Abu Melle
journalistieke
producties
Etc.
In 1994 schreef Abu Melle als afsluiting van zijn
studie politieke geografie (UvA) de scriptie 'drie pijlers van democratie; een onderzoek naar voorwaarden voor
succesvolle democratisering in drie arabische landen
Hieronder ter lering ende
vermaak de inleiding en conclusies
1. Inleiding
De laatste jaren spoelt een golf van democratiseringen over
de wereld. Door het failliet van het laatste overgebleven alternatief, het
staatssocialisme, lijkt er voor de meeste landen geen andere mogelijkheid dan
zich te voegen naar een nieuwe werkelijkheid, naar de hegemonie van de moderne
staat. Ook in de Arabische regio hebben zich ontwikkelingen in die richting
voorgedaan. In vrijwel alle Arabische landen is een
democratiseringsproces in gang gezet. Maar hoewel in veel Arabische landen ook
verkiezingen zijn gehouden kenden deze doorgaans een groot aantal beperkingen.
Geen algemeen stemrecht, geen vrijheid van politieke organisatie of
kandidaatstelling, rechtstreekse benoeming van een groot aantal zetels door
koning of regime, beperking van de macht van het parlement door een
controlerend, niet vrij gekozen orgaan, altijd speelde er wel iets mee dat het
democratisch element van de verkiezingen zwaar ondermijnde.
Slechts in twee landen,
Algerije en Jemen, zijn `echte' vrije verkiezingen gehouden. In Jordanië zijn
verkiezingen gehouden die het ideaal enigszins benaderen. Het lijkt interessant
om deze drie landen, die nu voldoen aan een belangrijk kenmerk van de moderne
liberale democratische staat, aan een nader onderzoek te onderwerpen. Om te
onderzoeken of ze ook op andere, minder opvallende gebieden beantwoorden aan
het algemene beeld van de moderne staat, de liberale democratie. Maar wat
is dat algemene beeld, wat is dan het ideaaltype van de moderne staat?
Uit de literatuur heb ik drie thema's geplukt die in theorie en in praktijk
belangrijke pijlers zijn voor een succesvolle uitvoering van democratie. Het
zijn achtereenvolgens "nationale eenheid", "het complex
van economische ontwikkeling" en de "relatieve autonomie van de
staat". Drie thema's waarvan moeilijk gezegd kan worden of het
noodzakelijke of voldoende voorwaarden zijn voor het voorkomen van democratie,
maar die desalniettemin vaak worden geassocieerd met de moderne staat.
Dit onderzoekje gaat eigenlijk
twee kanten op. Aan de ene kant wordt, door de landen te toetsen op de drie
genoemde thema's, een indicatie gegeven van de kans op succes van de
democratiseringen. Als op alle drie thema's positief gescoord wordt zal het met
die democratie ook wel goed komen.
Aan de andere kant wil het
geval dat alle drie verkiezingen al enige tijd geleden gehouden zijn en dat de
situatie zich sindsdien (in bepaalde richting) ontwikkeld heeft. Hoewel gezien de
korte tijd tussen verkiezing en conclusie misschien wat prematuur, is het dus
mogelijk voorspelling en uitkomst naast elkaar te leggen. Hiermee wordt mijn
theorie, de veronderstelling dat democratie zonder de drie genoemde 'pijlers'
moeilijk te verwezenlijken is, op waarheid en bruikbaarheid getoetst.
Dat ik mij in dit onderzoek
beperk tot Arabische landen heeft een aantal oorzaken. In de eerste plaats
omdat ik me gedurende mijn studie geconcentreerd heb op de Arabische regio.
Hierdoor ben ik goed op de hoogte van de achtergronden en heb ik het gevoel
dichtbij de empirie te staan.
Een andere reden is het feit
dat aan de Arabisch/islamitische wereld vaak eigenaardige en vaag gedefinieerde
eigenschappen toegedicht worden. Door alleen Arabisch/islamitische landen
te kiezen wordt deze factor constant gehouden en is het feit dát deze landen
Arabisch en islamitisch zijn niet meer van invloed. Hierdoor ontstaat
meer ruimte voor het zoeken naar andere, meer fundamentele determinanten van
politieke ontwikkelingen.
