Abu Melle
journalistieke
producties
Achtergrond
Trouw, 01.09.04
Syrische gehandicapten brengen geen rugzakjes geld mee naar de
interreligieuze zorgboerderij Al Ard. Wel hernieuwde levensvreugde en
toenadering tussen hun ouders.
''Godsdienst moet in dienst staan van de mensheid, en niet
andersom.''
Een kind zit uitdrukkingsloos met een stokje in de grond te roeren. Gehurkt, onder een boom, ergens in een dorpje in Syrië. Naakt, op een versleten hemdje over de schouders na. Om de rechterenkel hangt een ketting met dikke schakels, de andere kant zit om de boom. Vragen over die ketting worden later zuchtend beantwoord: ''De ouders schamen zich waarschijnlijk. Ze weten niet wat ze met zo'n kind moeten. Dus wordt het opgesloten, of gaat het aan de ketting.'' Honderd kilometer verder, op 'zorgboerderij' Al Ard, bij de stad Homs, midden Syrië: Uitgelaten kinderen komen een busje uitrennen, stuiteren hun basketbal naar het sportveld. Een stuk of tien andere kinderen –de meeste mongools– trappen daar al lachend en springend tegen een voetbal. De enkeling die zich van het spel afkeert voelt de vastberaden handen van de leidsters in de rug.
Zorgboerderij Al Ard is uniek in Syrië. Vijfendertig geestelijk
gehandicapte kinderen worden er dagelijks en kosteloos door professionele
begeleiders ontvangen. Professionals als Elham, die Dorid (15, maar
verstandelijk 4) helpt lijntjes trekken, van het ene stipje naar het volgende.
Dorid hangt op drie centimeters van het papier, tuurt ingespannen naar haar
hand. Elham: ''Ze zijn nooit gestimuleerd om iets te doen. Naar de meeste van
deze kinderen is nimmer omgekeken. Dat had toch geen zin.'' Elham (30) komt
vijf ochtenden per week naar Al Ard, om met de kinderen te werken. Het is haar
eerste baan, na jarenlang wachten. Af en toe gaat ze naar Damascus, om te
worden bijgeschoold: ''Het is mooi werk. Door die simpele bewegingen te
repeteren wordt hun motorische ontwikkeling gestimuleerd. Daarna kunnen ze gaan
tekenen.''
Oorspronkelijk was Al Ard –Arabisch voor de aarde- een puur
agrarisch project: op de 54 hectare land staan honderden amandel-, olijven- en
pistacheboompjes. In de verte de bergen van Libanon, verder niets dan plat
land. Landarbeiders zijn juist bezig de achterste hectares van stenen te
ontdoen. Duizenden druivenstekjes staan achter het hoofdgebouw te wachten tot
ze de ontsteende akker op mogen. Over zes jaar moeten ze honderdduizend flessen
wijn produceren, schat de Nederlandse pater Frans van der Lugt (66), al ruim
veertig jaar in Syrië en een van de drijvende krachten achter Al Ard. ''Daar
kunnen we zelfvoorzienend mee worden. Want telkens om geld bedelen is ook niet
goed.'' Tienduizend dollars heeft Van der Lugt maandelijks nodig voor Al Ard.
Nu nog komt het geld komt van Nederlandse fondsen en een paar Syrische
altruïsten. Verder loopt Van der Lugt de Syrische kantoren van de oliemaatschappijen
plat, met succes.
Abdulmasih Attiyeh is de andere drijvende kracht van Al Ard.
Grootgrondbezitter Attiyeh –een fragiele man van 68- werkte jarenlang als
bouwkundig ingenieur door heel Syrië, maar dat werd langzaam onbevredigend.
Attiyeh zocht het in de liefdadigheid en vond in pater Van der Lugt en de
Jezuïeten van Homs een partner. Sinds eind jaren zeventig zitten ze al samen in
het sociale werk. Begin jaren negentig schonk Attiyeh een deel van zijn
grondbezit en stichtte Al Ard, om iets hoopgevends op te bouwen. Attiyeh: ''De
dorpen ontvolken. Jongeren zien hier geen toekomst. Dat is niet goed voor het
land. In Al Ard kunnen ze zien dat je hier toch gewoon een bestaan kan
opbouwen.''
