Abu Melle
journalistieke
producties
Het varieert van 0 tot 100%,
maar volgens een recent onderzoek onder directeuren van open
protestants-christelijke scholen ontbeert (gemiddeld) ruim eenderde van hun
leerlingen een 'christelijke achtergrond'. Op school wordt nog altijd gebeden,
maar 'waarheidsvragen' zijn inmiddels vervangen door 'belevingsmomenten'. Ook
ouders worstelen: zijn we nu christelijk of niet?
Ingeborg Kiela
(pedagoog/huisvrouw, 37) en Paul Blom (e-businessmanager bij Buhrmann, 37)
betrokken vorig jaar hun geschakelde villa in het Amersfoortse Nieuwland. Als
jonge ouders stonden ze voor een belangrijke stap: de schoolkeuze voor zoon
Ruben (5). Het aanbod in de nieuwbouwwijk bestond uit drie basisscholen: een
katholieke, een protestants-christelijke en een openbare school. Alle drie even
nieuw en even onbesproken, aan reputatie of resultaten kon het dus niet liggen.
Zonder al te veel nadenken kozen ze voor de Wonderboom, een basisschool op
protestants-christelijke grondslag.
Ingeborg: ''Ik geloof niet in
God. Wel in wat ik 'de loop der dingen' noem. En ik geloof dat Jezus bestaan
heeft, als een soort goeroe. Maar dat hij naar de hemel ging, nee.''
Paul: ''Toen ik Ingeborg leerde
kennen ben ik de kerk uitgestapt, ze dwongen me te kiezen. Die hebben het goed
verbruid. Ik geloof nog wel dat er iets is, iets dat je gerust God mag
noemen.''
Onkerkelijk en maar half gelovig
ligt de keus voor een christelijke school niet langer voor de hand. Toch ging
Ruben naar een school waar gebeden wordt, waar Jezus als zoon van God bezongen
wordt, waar dagelijks een plaatje van de bijbelkalender wordt afgescheurd.
Ruben vertelt: ''Dan gaat de juf een bijbelverhaal voorlezen en dan moet
iedereen heel eerbiedig zitten. Mag je niet doorheen lachen en ook niet naar de
wc. Het verhaal van dat lichtje vind ik het mooist, van koning Salomo.''
Ingeborg: ''Wat me meteen beviel
aan de Wonderboom: ze hebben een grasdak, zonnepanelen. Daar zijn ze heel
bewust mee bezig. Gods aarde waar je zuinig op moet zijn. Laat ik het daar nou
helemaal mee eens zijn. Behalve dat van God dan.''
Paul: ''Het is niet dat ik wil
dat hij christelijk wordt opgevoed. Wel dat hij die normen en waarden
meekrijgt. Ik wil dat Ruben onderscheid leert maken tussen goed en
kwaad.''
Goed en kwaad, normen en
waarden. Ingeborg en Paul vonden ze in de bijbelverhalen van de christelijke
school. Ingeborg: ''Die verhalen staan, daar kun je normen en waarden op ijken.
Ze komen altijd weer terug, ook na school. Zoals het verhaal van de barmhartige
Samaritaan. Als er iemand valt op het schoolplein, dat je dan helpt. Het is
goed als kinderen daar over leren nadenken. Niet dat ze dat overdreven veel
zullen doen, ook niet als ze twaalf zijn. Dat zou me verbazen. Ik hoop dat
Ruben die normen en waarden internaliseert, net als ik gedaan heb,'' en een
beetje beschaamd: ''Zodat hij later probeert een goed mens te zijn,'' maar weer
krachtig: ''Mensen leven maar raak, arrogant. Alsof ze het allemaal zelf geschapen
hebben, alsof ze alles naar hun hand kunnen zetten. Nederigheid
naar wat het leven je geeft vind ik wel op z'n plaats. Dat zeggen ze op een
christelijke school eigenlijk ook.''
Kan een openbare school die normen en waarden dan niet overdragen? De vraag zorgt voor verwarring, ze weten het niet, hebben er eigenlijk nooit zo over nagedacht, zijn ook nooit gaan kijken. Openbare scholen, het roept bij Ingeborg en Paul het gevoel op van een Babylonisch samenraapsel, een beetje al te veel van god los. Scheppen die scholen wel een duidelijk kader voor de kinderen? Ingeborg: ''Stel dat ik wel was gaan kijken op de openbare school. Ze hadden van alles kunnen vertellen, maar je weet niet hoe het uitpakt. Dat hangt dan toch helemaal van de juf af. Openbare scholen hangen geen eenduidige filosofie aan. Ik denk dat het op een openbare school meer los zand is, ze missen de bindende factor.''
