Alles leeft!

Dans- en drama-lessen rond het thema "Alles leeft!", naar aanleiding van de voorstelling "Indianenverhalen" van Theater Wolf. Doelgroep: bovenbouw basisschool.

Oorspronkelijk zijn deze lessen in juni 2000 ontwikkeld voor de brugklassen van het Rythovius-college in Eersel (in samenwerking met de drama-docent Jan van Gemert en dans-docente Rinse Willems). Bewerking en eindredactie: Herman Peeren.

INLEIDING

Zoals bij veel natuurvolkeren was voor Noord-Amerikaanse Indianen alles bezield, had alles een "spirit". Bomen en dieren waren net zo goed wezens als de mens; maar ook stenen, de wind of het water waren personen. In de voorstelling vind je dat ook terug.

Het is een geheel andere manier van tegen de wereld aankijken. In de Westerse wereld wordt de mens vaak als superieur aan de rest van de wereld gezien. In de Bijbel krijgt de mens de heerschappij over de andere dieren. De cultuur van de Indianen is bescheidener: we zijn allemaal onderdeel van het grotere geheel. We zijn allemaal familie; de dieren, de bomen, de wind, de stenen. Ik ben niet 'meer' of 'beter'. En die steen verdient net zoveel respect als ik. "Hoe kun je de lucht bezitten?" vroeg opperhoofd Seattle zich af in een beroemde rede. Misschien kunnen we nog iets leren van deze 'primitieve' wereldvisie.

(illustratie Angelique Viester, © Theater Wolf 1998)

Je zou een discussie in de klas kunnen opzetten naar aanleiding van de vraag "Is de mens de baas over de aarde?". Als discussieleider moet je er wel voor waken, dat de verschillende meningen gerespecteerd worden; er is geen 'goed' of 'fout' antwoord. Het gaat er juist om te laten zien dat verschillende visies mogelijk zijn.

terug naar de begin-pagina


Dans

OPWARMING: EEN INDIANENDANS
Een kleine opwarmende combinatie, die gelinkt is aan indianen-bewegingen. Iedereen in een kring; kijk naar midden. Gebruik als begeleiding eventueel een eenvoudig ritme op een trommel (4-kwarts maat) of een niet te snelle House-dreun. Onderstaande combinatie is een voorbeeld; pas het naar eigen wens aan.

A.

4 tellen

Kijken
Balans afwisselend op rechter en linker voet. Handen maken rechts en links afgewisseld een kijkbeweging boven de ogen (andere hand rust op bovenbeen).
rechts-links-rechts-links

 

B. 4 tellen
(4x)

Sprong-dans
1. sprong op 2 voeten + klap in handen
2. sprong op rechter voet + rechter vuist op
3. sprong op 2 voeten + klap in handen
4. sprong op linker voet + linker vuist op
(tel: 'dat-is-1-en-dat-is-2-en-dat-is-3-en-dat-is-4-en')

 

C. 4 tellen

Boog-schieten
2 tellen: stap met rechter been diagonaal voorwaarts en terug. Houd ondertussen met je linker hand een denkbeeldige boog vast en span die boog met beide handen.
Idem linker been (en rechter hand).

 

D. 4 tellen

2 tellen: buig naar grond en wapper met handen
2 tellen: kijk omhoog en wapper met handen

(en dan weer van voren af aan....)

Een jonge Kiowa krijger danst bij het Rode Aarde Festival

OPDRACHT: VERHAAL
De leerlingen schrijven een verhaal van maximaal 15 regels, waarin een voorwerp tot leven komt. Beschrijf hoe dat tot leven brengen gebeurt, wat er dan verder met dat voorwerp gebeurt en hoe het afloopt. Gebruik minstens 5 bewegingswoorden in je verhaaltje. Je kunt bijvoorbeeld een verhaaltje schrijven over Harry Potter die bij gebrek aan een race-bezem een gewone huis-tuin-en-keuken-bezem betovert. Of over een suikerpot die genoeg heeft van al die zoetigheid en op zoek gaat naar wat hartigs. Of over een auto die z'n eigen gang gaat en niet meer naar het stuur luistert. Als voorbeeld volgt hier (verkort) een verhaal dat van de Abenaki-indianen afkomstig is:

Wasbeer en Grote Kei

Wasbeer zag eens boven op een berg een grote kei liggen. Hij ging er heen en begon op te scheppen tegen de kei over hoe snel hij was. Hij stelde voor om een wedstrijd te doen. "Maar ik lig hier al heel lang", zei de kei, "en ik weet niet zeker of ik wel zin heb om naar beneden te gaan". Wasbeer wilde echter persé een wedstrijd en pakte een stok, waarmee hij die kei begon los te wrikken. De kei wiebelde naar voren en naar achteren, balanceerde op het uiterste puntje en begon te rollen. Wasbeer rende achter 'm aan en haalde 'm in. "Zie je hoe snel ik ben", zei hij, "ik kan zelfs nog sneller dan jij, ouwe kei". De kei zei niets en hobbelde en bobbelde maar door. Wasbeer wou eens even goed laten zien hoe geweldig hij was en liep zigzaggend voor de kei uit. "Wat ben je langzaam, ouwe!", zei hij. Plotseling struikelde Wasbeer echter en viel met een smak op de grond. De grote kei zei niets, maar rolde zo over 'm heen; daarom heeft een wasbeer nu nog steeds van die korte pootjes.

(onderstreepte woorden zijn bewegingswerkwoorden)

Kies 5 bewegingswoorden en maak van ieder woord een (doorgaande) beweging. Plak daarna de 5 bewegingen achter elkaar tot een afgerond dans-stukje. Deze opdracht kan individueeel gedaan worden (solo-stukjes) of in groepjes van maximaal 4 leerlingen.

OPDRACHT: TOTEMPAAL
Op een totempaal stonden dieren en andere 'geesten' afgebeeld, waarvan men geloofde dat die bescherming boden. Veelal waren het nogal grimmige afbeeldingen: dat hield de kwade geesten op een afstand.

Laat alle leerlingen een dier of ander bijzonder persoon in gedachten nemen. Stel je nu voor dat deze figuur op een totempaal afgebeeld zou staan: kies een houding die bij die afbeelding hoort (een 'foto'). Leerlingen maken daarna aantal keer oversteek over de diagonaal van de zaal: kies iedere keer een andere beweging die bij jouw 'foto' hoort. Kies daarna de beweging die je het 'beste' vindt.

Formeer nu groepjes van ongeveer 5 leerlingen; ieder groepje vormt door op een rijtje te staan een totempaal (nou ja, op z'n kant dan). Nu doet ieder groepje het volgende dans-stukje: om de beurt komt een leerling met z'n zojuist gevonden beweging en eindigt op zijn/haar plek in de totempaal-formatie. Uiteraard een groots applaus van de rest van de klas als iedereen 'voor paal staat'.

Een totempaal van Kwakiutl-Indianen (noord-west kust)

SLOTOPDRACHT
maak van al deze losse onderdelen (bewegingen-serie uit verhaal en totempalen) een doorlopend stuk.

terug naar de begin-pagina


Drama

DE POPPEN AAN HET DANSEN
In onze cultuur wordt (werd?) poppenspel vaak gezien als iets kinderachtigs. Toch is dat een heel krachtig spel-middel.

A. Handpopjes
Gewoon een paar "klassieke" poppenkastpoppen doen al wonderen. Poppen maken is een leuke bezigheid (handvaardigheidsles?) Improviseren is vaak geen probleem, zolang je je achter een pop kunt verschuilen (en op dat weghalen van de druk, van de verantwoordelijkheid tot presteren zijn veel technieken om te leren improviseren gebaseerd).

B. De sprekende plee-borstel
Sommige voorwerpen (bijvoorbeeld wc-borstel, gootsteenontstopper) nodigen door hun vorm uit om mee te spelen als poppenkastpop. Laat ze bewegen als ze wat zeggen.

C. Deksels, alles doet mee
Neem een aantal voorwerpen met bewegende delen (bijvoorbeeld een suikerpotje met deksel, een boek). Beweeg die bewegende delen bij wijze van mond als je ze wat laat zeggen. Neem daarna willekeurige voorwerpen; alles kan tot leven gebracht worden.