Attiyeh en Van der Lugt zijn samen met de lokale bevolking gaan
planten. Met donaties werd stukje bij beetje nieuw land aangekocht. De
woonwagens waar ze kantoor hielden werden vervangen door een hoofdgebouw. De
bouw daarvan lag nog vijf jaar stil vanwege het ontbreken van een
bouwvergunning. Massiyeh: ''De overheid vertrouwde ons niet. Wist niet waarom
we dit deden. Gaandeweg hebben we hen ervan overtuigd dat hier geen eigenbelang
bij zit. Inmiddels staan ze volledig achter ons.'' Tijdens de bouwstop heeft Al
Ard nog wel drie kunstige lemen huisjes gebouwd, koepelvormig, naar eeuwenoude
architectuur en met een potkacheltje voor de kille winterdagen. Daarvoor was
geen vergunning nodig, want leembouw geldt als tijdelijk. In de huisjes vinden
nu de professionals van Al Ard onderdak: landbouwkundigen, psychologen en een
psychiater.
Naast de huisjes is een klein veldje met touwen afgezet. Een
groepje oudere kinderen plant daar wat peperplantjes. Nimr – een goedlachse
jongeman - begeleidt de jongeren, die zonder zijn aanwijzingen onherroepelijk
afdwalen in hun eigen fantasie. Een van de jongens zit verderop in de schaduw
onduidelijk te schuddebuiken. Nimr haalt hem van het bankje, laat hem een
amandelboompje planten, beloont de jongen met een flinke schouderklop. Nimr
–mank vanwege een kinderziekte- komt hier vijf ochtenden per week, vanuit een
dorpje in de omgeving, net als de gehandicapten zelf. Het is hier fijn voor die
kinderen. Zelf is hij trouwens ook erg blij met het werk. ''Niet dat het veel
betaalt, maar het is goed om eindelijk eens wat om handen te hebben,'' zegt
Nimr, die omdraaiend ziet dat sommige plantjes wel erg veel water krijgen:
''Ho, ho, jongens, niet teveel.''
Het is de opvang van de kinderen die de plaatselijke bevolking Al
Ard heeft doen omarmen. Dat is een gouden greep geweest, zegt Attiyeh: ''De
progressie is enorm, meer dan ik had durven hopen. Het project trekt ons
momenteel meer vooruit dan dat wij het vooruit moeten trekken.'' Van der Lugt:
''Voor mij is de zorg voor die kinderen een uitdrukking van ons verlangen iets
voor de omgeving van Al Ard te doen en een brug te slaan tussen ons en al die
dorpen. Over die brug lopen nu van beide kanten een hoop mensen.'' Attiyeh:
''We hebben veel steun, een breed bestuur en veel positieve reacties vanuit de
bevolking. En de dialoog tussen
christenen en moslims –die hier allebei nogal conservatief van aard zijn- is
sindsdien goed op gang gekomen. Dat had ik niet verwacht.''
Dat had pater Van der Lugt wel verwacht. De oecumene –en dan
inclusief de islam- is de basis van al zijn werk: ''Ik proef een heel sterk
gevoel van inzet. Dat werkt aanstekelijk. Het gaat erom te laten zien hoe je
mens kunt zijn, onafhankelijk van godsdienst. We willen de vooroordelen laten
vallen. Daarom hebben we ook een ontvangstcentrum gebouwd. Daar praten we over
zaken als milieu. Als psychoanalist praat ik zelf vaak
over psychologische problemen. En we hebben een
vredeshofje. Daar praten we samen over het geloof en over spirituele dingen.
Godsdienst moet in dienst staan van de mensheid, en niet andersom.'' Dat de
opvang van gehandicapten vooral bij de moslims erg aanslaat verbaast Van der
Lugt niet: ''Zoiets ligt in het hart van de Koran. Dingen doen voor de mensen
is daar heel erg belangrijk. Dat gevoel ervaren ze heel erg.'' Zorgelijker is
hij over de christenen: ''Er doen een hoop christenen mee, maar de kerken hier
staan niet achter ons. Die zijn bang dat ze onze meisjes kwijtraken, door
gemengde huwelijken. Eerlijk gezegd zijn de moslims een stuk soepeler.'' Het
allerbelangrijkst, vindt Van der Lugt, is dat 'we de moslims laten houden van
de christenen'. Dat de laatsten uit Syrië vertrekken is hem een doorn in het
oog. Ondanks alle ellende in de omringende landen waait er een nieuwe wind door
Syrië. Dan moet je het land niet in de steek laten. Maar eigenlijk, weet Van
der Lugt, is het een verloren zaak. ''Ik heb wel de hoop, maar niet de illusie
die trend te keren.'' Veel meer dan schouderophalen kan Van der Lugt daar
overigens niet om. Zelf zal hij niet vertrekken uit zijn tweede vaderland:
''Als de christenen allemaal weg zijn, dan ben ik hier gewoon voor de
moslims.''