Toch, helemaal gerust waren ze
ook niet, op de Wonderboom. Los van god is niet goed, maar al te zwaar
misschien nog erger. Paul ondervond in zijn jeugd hoe erg de christelijke
wereld kan knellen. Hij schudde het van zich af, maar liet niet alles los:
''Bepaalde dingen vind ik waardevol, andere weer niet. Zolang ik het zelf maar
mag uitmaken, als het wordt opgelegd is het foute boel.''
Ze hadden zeker van de
Wonderboom afgezien als gelovig zijn een voorwaarde was geweest. Dan hadden ze
geweten: dit is de verkeerde school. Ingeborg is nog naar de directrice gegaan,
om zeker te weten dat Ruben op de Wonderboom niet in een bepaald dogma geduwd
wordt. De directrice nam haar zorgen weg, vertelde haar dat op de Wonderboom
ook ruimte was voor andersdenkenden, voor andere religies. Ingeborg: ''En ik
zag op de introductieochtend een paar buitenlandse moeders met kindjes, moslims
dacht ik. Dat was een hele geruststelling.''
Na een jaar Wonderboom staan ze
nog steeds achter hun keuze. Ingeborg: ''Ik moest vreselijk lachen de eerste
keer dat Ruben zingend over de Here thuis kwam. Ik weet van mezelf en mijn zus, we hielden niet op met zingen...wat
de toekomst brenge moge, mij geleidt des heren hand...vonden we heerlijk,
fantastisch. En met mij is het ook goed gekomen. Het blijven abstracte
begrippen voor die kinderen. Ruben zingt over Jezus net als over Pinkeltje. Wie
was Jezus, Ruben, weet je dat?''
Ruben: ''Nou die is al groot,
maar die is dood. Door soldaten. We maken hele leuke dingetjes en zo en dan
uitknippen. Verder weet ik het niet.''
Paul: ''Maar als hij thuiskomt
om ons te bekeren, dan gaat hij eraf.''
Thuis op
de Vrije School
Allochtonen vinden steeds beter
de weg in het verzuilde Nederlandse onderwijssysteem. Niet langer worden de
kinderen zomaar naar de school gebracht waar ook broertjes, neefjes en nichtjes
zitten. Jonge allochtone ouders maken vaker een bewuste schoolkeuze, en raken
betrokken bij de school. ''Allochtonen waar het goed mee gaat, daar zie ik de
ouders achter staan.''
Fadil Azzarouali (37) ging naar
school in Marokko, maar raakte vanaf zijn eenentwintigste gepokt en gemazeld in
de Nederlandse onderwijswereld. Zestien jaar al is hij leraar Arabisch, sinds vorig jaar werkt hij daarnaast
voor het CITO en het Christelijk Pedagogisch Centrum (CPS). Zijn vrouw Latifa (24) kent het
labyrint aan scholen in Nederland minder goed, pas zes jaar geleden kwam zij
naar Nederland. Fadil en Latifa twijfelden lang, maar stuurden dochter Sana (4
jaar) niet naar een school met een duidelijke Marokkaanse vertegenwoordiging. Ze
kozen voor de Vrije School.
In Marokko is het simpel, er is
maar één soort school en één soort onderwijs, vertelt Fadil. Ook Nederlandse
Marokkanen brengen hun kinderen daarom gewoon naar de dichtstbijzijnde school.
Liefst een school waar al meer Marokkanen zitten, dat is veiliger. Fadil:
''Tegen een Marokkaanse vader die zijn kind naar de Vrije School bracht heb ik
ooit gezegd: ach jongen, waarom doe je zo raar? Waarom breng je je kind niet
gewoon naar een school die ervaring heeft met allochtone kinderen?'' Maar Fadil
is van mening veranderd. Het hoeft niet beter te zijn je kind naar een school
te brengen waar Marokkaanse kinderen zitten. Belangrijker is dat de ouders zich
bemoeien met hun kind en de school. Dat vergroot de kans op succes, weet Fadil
uit de praktijk: ''Allochtonen waar het goed mee gaat, daar zie ik de ouders
achter staan.''
Maar waarom de Vrije School?
