch af en toe her en der op het beeld piksels verschijnen die na verloop van tijd met elkaar de contouren van het testbeeld opbouwen. Dit wel zeer verborgen verschijnsel is 'live' met het blote oog uiteraard nimmer te volgen.
Ongeveer op dezelfde wijze behandelde ik een lange reeks temperatuurvariabelen. Om al dan niet iets relevants te traceren is de voorwaarde wel dat de reeks lang genoeg en homogeen is. En wanneer je daarbij de gangbare tijd relateerd aan een andere tijdseenheid (t.w. die van de planeet cycli) dan blijkt de daarmee verkregen informatie opeens wel voldoende relevant (d.w.z.: statistisch significanter dan aan de hand van onze -Juliaanse kalenders).
Met behulp van planeten mag dan misschien een stukje van de gigantische en wonderlijke eigen creativiteit van het weer blootgelegd worden, maar =en dat nadrukkelijk gesteld= natuurlijk niet alle creativiteit. Het weer wordt door deze benadering bovendien echt niet perfect en tot in de details voorspelbaar. Maar toch levert het voldoende informatie en maken we er gebruik van bij het raadplegen van de meerdaagse TV-verwachting. En zo vermeng je uitspraken op grond van puur (subjectieve) meteorologische kennis aan de hand van weerkaarten met die omtrent het statistisch (objectief) gemeten temperatuurverloop aan de hand van planeetposities. Die uitspraken zijn voorlopig dan nog gebaseerd op tijdreekstransformaties die ik koppel aan de 110 afgelopen jaren opeenvolgende dagelijkse maximum-temperaturen te De Bilt.
Om de meerwaarde van zulke uitspraken te kunnen verifiëren werden een paar geraffineerde statistische methoden uit de kast gehaald. Bij de weervertaling vaar je nu niet op meer op een, maar op twee qua aard en inhoud zeer verschillende modellen. Want hoe vaak tasten de weerkundigen niet in het duister. En juist omdat je nu opeens met twee totaal verschillende benaderingen werkt, wordt je hierdoor beslist meer een echte weerwichelaar dan dat je met 1 model zou werken. Immers, aan de hand van met behulp van de kansberekening behaalde scores is het evident dat je voor de langere termijn met behulp van deze cycli in voorkomende gevallen een betrouwbaarder uitspraak kunt doen dan alleen met behulp van de 'heersende' datumgebonden klimatologie. Het is een fascinerend gebeuren, zeker wanneer het weer, of anders gezegd de circulatie geblokkeerd is; de gewone numerieke modellen elkaar nogal eens tegenspreken, terwijl iedereen vraagt wanneer er nu eindelijk eens einde komt aan dat vaste weer en bij wijze van spreken het streeploos bruinen (hoe ongezond dan ook) ten einde loopt. ( Ik wil overigens niet verhullen dat de fascinatie even groot is wanneer een Weerwijzer- of 'planeten uitspraak' overeenkomt met die van het reguliere model ). Echter, zouden de planeten dan 'uit fase lopen' en mis scoren (dat kan en moet dus =ik zou haast zeggen 'gelukkig'= ook, dan heeft de dagrecreant altijd nog ruim voldoende tijd zijn programma bij te stellen.

Beweringen

Maar voor hen die deze benadering kennen behoeft het vermoedelijk maar weinig betoog dat ik een verklaard tegenstander ben van (weers)voorspellerij waarbij men aan de hand van planeetstanden louter en alleen op grond van ongefundeerde beweringen te werk gaat alvorens men de gedane claims eerst eens op een behoorlijke manier goed gedefinieerd langs de wegen van statistiek en kansberekening grondig getoetst heeft. Uiteraard zal het daarom niemand verbazen dat ik evenzeer nogal wat moeite heb met een netzo antiek aandoende vooringenomenheid van lieden die om wat voor reden dan ook apriori al beweren dat planeten geen invloed op het weer kunnen (mogen ?) uitoefenen. Ze gaan er (gemakshalve ?) kennelijk aan voorbij dat het tenslotte toch je taak is verder te zoeken naar, je te verdiepen in, en na te denken over dingen die je tot nu toe nog niet begrijpt, en indien de werkelijkheid dat gebiedt, tevens bereid te zijn de feiten te aanvaarden zoals deze zich presenteren.
Het is daarbij ook te hopen dat men zich niet te veel doodstaart op de nu nog hoogst interessante en voorlopig nog leerzame, maar vermoedelijk uiteindelijk toch isolerende weg waar de chaoswetenschap ons naartoe voert. De Chaos-theorie is een gegeven dat misschien als tussenstation overigens gelukkig wel leidt tot een interessante, voor menigeen welhaast schokkende ervaring dat het determinisme en reductionisme alleen niet toereikend zijn en je misschien ook wel moet leren =bij wijze van spreken= niet alleen door de telescoop of de microscoop, maar dat je zult moeten leren door beiden tegelijkertijd naar de ons omringende cosmos te kijken: naar boven en naar beneden zonder dat je persé het ene behoeft te ontkennen om dat andere te kunnen erkennen. 