Trouw, 7.2.99
( ook
als trouw (jpg)
Het was de ochtend na
de klimtocht die eindigde in de funduq, de herberg van het dorpje Kawkaban,
gebouwd op een klif op 3000 meter hoogte. We waren lekker uitgeslapen, niet in
het minst vanwege het bezoekje aan het inpandige badhuis, de hammam, voordat we
de slaapzakken indoken. De ochtend was helder als alle ochtenden, en mijn
reisgezelschap vergaapte zich aan het zoveelste prachtige uitzicht.
Maar de
tocht moest voort. De Toyota Landcruisers bliezen de koude lucht reeds warm,
klaar om af te reizen naar onze volgende bestemming. Die lag twee uur gaans
naar het noorden, diep het stammenland in. Het eerste stuk van de reis voerde
ons over een karrespoor dat over een dorre hoogvlakte slingerde. De stenige weg
maakte praten onmogelijk, en zo hobbelden we voort in gedachten, tezamen met de
stofdeeltjes die door de kieren van de deur naar binnen drongen en vrolijk
dansten in het nog lage zonlicht.Terwijl ik vocht tegen een langzaam indommelen
voelde ik opeens een por in mijn zij. Hussein, de chauffeur, gebaarde naar mijn
wandelstok. Die moest ik tussen mijn knieen klemmen, omhoog steken, en stevig
vasthouden, als een geweer, zo begreep ik. ,,Leesh, waarom, Hussein?'', vroeg
ik. Hij knikte door de voorruit, in de richting van twee pick-ups, die ons in
een stofwolk tegemoet kwamen rijden.,,Mumkin masjakil, misschien een
probleempje....'', was het enige wat hij antwoordde.
Een klein incident,
maar tekenend voor gijzelfolklore van Jemen. Een ontvoering kan overal
gebeuren, maar kan ook met een geheven wandelstok voorkomen worden. Mijn chauffeur
Hussein had gewoon, zoals altijd, zijn oren en ogen open gehouden en wat
gehoord van zijn collega's. Later hoorde ik wat er loos was, wat een
collegareisleider een dag eerder was overkomen in een dorp even verderop, Bani
Maimoon. ''De mannen uit mijn groep zijn daar uit de auto's gehaald en
meegenomen. Het dorp, en dat is daar een hele stam, wilde dat de regering een
vonnis uitvoerde. Een Irakees was getrouwd met een van hun vrouwen, had haar
vermoord, en was daarvoor ter dood veroordeeld. Maar het vonnis werd niet
uitgevoerd, wij werden gebruikt om de executie alsnog af te dwingen'', vertelt
Wijnand van Riel, antropoloog, reisleider en auteur van een reisgids over
Jemen.
Het was
niet de eerste onprettige ervaring van Van Riel. Een paar dagen daarvoor was
hij al bedreigd geweest, bij een bezoek aan de oude zonne- en maantempels uit
de hoogtijdagen van Jemen, het 'Arabia Felix' van de koningin van Sheba.. Die
tempels liggen rond de woestijnstad Ma'rib, berucht om de ontvoeringen die er
plaatsvinden. De oudheden worden slechts bezocht door archeologen en toeristen
-Jemenieten hebben er weinig boodschap aan- , en liggen een eind buiten de
stad, ergens tussen de sinaasappelgaarden. Geen kassahokje, hekken of bewaking.
