DE MYTHE VAN HET LOPERPAAR

In zijn nieuwe boek De macht van het loperpaar vertelt Jan Timman dat als de 19e eeuwse kampioen Anderssen Spaans speelde, hij dat deed om zijn loper te ruilen tegen Pc6; hij vond het paard sterker. Maar niet veel later zei Tarrasch dat men de 'kleine kwaliteit' voorstond wanneer men een paard tegen een loper had weten te ruilen. In de meeste schema's van de waarde der stukken (zie De kracht van de Elfenkoning) staan loper en paard beide op 3 pionnen genoteerd, maar soms schaalt men de loper hoger in; op 3¼ of 3½ pion. Dat strookt met de schakersintuïtie die de loper nèt iets boven het paard stelt.
    Maar toen ik deze intuïtie toetste aan mijn database van een kleine 2 miljoen partijen, vond ik tot mijn verbazing dat de loper in 46207 eindspelen van loper + pionnen tegen paard + pionnen, slechts 47,8 % scoort, en het paard 52,2 %.
    Maar het loperpaar is erg sterk. 'Hij heeft het loperpaar' klinkt, sinds Steinitz op de kracht ervan wees, al bijna als een beslissend voordeel. De database bevestigt dat: in het eindspel twee lopers + pionnen tegen twee paarden + pionnen scoort het loperpaar 60,5 %; tegen loper + paard is dat zelfs 63,7 %. Ook Timman, maar dan op grond van zijn inzicht, merkt op dat het loperpaar het makkelijker heeft tegen loper + paard dan tegen het paardenpaar. Maar zijn titel 'De macht van het loperpaar', is enigszins bedrieglijk, want die macht is voor hem geen dogma - hij geeft juist ook interessante voorbeelden van paardenparen die een loperpaar domineren.

Ivanchuk - Kasparov, Linares 1991
1.e4 c5 2.Pf3 d6 3.Lb5+ Pd7 4.d4 Pgf6 5.O-O cxd4 6.Dxd4 a6 7.Lxd7+ Lxd7 8.Lg5 h6 9.Lxf6 Ivanchuk laat nu zien dat zijn paardenpaar zeker zo sterk is als Zwarts beknelde loperpaar. 9...gxf6 10.c4 e6 11.Pc3 Tc8 12.Kh1 h5 13.a4 h4 14.h3 Le7 15.b4 a5 16.b5 Dc7 17.Pd2 Dc5 18.Dd3 Tg8 19.Tae1 Dg5 20.Tg1 Df4 21.Tef1 b6 Passief. Maar na 21...d5 geeft Timman 22.Pe2 dxc4 23.Pxc4 Dc7 24.Tc1 'en het witte paardenpaar is dominant.' 22.Pe2 Dh6 23.c5 Mooi, maar 23.f4 met groeiend ruimtevoordeel was konsekwenter. 23...Txc5 Beter was 23...dxc5 24.Pc4 Tb8 25.f4 Lc8 26.f5 Kf8 27.Tf4 met voortdurende druk. 24.Pc4 Kf8 25.Pxb6 Le8 26.f4 f5 27.exf5 Txf5 28.Tc1 Kg7 29.g4 Makkelijker was Pc8 29...Tc5 30.Txc5 dxc5 31.Pc8 Lf8 32.Dd8 Dg6 33.f5 Niet 33.Dxe8 Dd3 met tegenspel. 33...Dh6 34.g5 Dh5 35.Tg4 exf5 (zie diagram)
Kasparovs slechtste stelling ooit. Zijn lopers kunnen niet lopen; Wits paarden springen vrolijk rond. 36.Pf4 Dh8 37.Df6+ Kh7 38.Txh4+ gaf hij het op.

Twee aardige loperspiegelingen die niet in Timmans boek staan:

Jakab - Cernousek, Budapest 2003
1.d4 d5 2.c4 e6 3.Pc3 c5 4.cxd5 cxd4 5.Da4+ Ld7 6.Dxd4 exd5 7.Dxd5 Pc6 8.Lg5 Pf6 9.Dd2 h6 10.Lh4 g5 11.Lg3 Da5 12.e3 O-O-O 13.Lc4 (zie diagram) 13...Lh3! 14.Dxd8+ Pxd8 15.gxh3 en nu 15...La3! en Wit gaf het op.


Zwart aan zet
Welling - Wrobel, Mondorf 1982
Wit hoopte op 19...Lb4 20.d5 cxd5 21.Lxd5 Pc6 22.Lc4+ Kc8 23.Txc6+! bxc6 24.La6 met een mooi Kieseritzky-mat. Maar na 19...Te8 20.Td6+ Ke7 21.Td3 Lb4 22.Te3+ Kf8 kreeg hij zijn kans aan de andere kant: 23.Tf6+! en Zwart gaf het op wegens gxf6 24.Lh6 met hetzelfde mat, nu gespiegeld.

© Tim Krabbé, 2004


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site