OMGEKEERD VALSSPELEN (26 november 2005)

'We hopen/vrezen dat nakaarters er het hunne van zullen zeggen,' schreef Berry Withuis over de partij Platonov - Cortlever, Hoogovenstoernooi 1970. Hij voegde er aan toe: 'De bedoeling is uiteraard, dat niemand er verder over kwezelt.'
    Dat doe ik, 35 jaar later, dus toch. Er was namelijk iets bedenkelijks gebeurd.

Wit aan zet
Platonov - Cortlever
Hoogovenstoernooi 1970

Igor Platonov was een 35-jarige Sovjet-schaker die de toernooidirectie in de maag gesplitst had gekregen; in die tijd moest men, als men Sovjet-grootmeesters wilde hebben, maar afwachten wie die schaakbond stuurde. Nu had Platonov heel goed gespeeld in een Sovjet kampioenschap, maar deze eerste kans in het westen verknoeide hij door plankenkoorts totaal; na 10 ronden had hij 3 punten. Toen moest hij tegen de Nederlander Cortlever, de hekkensluiter. Een kans om de ramp iets te verzachten en Platonov kwam inderdaad gewonnen te staan. Maar in de diagramstelling volgde er: 55.Td8+ Te8+ remise.
    Remise? Te8+ wint een volle toren. 'We geloven, dat [Cortlevers] sportieve reactie respect en bewondering verdient,' schreef Withuis. Met andere woorden: Cortlever had Platonov zielig gevonden, en hem niet erger willen straffen dan met het verlies van een half punt. Ik had toen, en heb nu, dat respect niet. Integendeel: sport is hard, sport is wreed, sport gaat om het uitbuiten van fouten, het zielig maken van de tegenstander - niet om morele voortreffelijkheid. En Cortlever hoefde nu ook weer niet bang te zijn dat Platonov meteen naar de Goelag zou worden gestuurd. Uiteindelijk werd hij 12e/13e (van de 16) met min 4; hij heeft daarna nooit meer in het westen gespeeld. Hij was niet voor het geluk geboren; in 1994 werd hij vermoord door twee inbrekers die hij in zijn huis betrapte.

Ik moest hier aan denken door een mooi stuk van Sosonko in New in Chess, 'The Killer Instinct', waarin hij betoogt dat de echte schaker genadeloos is. Ik vind dat ook. Cortlever was een goed mens, maar met zijn geste tegenover Platonov zondigde hij tegen de geest van het schaken - het was een omgekeerd valsspelen.

Maar Sosonko's stuk riep ook een eigen partij op waar ik 48 jaar lang met vage schaamte aan heb teruggedacht. En toen ik die partij opzocht en naspeelde ben ik alsnog gestraft voor wat ik toen heb misdreven - het bleek veel erger dan ik altijd had gedacht.
    Ik was 14 en speelde voor mijn schoolteam tegen een jongen die Teuling heette. Er ontstond een eindspel waarin ik drie pionnen voor een loper had. Het was potremise, maar omdat mijn school bij remise de wedstrijd zou verliezen, deed ik een winstpoging - die faliekant misging.

Wit aan zet
Teuling - Krabbé, Amsterdam 1958

Het makkelijkst wint 54.h3 of h4, maar Teuling speelde 54.e6 en na 54...Kxe6 55.Kxg4 deed ik iets verachtelijks: ik smeekte om genade. Ik had heus wel gezien dat het remise was, zei ik, maar ik had voor mijn school moeten proberen te winnen, dat was misgegaan, en of hij me nu alsjeblieft toch nog die remise wilde geven. Teuling liet zich ompraten; remise.

Toen ik deze partij invoerde op mijn computer, liet ik mijn electronische analyse-partner meekijken om te zien hoe slecht we gespeeld hadden. De blunders waren inderdaad niet om aan te zien. Maar ik vergat hem uit te zetten, en toen ik wat later weer op het scherm keek, waar de slotstelling na 55.Kxg4 nog steeds op stond, zag ik dat hij een voordeel aangaf van zes-en-één-kwart pion. De haren rezen mij te berge toen tot mij doordrong dat het Zwart was die dat voordeel had. Na 55...Kd5 loopt er een pion door - ik had om remise zitten bedelen in gewonnen stelling.

© Tim Krabbé, 2005


Index AD Magazine schaakrubrieken
Bovenkant pagina | Hoofdpagina schaken | Hoofdpagina algemene site