''Opeens stond daar een man voor ons, hij wilde entree heffen. Ik zeg, ik heb
hier nog nooit betaald, je hoeft hier niet te betalen, waarom zou ik jou nu
betalen? Daarop prikte hij z'n kalashnikov tegen mijn borst, ik kon zien dat
'ie was doorgeladen. Het is allemaal goed afgelopen, en het mannetje maakte
later duizend excuses. Maar het is wel typerend voor Jemen, dat overal zomaar
ineens een mannetje kan opduiken, met een kalashnikov'', aldus Van Riel, die in
oktober zijn laatste reis maakte: ''Ik heb in al die jaren zoveel meegemaakt,
ik weet zo langzamerhand wat de risico's zijn. Jemen was mijn eerste liefde,
maar die liefde is nu even bekoeld. Nee, ik ga niet meer naar Jemen, van mij
hoeft het voorlopig niet meer''.
Reizen begeleiden in
Jemen is een mooi vak. Het betaalt niet meer dan een paar tientjes per dag,
maar levert wel een schat aan ervaringen op. Daarbij, een reisleider op Jemen
heeft eer van zijn werk. Ruige bergen en wilde mannen, gevaren en ongemakken,
Jemen beneemt de adem. Bezoekers keren afgepeigerd maar voldaan terug op Schiphol.
Want ze zijn er wel uit geweest, ze hebben wel wat gezien, en wel wat te
vertellen aan de collega's op kantoor.
Afmattend
zijn de lange ritten over de bochtige, hobbelige wegen door de hoge bergen, de
tropisch hete laaglanden en de lange stukken woestijn. Geradbraakt dommel je in
op de banken van de Toyota Landcruiser. En opeens doemt dan uit het niets een
bergketen op, met dorpen die in volledige harmonie met de omgeving zijn. De
huizen plakken tegen de rotsen, zijn gemaakt uit blokken van diezelfde rots. Of
er verrijst opeens een stad, als een berg in de woestijn. Het leem van de
huizen valt weg in het kale, beige landschap.
Slapen
doe je soms samen met de vlooien, maar altijd heerlijk koel. Want hoewel op het
hete Arabische schiereiland, zit je meestal boven de 2000 meter. De hoge,
massieve huizen, stijl en dicht op elkaar gebouwd, maken tezamen prachtige
steden, waar je doorheen wandelt als in een sprookje. En overal en altijd dat
warme en scherpe licht, ideaal voor een nieuwe NoviB-kalender.
Maar het
meest indrukwekkend zijn de mensen, want rare jongens zijn het wel, die
Jemenieten. Tanige mannen zie je, en allemaal in het nationale kostuum. De
Jemeniet steekt zijn blote voeten in instappers, draagt een doek in plaats van
een broek, en omsnoert zijn lendenen met een brede, verzilverde riem, waaraan
de 'janbiyya' bungelt, een flinke kromdolk. Een colbertje maakt het kostuum af,
achteloos over de schouder hangt dan nog een kalashnikov. Tenminste, als je tot
de 'qabili', de stammensen, behoort. Dat doet ongeveer de helft van de
bevolking, en daarom is het land zo ingewikkeld.
Voor de Jemenieten
zelf is het systeem glashelder. De Jemenieten laten elkaar weten waar zij
vandaan komen, van wie zij afstammen. Dat doen zij door hun futa (of omslagdoek)
met een bepaalde slag rond het middel te knopen, maar vooral door de manier
waarop de hoofddoek, de keffiya rond de slapen is gedraaid. Dan ziet de ander
met wie hij van doen heeft, en welke houding de beste is in het gesprek.
De
niet-tribalen wonen in het zuidelijke, vruchtbare en toegankelijke deel
van Jemen, en in de Tihama, de kuststrook langs de Rode Zee. De tribalen wonen
overal daarbuiten, in de onherbergzame hoogvlaktes van het noorden, en in de
woestijngebieden naar het oosten. Het zijn de tribale noorderlingen die sinds
jaar en dag het land beheersen, en dat doen zij onder leiding van president Ali
Abdallah Saleh. Zijn belangrijkste taak is het precaire evenwicht tussen de
vele stammen te handhaven. In de verslaggeving wordt vaak gerept van de stammen
'Bakil' en 'Hashid', maar de werkelijkheid is onnoemlijk veel complexer. De
Bakil en Hashid zijn helemaal geen stammen, maar stamfederaties, een soort
vakverbond van stammen. Tussen de federaties, binnen de federaties en zelfs
binnen de stammen woedt een voortdurende machtsstrijd, en alle middelen zijn
daarbij geoorloofd.