Rest de vraag waarom ik
slechts drie landen onderzoek. Volgens mijn veronderstelling heeft de
democratie weinig kans van slagen als niet aan bepaalde basisvoorwaarden wordt
voldaan. Dat wil dus niet zeggen dat er vanzelf democratie tot stand komt wanneer
die basis er wél ligt. Ik wil nagaan of het noodzakelijke
voorwaarden zijn en niet of het voldoende voorwaarden zijn. Het is daarom
essentieel dat er sprake is van het te verklaren verschijnsel. De door mij
gekozen landen zijn in de Arabische regio de enige landen die (recent) vrije
verkiezingen hebben gehouden. Ze zijn de enige die beantwoorden aan het
beginsel van democratie, en daarmee de enige waarop ik de theorie kan toetsen
Desalniettemin zal ik, zij het
oppervlakkig, ook de andere landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika bij het
onderzoek betrekken.
De opzet van deze scriptie is als volgt:
In het eerste hoofdstuk wordt
ingegaan op de drie 'pijlers' van democratie. Door theorie en praktijk nader te
bekijken, wordt de keuze van deze thema's enigszins onderbouwd.
In het tweede tot en met het
vierde hoofdstuk worden de landen vervolgens afzonderlijk op de drie thema's
getoetst.
In het vijfde hoofdstuk wordt
aan de hand van de scores op deze toets een uitspraak gedaan over het te
verwachten democratische gehalte en een beschrijving gegeven van de
aangetroffen werkelijkheid.
In hoofdstuk zes worden de
verwachtingen naast de werkelijkheid gelegd en wordt een conclusie getrokken
ten aanzien van de theorie.
CONCLUSIE
De in de inleiding gestelde vraag waarom slechts drie
landen, en juist deze drie landen, zouden worden onderzocht, kreeg een
methodologisch antwoord. Het was de bedoeling te weten te komen of de drie
pijlers noodzakelijke voorwaarden zijn, niet of het voldoende voorwaarden zijn.
Het ging er niet om of ze aanleiding of oorzaak zijn van recente
democratisering, het ging er om te bezien of ze een vruchtbare bodem
verschaffen aan een ontluikende democratie. Alleen in de genoemde drie landen
kan dit getoetst worden, daar alleen zij beantwoorden aan de hoofdbeginselen
van democratie: vrije meningsuiting en parlementaire verkiezingen. Nu
beoordeling, verwachting en werkelijkheid bekend zijn, kan een conclusie ten
aanzien van de theorie getrokken worden.
§6.1 Algerije, Jemen en Jordanië
Op grond van de drie onderzochte landen lijkt het erop dat
de onderzochte 'pijlers van democratie' het al dan niet slagen van het
democratisch experiment inderdaad kunnen verklaren. Verwachting en
werkelijkheid komen in grote mate overeen. In Algerije en Jemen is geen
democratie (meer), precies zoals werd verwacht, terwijl in Jordanië de
democratie overeind is gebleven, wat ook verwacht werd.
Het is misschien interessant
de invloed van de pijlers afzonderlijk te bezien. Op het thema nationale
eenheid vallen de negatieve gevallen, Algerije en Jemen, samen met het niet
slagen van de democratie en valt het ene positieve geval, Jordanië, samen met
welslagen van de democratie. Op het thema 'Autonomie van de Staat' vallen
de twee negatieve gevallen, wederom Algerije en Jemen, evenzeer samen met het
niet slagen van de democratie. Omdat Jordanië op dit thema neutraal scoorde,
kon onmogelijk een verdere bevestiging van het verband verkregen worden. Het
wordt in elk geval niet ontkend. Op het 'complex van economische ontwikkeling'
zijn de verbanden niet eenduidig. Het ene negatieve geval, Jemen, valt nog wel
samen met mislukken van de democratie. Van de twee positieve gevallen valt
alleen Jordanië samen met een succesvolle afloop van de democratiseringen. In
het geval van Algerije wordt een positief verband ontkend.
