DE KORTSTE PARTIJ

Vaak werd en wordt 'Gibaud - Lazard, Parijs 1924' (1.d4 Pf6 2.Pd2 e5 3.dxe5 Pg4 4.h3 Pe3 en Wit gaf het op) de 'kortste besliste meesterpartij' genoemd. Daar valt tegenin te brengen dat het geen meesterpartij wàs maar een koffiehuispartijtje (tussen twee sterke spelers, dat wel) en dat die partij volgens Lazard zelf een zet langer duurde: 1.d4 d5 2.b3 Pf6 3.Pd2 e5 4.dxe5 Pg4 5.h3 Pe3 en Wit gaf het op. Hier heeft 5.h3 tenminste nog de pointe dat Wit na 5...Pxe5 6.Lb2 een tempo zou winnen. In een nòg intrapbaarder vorm kwam dit valletje voor in Montjanu - Choare, Boekarest 1948: 1.d4 Pf6 2.Pd2 e5 3.dxe5 Pg4 4.Pgf3 Le7 Nu lijkt Wit echt iets te hebben aan 5.h3 Maar: 5...Pe3 en Wit gaf het op. Deze partij is vaker gespeeld.
    Maar ook was Gibaud - Lazard al sinds 1933 geen record meer, omdat er toen in een internationaal toernooi een partij werd gespeeld waarin Wit het na 4 zetten opgaf.
Combe (Schotland) - Hasenfuss (Letland), Olympiade Folkestone 1933
1.d4 c5 2.c4 cxd4 3.Pf3 e5 4.Pxe5 Da5+ en Wit gaf het op.

Deze blunder is in verschillende vormen vaak gemaakt. Meestal geeft Wit het na Da5+ meteen op, soms heeft hij nog een paar zetten nodig om de ramp tot zich door te laten dringen, maar zie wat er gebeurde in het oudste bekende voorbeeld:

Sjoemov - Von Jaenisch, Petersburg 1851
Beiden waren vroege voorvechters van het Russische schaak; Jaenisch' naam leeft voort in enkele openingen. 1.e4 c5 2.d4 cxd4 3.Pf3 e5 4.Pxe5 Da5+ 5.b4 Lxb4+ 6.Ld2 Lxd2+ 7.Pxd2 Dxe5 8.Ld3 Pf6 9.O-O O-O 10.f4 Dc5 11.e5 Pd5 12.Lxh7+ Kxh7 13.Dh5+ Kg8 14.Pe4 Dxc2 (Dc6 is veiliger) 15.Tae1 En nu zou d6 met de bedoeling Lf5 beter zijn. 15...Pe3 (zie diagram) 16.Txe3 dxe3 17.Df5 De2 Verliest geforceerd. Zwart moest met d5 of d6 de dame geven, met misschien nog winstkansen. 18.Pf6+ gxf6 19.exf6 Dc2 20.Dxc2 d5 21.Dd3 d4 22.Db5 Td8 23.Tf3 Lf5 24.Dxf5 Pc6 25.Dc5 en Zwart gaf het op.

In 1984 werden al die korte partijen weggevaagd door Z. Djordjevic - M. Kovacevic, Bela Crkva 1984: 1.d4 Pf6 2.Lg5 c6 3.e3 Da5+ en Wit gaf het op. En als dat geen meesters waren (ze hadden ratings van rond de 2100) dan werd dat ruimschoots goedgemaakt in het Spaanse clubkampioenschap van 1998 in Salamanca, toen Vassallo en Gamundi, twee internationale meesters met ratings rond de 2450, exact hetzelfde partijtje speelden. Ook de blunder 3.e3 is vaker voorgekomen - één keer, in een toernooi in Schotland in 1999, zonder dat Zwart op het idee van Da5+ kwam. Als Zwart dat wel doet spartelt Wit soms nog wat, maar nooit met zoveel succes als in:

Mory (2105) - Hareux (2195), Besançon 1999
1.d4 Pf6 2.Lg5 c6 3.e3 Da5+ 4.Dd2 Dxg5 5.h4 Dg6 6.h5 Pxh5 7.Pf3 d6 8.Ph4 De6 9.Ld3 g6 10.Pc3 b6 11.O-O-O La6 12.d5 Dd7 Gewoon cxd5 was beter. 13.dxc6 Dc8 Op Dxc6 komt Le4. 14.c7 Dxc7 15.Lxa6 Pxa6 16.Dd4 Met de dubbele dreiging Dxh8 en Da4+ 16...O-O-O Beter 16...Lg7 17.Da4+ Dd7 18.Dxc6 Lxc3 en Zwart staat een pion voor bij overwegende stelling. 17.Pd5 Dd7 18.Dxh8 Lg7 19.Dxh7 Th8 (zie diagram) 20.Pxe7+ Dxe7 Beter Kb7 21.Pxg6  Want nu had Wit met Pf5! gelijk spel kunnen bereiken; Dd8 22.Pxd6+ Kb8 23.Txh5 enz.21...De4 Gewoon fxg6 bood nog goede kansen. 22.Pe7+ Leuk, een tweede paardoffer op e7. 22...Dxe7 23.Df5+ Kb8 24.Txh5 Txh5 25.Dxh5 Df6 26.Db5 Pc7 27.Db4 Dxf2 28.Dxd6 remise. Zwart had na Dxe3+ nog wel winstkansen gehad, maar zijn zelfhaat zal te groot zijn geweest.

© Tim Krabbé, 2002


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site