''Ik heb er heel
weinig van meegekregen, ik denk dat jullie in Nederland beter geïnformeerd
zijn'', vertelt Baobab-reisleidster Marijn. Het is begin januari, Marijn is koud
twee uur terug uit Jemen, waar ze drie weken lang twintig Nederlanders heeft
rondgeleid. Zij heeft haar reisgenoten veilig thuis gekregen. Een Engelse
collegea lukte dat niet, zijn groep beleefde een traumatische kerstreis, vier
van hen keerden niet levend terug. ,,We hebben een paar dagen na die Engelsen
dezelfde route gereden. Er waren misschien iets meer militiaren, maar veel
dreiging heb ik niet gevoeld. De mensen zijn even vriendelijk, even gastvrij
als altijd. Dus ik ga gewoon weer terug in april''.
Eind januari,
reisorganisatie Sawadee ontvangt zijn klanten in een passend decor. Alle zalen,
kamertjes en hoekjes van club Intenz te Den Haag zijn omgebouwd tot tropische
bestemmingen, heuse bedoeïnen en Masai' krijgers schuifelen tussen de vele
honderden kandidaat-reizigers door. Ook in het Jemenhoekje is het dringen
geblazen, rond de verhalende reisleiders. Op de vraag of Jemen geen gevaarlijke
bestemming is, volgt een ontkenning: ''Jemen is niet gevaarlijk, ik ken
eigenlijk geen veiliger land. Ik was vorig jaar in Egypte, daar was ik wel
bang. Want daar kan je gewoon neergemaaid worden, daar zijn de daders
onzichtbaar. In Jemen niet, daar kan je nog praten, onderhandelen met de
ontvoerders'', weet reisleider Ben Uthman. Sawadee-directeur Ellie Donk vertelt
dat de die week geplande reis naar Jemen gewoon doorgaat. Alle mensen die
daarvoor geboekt hadden, zijn na de incidenten in december opnieuw ingelicht:
''We hebben hen de mogelijkheid gegeven te kiezen voor een andere bestemming,
een andere reis. Maar niemand heeft daarvan gebruik gemaakt''.
Ondanks de
gebeurtenissen met dodelijke afloop in december, ondanks de gijzelingen van een
Nederlands gezin en een Engles echtpaar, en ondanks het feit dat vorige week
weer drie Duitsers zijn ontvoerd, rijdt de toeristentrein door Jemen voort.
Sawadee zit er met een dozijn Nederlanders, en ook Djoser is onlangs afgereisd
naar Jemen ,,Het is geen enkel probleem dat ze gaan, ervan uitgaande dat ze
luisteren naar de mensen daar. Het vangnet in Jemen is groot, de reisleider, de
chaufeurs en de reisagenten weten waar ze wel en waar ze niet naar toe kunnen
gaan. Ik had een collega, die wist dus niet hoe het moest. Die ging wel naar de
Jawf, een gebied waar je gewoon niet moet komen. Die luisterde niet naar zijn
chauffeurs, maakte ruzie met de stammensen en werd vervolgens in zijn voet
geschoten'', vertelt Mart van der Mortel in de stationsrestauratie van
Rotterdam CS. Mart, een breedgeschouderde dertiger met snor, is tegenwoordig
conducteur bij de NS, maar woonde tot vorig jaar in Jemen. Als reisleider voor
Djoser legde hij in 4 jaar 140.000 kilometer af, en liet honderden Nederlanders
het land zien. ,,Mij is nooit wat overkomen. Reisleiders zeggen wel eens tegen
elkaar: werden wij maar eens gegijzeld. Maar je past er wel voor op dat het je
niet echt overkomt. En dat doe je door goed te luisteren naar je chauffeurs,
die weten wat ze moeten doen. Zijn er weer eens problemen in Shihara, dan
gooien we de route om, en gaan daar twee weken later pas heen. Dan is het
probleem meestal wel opgelost'', aldus Van der Mortel.