D. Het grote verschil!
Een voorwerp kan tot een willekeurig persoon gemaakt worden (bijvoorbeeld: maak van een suikerpotje een wat "zuinige" tante), maar je kunt ze ook tot leven brengen terwijl ze hun funktie behouden (dus: dan blijft dat suikerpotje een suikerpotje); laat de voorwerpen vertellen over hoe zij het leven en hun taak daarin beleven. Dit kan ook weer heel persoonlijk gemaakt worden: een jas geeft commentaar op degene waarvan die jas is. Of laat iemand eens z'n eigen schoen interviewen....

Kachina-poppetjes (Hopi-Indianen)

OEFENING: HET KLEINE STEMMETJE
(uit: "Improviseren kun je leren" n.a.v. improvisatie-lessen van Keith Johnstone)

Een speler aan de rand van het speelvlak (doet het kleine stemmetje) en de andere loopt rond tot hij een klein stemmetje hoort:

-Hallo, ja hier achter je kan je niet uitkijken?
-Wie... ehh..ja
-Mag ik op je hand zitten…

Dit kan doorgaan : Dus definieer:

-Kan je niet uitkijken?
-Wie ben je? Een slak natuurlijk
-Nou ik zie het wat is er?
-Ja kijk ik ben mijn huisje verloren
-En wat kan ik daaraan doen?
-Ik wou graag in je tas wonen Kan dat?

Enz.

SPROOKJE: DE GEEST IN DE FLES
De docent leest het sprookje van de gebroeders Grimm voor:

DE GEEST IN DE FLES

Er was eens een arme houthakker, en die werkte hard van de vroege morgen tot in de nacht. Eindelijk had hij wat geld bijeengespaard en hij zei tegen zijn zoon: Jij bent mijn enig kind, ik zal het geld, dat ik met hard werken verdiend heb, gebruiken om jou te laten leren; leer je wat goeds, dan kun je mij in mijn ouderdom onderhouden, als ik stijf ben geworden en thuis moet blijven." En toen ging de jongen naar een hogere school en leerde vlijtig zodat zijn leraren hem prezen, en hij bleef er een tijdlang. Maar toen hij een paar scholen doorgeleerd had, maar toch nog niet in alles volleerd was, was het beetje geld dat vader had overgespaard op, en hij moest weer naar zijn vader gaan. "Ach," zei de vader bedrukt, "meer heb ik niet en in deze moeilijke tijden kan ik zelf ook niets meer verdienen dan het dagelijks brood." "Vaderlief," antwoordde de zoon, "maak u daar geen zorgen over, als het Gods wil is, zal het wel voor mijn bestwil veranderen; ik zal me er wel in schikken." Toen de vader naar het bos wilde om iets te verdienen met snoeien en opbinden, zei de zoon: Jk ga mee om u te helpen." Ja maar, jongen," zei de vader, "dat zal je niet zo gemakkelijk afgaan, je bent dat zware werk niet gewend, dat houd je niet vol; ik heb ook maar één bijl en ook geen geld om er nog een bij te kopen." "Gaat u dan naar onze buurman, die zal u zijn bijl wel willen lenen, zolang tot ik voor mezelf een nieuwe heb verdiend."
Toen leende de vader bij zijn buurman een bijl, en de volgende morgen, bij 't krieken van de dag, gingen ze samen het bos in. De zoon hielp zijn vader en was er heel opgewekt en fleurig onder. Toen de zon vlak boven hen was, zei de vader: "We zullen rusten en schaften, daarna gaat het nog eens zo goed." De zoon nam zijn brood in de hand en zei: "Gaat u wat rusten, vader, ik ben niet moe, en ik ga een beetje 't bos in, vogelnestjes zoeken."
"Dwaas," zei de vader, "wat wil je nu heen en weer gaan lopen, straks ben je te moe en kun je geen bijl meer zwaaien; blijf nu hier bij me zitten."
Maar de jongen ging het bos in, at zijn brood op, werd zeer opgewekt en keek eens door de groene takken, of hij soms een nest zag. Zo liep hij op en neer, tot hij eindelijk een grote vervaarlijke eik zag die zeker al een paar eeuwen oud was en die geen vijf mensen omvatten konden. Hij bleef staan, keek hem aan en dacht: "Het moet toch zeker wel een boom zijn, waar veel nesten in zullen zitten." En opeens leek het hem of hij een stem hoorde. Hij luisterde en hoorde op een heel diepe toon roepen: »Laat me eruit, laat me eruit!" Hij keek om zich heen, maar kon niets ontdekken, en toch leek het of de stem van de grond kwam. Toen riep hij: "Wie is daar?" De stem antwoordde: Ik zit onder de wortels van de eik; laat me eruit, laat me eruit.' Nu begon de leerling onder de boom de bladeren weg te ruimen en de wortels af te zoeken, tot hij eindelijk in een kleine holte een glazen fles ontdekte. Hij tilde hem op, hield hem tegen het licht, toen zag hij iets, dat op een kikker leek, erin op en neer springen. »Laat me eruit, laat me eruit!" klonk het weer, en de jongen die geen kwaad vermoedde, nam de stop eraf. Meteen steeg er een geest uit op en die werd groter en groter en groeide zo snel, dat hij in enkele ogenblikken als een ontzettende kerel, zo groot als de halve boom, voor hem stond. "Weet je," riep hij met een vervaarlijke stem, "wat je loon is, omdat je me eruit hebt gelaten?" "Nee," zei de leerling zonder enige angst, "hoe zou ik dat weten?" Ik zal het je zeggen!" riep de geest, I zal je nek breken!" "Dat had je eer- der moeten zeggen," antwoordde de leerling, "dan had ik je kalm laten zitten; maar mijn hoofd zit nogal vast, daar zal je meer mannen voor nodig hebben." "Meer mannen, meer mannen," riep de geest, "Je verdiende loon zul je hebben. Denk je dat ik uit genade daar zolang in heb gezeten? Het was voor straf; ik ben de machtige Merkurius, en wie mij loslaat, moet ik de nek breken!" "Rustig aan," zei de leerling, "zo gauw gaat dat niet, eerst moet ik weten of je dezelfde bent die in dat kleine flesje gezeten heeft en dat je het werkelijk bent. Kan je er ook weer in, dan zal ik het geloven, en dan kan je met me doen, wat je wilt." De geest zei opgeblazen: "Dat is een kleinigheid," en hij kroop in elkaar en maakte zich zo klein, als hij eerst was geweest, zodat hij door die zelfde opening en door de hals van de fles weer naar binnen kroop. Nauwelijks was hij erin of de jongen drukte er de stop weer op en wierp de fles onder de wortels van de eik op de oude plaats, en zo was de geest gefopt.