ANTWOORD EN VRAAG

Gelet op het voorgaande behoeft het nu tevens maar weinig betoog dat de natuur in feite nog veel boeiender en groter is dan we ooit voor mogelijk hebben gehouden. We letten daarbij nu eens wat meer op alle ruis en wat minder op alle regelmatigheden die we inmiddels wel uitentreuren kennen. Dan besef je tevens dat onze zintuigen en begripsmiddelen, en zeker ook de meest geraffineerde statistische meetmethoden, tot nu toe aan alle kanten tekort schieten ten einde de complexiteit van natuurlijke systemen volledig of te kunnen doorzien. Voor wie met het nog altijd overheersende en verstikkende paradigma het spoor bijster zal worden, fungeert de chaostheorie vermoedelijk als een enorme eye-opener. Een soort superbewustmaker. Het doet ons beseffen dat we ons sedert Newton alleen maar bezig hebben gehouden met regelmatige en voorspelbare systemen. Onvoorspelbaarheden werden daarbij in feite altijd hard en gevoelloos genegeerd als onvolkomenheden, 'foutjes' of 'ruis' van een 'an sich' perfecte wetenschap. Ze dienden slechts nog nader geanalyseerd en uitgewerkt te worden. Als gevolg van de chaostheorie bevat die 'ruis' nu wel een complete wetenschap die leert dat de exacte wetenschappen volkomen ondergeschikt zijn aan een regime van de (zichzelf regelende) natuur. Het voert tevens tot de overtuiging dat je de menselijke intuïtie en creativiteit ook voldoende vrijheid moet geven zonder ongeduldig en repressief op te treden. (E.e.a. werd op een uiterst heldere wijze uiteen gezet in de publicatie "Revolutie der Soorten" van de Wageningse econoom P.C. van den Noort.)

Maar wat de voorspelbaarheid van het weer betreft heb ik toch wel voldoende aanleiding gevonden om aan te nemen dat deze zich niet uitsluitend en alleen laat bepalen door de eigen creativiteit van dat weer zelf. Gelet op mijn eigen onderzoekservaring zal het daarom niemand verbazen dat ik met evenveel plezier en geheel onbevangen op die merkwaardige (ruisende) planeetstanden blijf letten als dat ik naar een gedetailleerde weerkaart of naar bijvoorbeeld een I Tjing hexagram kijk. Waarom niet. In alle gevallen zijn het momentproducten die ons iets kunnen vertellen over een ervoor en een erna. Ik zou haast zeggen dat het inherent is aan de natuur met haar chaotische systemen dat ons die vrijheid gegund wordt. Anders dan ten tijde van het 18de eeuwse Newtonianisme en vrijwel tegelijkertijd het Empirisme, en bijna tweehonderd jaar na Joseph Fourier (1768-1830) heeft thans bijna iedereen -en dat eigenlijk pas sinds kort- de beschikking over krachtig en foutloos werkend rekentuig met een gigantische geheugencapaciteit. Er valt dus nog zeer veel te registreren, te filteren te vergelijken en te onderzoeken. Hierdoor staan we eigenlijk pas aan het begin van een nieuwe ontwikkeling. Na verloop van tijd zullen we in staat zijn (aan de hand van voldoende lange tijdreeksen en nauwkeuriger dan voorheen) aanmerkelijk meer inzicht te verkrijgen in de aard van de gevoeligheden die aan onze natuur ten grondslag liggen. Bij de verwerking van de ongekend grote hoeveelheden die dan op ons afkomen dienen we echter wel steeds te onthouden dat het niet de natuur zélf is die we waarnemen, maar een natuur die aan ónze voorstelling en vraagstelling onderworpen is. Evengoed zou je hierdoor kunnen stellen dat voor velerlei problemen het antwoord vermoedelijk al klaar ligt, maar de mens kennelijk niet direct in staat is de juiste vraag te stellen. We realiseren ons hierbij tevens dat het denken gelijk is aan een globe. En naar mate die globe groter wordt, wordt het aantal aanrakingspunten met het ons onbekende ook groter.

 

               --------------------------------------------------------------------------

De auteur is ontwerper van onder meer de Astrowatch ( Engelstalig 1979 en Nederlandstalig 1981)

Ook van Jacob Venker over een ander chaosgevoelig onderwerp (publicatie): Onze samenleving en staatsrecht, "Leefbaar?" 

Jacob Venker over het verschijnsel 'tijd' is het new age blad "Be the Light"

Terug naar het hoofdmenu WEER en GETIJDEN

Kelknop.jpg (8951 bytes)

 

 

 

(C)1992-2005:   J.Venker, Sint Anthonis