De tocht naar Shihara
geldt als een van de hoogtepunten van een reis door Jemen. Shihara ligt bovenop
een met qatstruiken overdekte berg van 2600 meter. De foto van het
indrukwekkende bruggetje dat de laatste kloof voor het dorp overspant, siert de
omslag van menig reisgids. Aan de voet van de berg houden de Landcruisers halt
en worden de toeristen overgeladen op pick-ups van de lokale bevolking. Die
hijsen hun bagage vrijwel loodrecht naar boven, het hellingspercentage doet de
ene reiziger rillen van genot, terwijl een metgezel over de rand hangt en zijn
maag leegt. Shihara is voor de reisleider geen pretje, want in Shihara is
de wil van de Shiharanen wet. Zij bepalen waar je overnacht, bij wie je eet, en
wie je de volgende dag naar beneden gidst. Zelfs de chauffeur die mee naar
boven gaat, de steun en toeverlaat van de reisleider, moet het in Shihara laten
afweten. De Shiharanen hebben hun autonomie behouden door de aanleg van een weg
die de overheid naar boven wilde aanleggen, tegen te houden. En zo vergaat het
de overheid vaak, want de stammensen willen baas blijven in eigen gebied.
Maar andersom gebeurt
evengoed, dan willen de stammensen juist wel een weg, een
electriciteitsleiding, een school. Toezeggingen van de overheid komen geregeld,
maar regelmatig blijken dat loze beloftes. ''In juni '96 is de stad Harib, in
de provincie Shabwa, vreselijk overstroomd. Pronk is er naar toe geweest, heeft
miljoenen guldens toegezegd. Maar dat geld is ergens blijven hangen, nooit
terecht gekomen bij de mensen voor wie het bedoeld was'', vertelt Mart van der
Mortel, ''dus hebben die mensen weinig keus, die ontvoeren wat toeristen om dat
geld toch te krijgen. Ik wil die gijzelingen niet goedpraten, ze moeten met hun
handen van die mensen afblijven, maar ik vind het wel begrijpelijk dat het
gebeurt. En je moet het niet vergelijken met onze gijzelingen, met wat er
bijvoorbeeld in Beilen gebeurd is''.
Gijzelen is een
pressiemiddel van oudsher in Jemen ''Al sinds mensenheugenis worden de oudste
zonen van naburige stammen gegijzeld, om zaken op een relatief vredige manier
uit te vechten'', vertelt Ronald Kon, docent aan de Leidse universiteit en
Jemen-watcher sinds 1979. ''Het gaat nooit om de persoon, maar om het opvoeren
van de druk. Door iemand te gijzelen, kan bijvoorbeeld bloedwraak voorkomen
worden, kan smartegeld worden afgedwongen zodat de cirkel van bloedwraak
doorbroken wordt''. Ook de laatste imam, imam Achmed, hield er een uitgebreide
gijzelingspraktijk op na. Imam Achmed, befaamd vanwege de angstaanjagende
manier waarop hij met zijn ogen kon rollen, sloot voortdurend stamzonen op in
zijn paleis, om zo de loyaliteit van hun vaders af te dwingen. ''Het
machtsmiddel van de gijzeling is een beetje losgeweekt van de oorspronkelijke
functie, maar in zekere zin kan je zeggen dat het de toeristen zijn die nu de
rol spelen van stamzonen'', aldus Kon.
Gewoonlijk overkomt de
gegijzelde toeristen niets. Het ontbreekt ze ook aan niets, als we de verhalen
mogen geloven. Er worden zelfs vriendelijke boeken over de ontvoerders
geschreven.
De
bloedige, dodelijke afloop van de gijzeling in Abyan afgelopen december is
daarom door Jemen-watchers met een schok ontvangen. Wat folklore leek, bleek
opeens levens te kunnen kosten. Toch worden de gebeurtenissen door iedereen
anders geinterpreteerd. Wendy van der Lubbe, ex-reisleidster en nu in de
hoofdstad Sana'a werkzaam als coordinator van een AIDS-voorlichtingsproject,
twijfelt aan het officiële verhaal van de Jemenitische overheid.,,Het zouden
fundamentalisten zijn geweest die de gijzeling hebben uitgevoerd, dat lees je
tenminste in de westerse media. Maar de Arabische kranten benadrukken juist de
afhandeling van de gijzeling door het leger. Dat het een legereenheid is
geweest die niet onder controle heeft gestaan van de overheid. Dat het een
gewone gijzeling is geweest, die door onhandig ingrijpen verkeerd is afgelopen.