Nu wilde de leerling naar zijn vader teruggaan, maar de geest riep heel klagelijk!" Laat me er toch uit, ach, laat me er toch uit!" "Neen," zei de jongen, "geen tweede keer, wie me eens naar 't leven gestaan heeft, die laat ik niet los, als ik hem weer in mijn macht heb." "Als je mij vrij laat," zei de geest, "dan wil ik je zoveel geven, dat je je leven lang genoeg hebt". "Nee," zei de leerling, "je zou me maar foppen net als de eerste maal." "Je spot met je geluk," zei de geest. Ik zal je heus niets doen, integendeel, ik zal je rijkelijk belonen." De leerling dacht: "Ik zal 't erop wagen, misschien houdt hij woord, en kwaad zal hij mij toch niet doen!" Toen nam hij de stop van de fles, en de geest rees eruit omhoog als de eerste keer, strekte zich uit naar alle kanten en werd groot, zo groot als een reus. "En hier heb je je loon," zei hij en reikte de leerling een lapje, zo groot als een pleister en zei: "Als je met 't ene eind een wond bestrijkt, dan geneest die dadelijk, en als je met 't andere einde staal en ijzer bestrijkt, dan verandert dat in zilver." "Dat moet ik eerst eens proberen," zei de jongen, en ging naar een boom, spleet de stam met zijn bijl en streek er met 't eind pleister overheen: meteen sloot de spleet zich en de stam was weer dicht. "Nu, dat is tenminste waar," zei hij tegen de geest, "nu kunnen we uiteen gaan." De geest dankte hem voor zijn bevrijding, de jongen bedankte de geest voor de goede gave, en hij ging naar zijn vader.
"Waar ben je nu al die tijd geweest?" zei de vader, "had je vergeten dat er werk is? Ik had het dadelijk al gezegd dat je niets zou kunnen." "Stel u gerust vader, ik zal 't inhalen." "Ja, inhalen," zei de vader boos, "dat zal wel!" "Let maar eens op, vader, die boom zal ik meteen omhakken, dat 't een gekraak zal geven!" Hij nam z'n pleister, bestreek er de bijl mee en hakte heel hard: maar daar het ijzer in zilver veranderd was, was de snede verbogen. "Kijk eens vader, wat een slechte bijl u me gegeven hebt; die is helemaal verbogen." De vader schrok: "Wat heb je nu gedaan!" zei hij. "Nu moet ik de bijl betalen en ik weet niet hoe: dat is nu het nut dat ik van je heb!" "Word nu maar niet boos," zei de jongen, "die bijl zal ik wel betalen." "0 jij domkop," zei de vader, "hoe wou je die betalen? Je hebt niets dan wat ik je geef: je hebt studentenstreken in je kop, maar houthakken, dat kan je niet'
Na een poosje zei de leerling: "Vader, nu kan ik toch niets meer doen, laten we er liever een vrije avond van maken." "Och kom," zei hij, "dacht je dat ik m'n handen in mijn schoot zou leggen als jij? Ik moet werken, maar ga jij gerust naar huis.""Vader ik ben hier voor 't eerst in het bos, ik weet de weg niet naar huis, ga toch met me mee." Omdat zijn boosheid gaandeweg zakte, liet de vader zich bepraten en ging met hem mee naar huis. Toen zei hij tegen de zoon: "Ga die bedorven bijl nu verkopen en let goed op, wat je er voor krijgt. Het overige moet ik erbij verdienen om het buurman terug te betalen."
De zoon nam de bijl en bracht hem naar de stad naar een goudsmid, die toetste hem, legde hem op de weegschaal en zei: "Die is vierhonderd daalders waard, en dat kan ik op 't ogenblik niet in baar geld betalen." De leerling zei: "Geef dan maar wat u op 't ogenblik hebt, de rest houd ik tegoed." De goudsmid gaf hem driehonderd daalders en bleef hem nog honderd daalders schuldig. Daarop ging de jongen weer naar huis en zei: "Vader, ik heb geld, gaat u nu aan buurman vragen, wat hij voor de bijl moet hebben." "Dat weet ik al," zei de vader, "een daalder en zes stuivers." "Geeft u hem dan twee daalder en twaalf stuivers, dat is het dubbele en 't is genoeg, kijkt u maar, ik heb geld in overvloed," en hij gaf zijn vader honderd daalders en zei nog: "U zult geen armoe meer hebben, leef verder naar uw genoegen." »Mijn God," zei de oude. "hoe ben je tot zo'n rijkdom gekornen ?' Toen vertelde hij hem wat er allemaal gebeurd was, en hoe hij, in 't vertrouwen op zijn geluk, zo'n rijke vangst had gedaan. Met de rest van 't geld ging hij weer naar de hoge school en leerde verder, en nu hij met zijn pleister alle wonden kon genezen, werd hij de beroemdste dokter van de hele wereld.

Opdracht: Speel een fragment uit het verhaal.
Je mag net als in de oefeningen iemand een tijdje onzichtbaar laten zijn. Die zit dan achter een tafel, kast stoelen etc. Je mag het sprookje ook veranderen . In plaats van een kikker kan het ook een voorwerp zijn of een ander diertje(vlo,vlieg) Ook de fles kan nu een pennenetui zijn of boekentas. De boom kan boom blijven maar ook anders zijn. Kortom verander en moderniseer het sprookje.

Bereid voor:
Bepaal het fragment dat je gaat spelen
Bepaal de rollen
Bepaal eventuele veranderingen (moderniseringen) - personen - dieren - voorwerpen
Oefen het spel - kies een plek in het lokaal - zorg dat het duidelijk is voor iedereen
Presenteren
Terugkijken - kwam het over ? - Werkten de veranderingen goed?

Relatie met voorstelling "Indianenverhalen"; daarin komt naar voren dat voorwerpen als stenen ook een ziel hebben. Indianen hebben eigen verhalen die anders zijn dan die wij kennen uit sprookjes.

terug naar de begin-pagina