Fadil: ''Sana ging met tegenzin naar de peuterspeelzaal, huilend, vechtend. Het
was er te druk voor haar. Een collega raadde mij de Vrije School aan, zijn
dochter zit er ook. Met hem kan ik goed opschieten, ik vertrouw op zijn
oordeel. Laten we het eens proberen, dacht ik.'' Fadil en Latifa zijn tevreden
over hun stap, want Sana voelt zich veilig in het kleuterklasje van de Vrije
School. Latifa: ''Op de Vrije School is het veel rustiger, dat is goed voor
Sana.'' Fadil:''Kleuters moet je laten spelen. Op veel scholen zie ik de
kleuters al in rijtjes zitten. Ze moéten allerlei dingetjes, het woord moeten
zit er al te veel bij. Op de Vrije School is dat veel minder.'' Het was even
wennen, dat wel, want Sana sprak van huis uit alleen Berbers. Maar ze gaat hard
vooruit. En tegenwoordig vraagt ze ook in het weekend of ze naar school mag.
Fadil en Latifa raken zelf ook betrokken, door de typisch Vrije-Schoolse
vieringen en feesten, waarbij ouders uit volle borst meezingen. Latifa
waardeert de samenhang, net zoals ze de organische bouw van de school, het
houten speelgoed, de natuurlijke materialen waardeert. Fadil ziet meer
overeenkomsten tussen Marokko en de Vrije School dan hij had verwacht: ''Elke
donderdag bakken ze brood. Dat ziet Sana haar oma ook doen, op vakantie in
Marokko. De kleuters gaan elke week naar de kinderboerderij, Sana ziet daar het
ezeltje. Haar oom in Marokko heeft ook een ezel. En de sinten, de Vrije School
heeft veel sinten. Sint Michaël hebben we gehad, nu weer Sint Maarten. De
mensen in Marokko eren ook veel sinten.''
Moeite met de christelijke
cultuur heeft Fadil niet: ''Ze zeggen van niet, maar ze zijn natuurlijk wel
christelijk. Nederland is doordrongen van het christendom. Ook openbare scholen
zijn christelijk, zij vieren net zo goed kerstmis. Sommige Marokkaanse ouders
hebben daar moeite mee. Maar als je weet hoe het begon, waar het vandaan komt,
dan begrijp je het.'' Bovendien, zegt Fadil, heeft het christendom zijn waarde.
Dat dingen niet zomaar gebeuren, daar mag je best bij stilstaan in de
opvoeding. Of je dat nu uit het christendom of de islam put, een beetje
dankbaarheid is op zijn plaats. ''Sana dankt de Heer als ze gaat eten op
school. Nou, dat kan ook Allah zijn.''
Maar ze blijven alert. Fadil
kent de smet op het blazoen van de Vrije School: de rassentheorie van grondlegger Rudolf Steiner. ''Niet
alleen Steiner vond dat mensen van een andere kleur minder slim zijn. Zo
dachten er meer destijds. Als iemand het nu nog zegt, dan is dat erg. Of
eigenlijk: dom.'' Fadil weet waar hij het over heeft, als leerkracht zag hij
veel scholen van binnen. Ooit werkte hij mee aan een Marokko-project op een
100% witte school. Hij schrok van de vragen. ''Ze vroegen zich af of Marokkanen
niet ooit de meerderheid in Nederland zullen uitmaken, omdat Marokkanen veel
kinderen krijgen en nog steeds migreren naar Nederland. Dat soort vragen kunnen
ze niet zelf bedenken, die hebben ze van thuis.''
Op de Vrije School, toch ook een
witte school, vreest hij zulke denkbeelden niet. ''Ik zie geen racisme op deze
school, het is eigenlijk een vrij bonte verzameling mensen. Maar zodra ik iets
merk van racisme, is het afgelopen.''
Ook op een ander gebied blijft Fadil alert. 'Ik ben Marokkaan, ik weet hoe het zit. Als Marokkaanse sollicitant moet je beter zijn dan de Nederlandse sollicitanten, anders red je het niet. Op de Vrije School gaat het leren toch vaak iets langzamer. Als Sana naar de eerste klas gaat, zal ik alles opnieuw bekijken, ga ik praten met de leerkrachten. Ik zie ze bijvoorbeeld worstelen met het ict-onderwijs, met computers in de klas. Maar het moet, anders mis je de boot. Ik blijf kritisch. Als het niet naar mijn zin is, dan haal ik haar desnoods van school af.''
abumelle@xs4all.nl
Abu Melle Index
(NB. op deze website staan teksten in originele vorm. ze zijn
bij publicatie mogelijk door redactie gewijzigd)