Voordat de andere landen van de regio eenzelfde proeve
zullen ondergaan, zal eerst het veronderstelde verband tussen pijler en
democratie in de drie landen omschreven worden, zodat aan dit verband inhoud,
causaliteit en richting gegeven wordt. Deze onderbouwing geschiedt langs de
lijnen die in hoofdstuk 1 zijn uitgezet, is enigszins een herhaling, maar
tevens een verduidelijking.
§6.1.1 Nationale Eenheid.
In Jemen en Algerije zorgt de nationale verdeeldheid voor
een klimaat waarin men niet bereid is gezag uit handen danwel in handen van een
andere groep te geven. In Algerije blijken de Kabylen niet bereid hun lot in
handen van het FIS te leggen. Het FIS zou (uiting van) de Kabylse identiteit
aan banden kunnen leggen. Ze kiezen daarom, zij het passief en gereserveerd,
voor het mindere kwaad van het huidige regime. Waren Kabylen gewoon Arabieren
geweest, dan hadden zij en het FIS wellicht de krachten kunnen bundelen en zou
de oppositie te breed zijn geweest om zomaar opzij te schuiven.
In Jemen was de animositeit
tussen het moderne segment in het Zuiden en het traditionele segment in het
Noorden te groot om consensus te kunnen vinden. In de recente olie-vondsten op
haar grondgebied vond het Zuiden vervolgens de aanmoediging zich van het
Noorden af te scheiden. Het Noorden was hen echter een stapje voor en
neutraliseerde de Zuidelijke krachten.
In Jordanië kan, omdat de
verdeeldheid langzaam verwatert, de koning er niet langer van uitgaan dat steun
van alleen het traditionele deel van de Jordaanse samenleving voldoende basis
geeft aan zijn hegemonie. Nu zich een nationale Jordaanse cultuur aan het
vormen is, is het minder goed mogelijk bepaalde delen van de bevolking tegen
elkaar uit te spelen.
§6.1.2 Autonomie van de Staat.
In Algerije was de inkomenspositie van de staat nog van dien
aard dat volledige medewerking van de bevolking niet absoluut noodzakelijk was.
Bovendien zou, had het regime de verkiezingresultaten wel geëerbiedigd, de
controle over de staatsinkomsten verloren zijn gegaan. Te verwachten valt dat
de heersende klasse door een volledig nieuwe klasse vervangen zou zijn en haar
bron van inkomsten zou hebben verloren. Vermeldenswaard is overigens dat door
de grote bereidheid van het Westen om Algerije nieuwe leningen te verstrekken,
het leven van het huidige regime verlengd, of andersom, de executie uitgesteld
wordt.
In Jemen was de ontwikkeling
van mogelijke oliebronnen in het grensgebied tussen de twee oude Jemens een
belangrijke reden voor hereniging. De controle over die oliebronnen wordt
in analyses in de literatuur ook als een belangrijke oorzaak voor het
hernieuwde conflict in Jemen gezien. Ten eerste vreesde het Noorden dat de
ontdekking van een groot olieveld in het Zuiden de politieke invloed van het
Zuiden zou vergroten. Ten tweede zorgden tegenvallende inkomsten uit andere
olievelden (en ook door de golfoorlog) voor verminderde inkomsten in het
Noorden. Wilde het Noorden de dominantie behouden, dan moest controle over alle
olievelden verkregen worden.
In Jordanië beschikt de koning
niet over een substantiële inkomstenbron, wel over externe financiers. 's
Konings vrijheid van handelen is daardoor in ieder geval beperkt. Omdat
daarnaast de particuliere sector een redelijke omvang bereikt heeft, moet de
koning nu terdege rekening houden met al zijn onderdanen.
§6.1.3 Het Complex van Economische Ontwikkeling.