Het gebied waar het allemaal plaatsvond is altijd onrustig, je krijgt er al
jaren een escorte mee'', aldus Van der Lubbe.
Wijnand
van Riel is zo van de gebeurtenissen geschrokken dat hij zich voorlopig gaat
wijden aan een reisgids over de Zijderoute, en die loopt niet door Jemen. ''De
situatie verhardt. De stammen rond Ma'rib zijn het afgelopen jaar zwaar onder
druk gezet, om het kidnappen terug te dringen. Ik weet dat de overheid niet
aarzelt om mensen om zeep te brengen. De regering heeft nu de doodstraf gezet
op ontvoeringen. Dat betekent dat degene die nu nog ontvoert bereid is zijn kop
te verliezen, en dus heel ver zal gaan. Ik zie hetzelfde scenario als in
december in Abyan zich elders ook afspelen, ja''.
Reisleider
Mart van der Mortel vindt dat allemaal onzin: ,,Er staat al jaren de doodstraf
op ontvoeringen, onder druk van het buitenland is dat nu officieel herhaald.
Maar het kan helemaal niet. Hoe zouden ze dat moeten doen? Ze kunnen niet eens
het dorp vinden, laat staan dat ze iemand kunnen aanwijzen als dader, want er
staat een hele stam achter. En dan moeten ze nog een vrachtwagen vol
militairen vinden die de daders ophalen en doodschieten. Die vind je echt niet,
die kijken wel beter uit''
Hoewel het toeristisch
gezien laagseizoen is, zijn de gevolgen van de dodelijke afloop van de
gijzeling in december al voelbaar in Jemen. Duitse reisbureaus raden hun
klanten het zuiden van Saoedie-Arabie aan, het lijkt daar op Jemen en is
absoluut veilig. Engelsen gaan al helemaal niet. Alleen de Nederlandse
organisaties komen nog, maar die brengen niet al te veel geld in het laatje.
''Dit is absoluut een ramp voor Jemen. Al die chauffeurs, al die mensen die in
de hotels werken, zonder toeristen zullen hun families niet eten'', weet Mart
van der Mortel, die nog regelmatig correspondeert met zijn Jemenitische
vrienden.''Toen ik net terug was in Nederland, en een keer geschreven had dat
het leven hier wat tegenviel, toen waren ze daar al bijna met de pet rond
gegaan. Ik heb het nog net kunnen tegenhouden. Ze begrijpen niet dat wij daar
voorzieningen voor hebben, dat kennen zij niet''
De Engelse regering
heeft sinds eind december een negatief reisadvies, de Nederlandse regering gaat
nog niet zover. Wel ontraadt buitenlandse zaken het bezoek aan bepaalde
gebieden en het reizen over een aantal wegen, waarbij ook wegen zitten die je
moeilijk kan vermijden wil je iets van het land zien. Verder dringt het
reisadvies er op aan alleen met een 'goed' en 'erkend' reisbureau te
reizen. ,,Dat reisadvies staat al jaren'', vertelt Wendy van der Lubbe'', maar
ze roepen maar wat. Ze hebben alles van horen zeggen, van andere ambassades
vooral. Ik heb de security-officer van de Nederlandse ambassade wel eens
uitgenodigd met ons mee te gaan naar Ma'rib, daar was hij nog nooit geweest,
hij komt nauwelijks buiten Sana'a. Maar hij wilde niet mee, er gold immers een
negatief reisadvies''.
,,Een
reisadvies heeft voor ons alleen juridische waard'', zegt Sawadee-directeur
Ellie Donk. ,,Als ergens een negatief advies geldt, dan gaan we niet, dan
krijgen de mensen hun geld terug. Maar verder denk ik dat de reisadviezen
weinig waarde hebben. Ze komen vooral voort uit angst, angst om aansprakelijk
gesteld te worden als er iets misgaat. Niet uit het inschatten van de echte
gevaren. Wij reizen al tien jaar naar Jemen, en al die tien jaar zijn er
gijzelingen. Wij gaan af op onze reisleiders, en vooral op de agent die
onze zaken behartigt. Die weten het meest van de plaatselijke problemen''.