In Jemen is het welvaartspeil nog zo laag en de sociale
mobiliteit zo gering, dat een democratisch systeem in dit land niet haalbaar
is. In Jordanië is het omgekeerde het geval. Een moderne, geürbaniseerde en
goed opgeleide bevolking en een redelijk geïndustrialiseerde economie hebben de
afhankelijkheidsrelaties doen toenemen en een samenleving geschapen die rijp is
voor een soort 'sociaal contract'. In Algerije heersen soortgelijke
omstandigheden. Desondanks heeft dit niet geleid tot een democratisch klimaat.
Dit is wellicht te wijten aan de negatieve scores op de andere pijlers.
§6.2 De overige landen in de regio
Omdat alles nuancering behoeft, zal, hoewel in tegenspraak met de methodologische redenering in de inleiding, ook op het verband tussen verwachting en werkelijkheid in de andere landen van de regio ingegaan worden. Deze uitbreiding heeft, naast illustratieve redenen, plaatsgevonden om de basis op grond waarvan een uitspraak over de theorie wordt gedaan, iets te verbreden. Zoals gezegd, eigenlijk kan dit niet, het te verklaren fenomeen, de democratie, heeft immers in geen enkel geval plaatsgevonden. Maar democratie komt voor in verschillende gradaties. Door nu te kijken naar de mate van democratie en de scores op de drie pijlers, kan mogelijk meer bevestiging of ontkenning van de theorie verkregen worden.
In de Golfstaten en Saoedie-Arabië werd de autonomie van de
staat (Ä Ä) te groot geacht om enige democratie te verwachten. Toch hebben zich
daar democratiseringen voorgedaan. Het is nog niet duidelijk of het cosmetische
veranderingen betreft, of dat een echt democratiseringsproces in gang is gezet.
Duidelijk is wel dat vooralsnog niet echt afstand is gedaan van de macht.
In dezelfde categorie, maar nu
om reden van (een verregaand gebrek aan) nationale eenheid (Ä Ä), vielen de
landen Irak, Soedan, Libanon en Syrië. Hier werden geen democratiseringen
verwacht. In de eerste twee landen is deze verwachting bewaarheid, in het derde
land gelogenstraft; In Irak en Soedan is volstrekt geen sprake van democratie.
In Libanon is een oude democratische traditie onlangs weer opgepakt, zij het
voorzichtig. In het vierde geval, Syrië, is de situatie onduidelijk.
In een vijftal landen waren de
barrières wat lager (Ä). In Marokko, Tunesië, Israel en Turkije was het de
nationale verdeeldheid, in Egypte en nogmaals Marokko, het economisch complex,
dat een succesvolle democratie in de weg stond. In alle vijf landen werd de
staat niet autonoom bevonden. Inderdaad lijken deze landen het verst te zijn in
hun democratische ontwikkeling. In Egypte, Tunesië en in mindere mate Marokko,
vinden af en toe verkiezingen plaats. Ofschoon ook deze verkiezingen een
belangrijke cosmetische functie hebben, krijgt de bevolking toch met enige
regelmaat de kans zich uit te spreken. Bovendien is de vrijheid van
meningsuiting en het aantal perspublicaties groter dan elders. In Israel en in
Turkije, zij het in iets mindere mate, lijkt sprake te zijn van volledige
democratie. Er worden regelmatig vrije verkiezingen gehouden en ook de vrijheid
van meningsuiting is groot. Desondanks valt er op deze twee democratieën heel
wat aan te merken. In beide landen worden de mensenrechten op grote schaal
geschonden. In beide landen mag niet iedereen aan de verkiezingen meedoen, in
Israel wordt een belangrijk deel van het electoraat uitgesloten, in Turkije
worden partijen verboden. In beide landen bestaat in een groot gedeelte van het
land absoluut geen democratie, maar heerst er oorlog.
De constatering dat de drie pijlers
het al dan niet slagen van de democratie in belangrijke mate kunnen verklaren
kan ook na deze tweede exercitie in grote lijnen gehandhaafd blijven.
Desondanks zijn er gevallen die van het algemene beeld afwijken en de theorie
logenstraffen. Tot slot van deze scriptie zal ik daarom nog even op de
stelligheid van de theorie willen ingaan.......
abumelle@xs4all.nl
Abu Melle Index