Abu Melle
journalistieke producties

Etc.

Voor het Nederlands Centrum voor Directeuren en Commissarissen (NCD)  stelde Abu Melle een bloemlezing uit 45 jaarverslagen samen. De bloemlezing verscheen in het lustrumboek dat het NCD eind 99 aan al haar leden deed toekomen. Voor een indruk van de inhoud hieronder de inleiding en een kleine bloemlezing uit de bloemlezing......

inleiding

'Wisdom with hindsight'

''De beste voorspelling voor de toekomst is het verleden'', sprak ooit de illustere dichter Byron (1788-1824). Managers plegen niet al te veel in het verleden te leven, het is immers de toekomst -of beter gezegd het inspelen op een verwachte toekomst- die het handelen bepaalt. In de toekomst liggen de kansen, het verleden heeft geen markt. Maar het verleden heeft wel de markt gemaakt. Het is juist die enorme berg geschiedenis -die zowel het individu als het collectief met zich meedragen- die allesbepalend is voor het heden. Het is wellicht passend om hier een spreker te citeren uit 1978, toen het NCD het vijfde lustrum vierde en daarbij, net als nu, naar de toekomst keek: ''Gouverner, c'est prévoir. Maar vooruit kijken is helaas geen exacte wetenschap. De ondernemer is verplicht zich in de toekomstige ontwikkelingen te verdiepen. Hij doet dat allereerst door het extrapoleren uit het verleden, het uitgaan van de veronderstelling dat de geschiedenis zich herhaalt en dat vermoedelijk zal blijven doen'' (J. Kraaijeveld van Hemert, Vz. RvB BosKalis op 3 mei 1978). Welnu, terugkijken op het verleden is wat we de komende pagina's zullen doen, in 'de jaren verslagen', een bloemlezing van 45 jaarverslagen van het NCD. Het tijdvak omvat bijkans twee generaties, en zo nu en dan kan er geglimlacht worden bij het lezen van een citaat, of een titel van een bijeenkomst. Maar meer dan eens zullen ook de wenkbrauwen opgetrokken worden, omdat parallelen met het heden zo makkelijk te trekken zijn, alsof de tijd heeft stilgestaan. Dat is wat de geciteerde spreker bedoelde met extrapoleren uit het verleden. Het lezen van het verleden schept een afstand tot het heden, en door het nemen van afstand wordt een duidelijker beeld gekregen van de wereld van vandaag, ook wel eens 'de realiteit' genoemd. Terugkijken op 45 jaar NCD heeft iets van wat de Engelsen zo mooi 'wisdom with hindsight' noemen. Maar toch, we worden er wel degelijk wijzer van. Byron heeft gelijk, terugkijken is meer dan zinvol.

Uit de bloemlezing: 'de jaren verslagen'
'68 - '73

Den Uyl, de ondernemer en de Olie

De schaalvergroting heeft ook nadelige consequenties: ''Het steeds toenemend aantal fusies heeft het probleem van de directeuren-werkloosheid in het leven geroepen''. In '72 wordt de wens geuit ''om minder fortuinlijke leden, die hun betrekking verloren, enigszins in hun moeilijkheden te helpen''. Een jaar later wordt mede hiertoe de Onderlinge NCD-service in het leven geroepen, een activiteit die -als OLS- ook nu nog bestaat. Middels een gesprek met een collega, kunnen leden die zich voor specifieke problemen gesteld zien, in een vertrouwelijke sfeer bijgestaan worden door een mede-lid. Tekenend voor het gevoel van verbondenheid in de vereniging, is dat het aantal leden dat zich aanbiedt voor zo'n gesprek veel groter is dan het aantal aanvragen voor een gesprek.
Dat het kabinet Den Uyl in '73 is aangetreden gaat aan niemand voorbij, en al helemaal niet aan het NCD. Het verenigingsjaar 1973 wordt besloten met een bijeenkomst die gewijd is aan het onderwerp 'Ondernemen onder een socialistisch bewind': ''De bijeenkomst bracht het nodige vuurwerk toen prof.dr. F. Hartog en prof. dr. J. Pen, beiden hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, onder de kundige leiding van journalist H.J.A. Hofland de degens kruisten over bovengenoemd onderwerp. De zaal mengde zich met kracht in de discussie en het grote aantal aanwezigen had een interessante middag'', zo schrijft het jaarverslag. Overigens bleek uit een enquête onder de deelnemers van diezelfde bijeenkomst dat ''57% van de deelnemers de bedrijfsresultaten voor 1974 met optimisme tegemoet zag, ondanks de dreigende oliecrisis''.
 

'74 - '78

Roel van Duyn
en de komst van de 'mini-computer'

'Roel van Duyn, binnenkort ook in uw bedrijf?', luidt de titel van de oudejaarsvoordracht in '74, waar ongetwijfeld veel gelachen werd. Dat ook op andere gebieden 'the times they are a-changing'  kan gelezen worden in de zin ''na afloop werd de traditionele oudejaarsborrel genoten, met in gedachten de op 1 november ingegane strenge wetten inzake autorijden en drankgebruik''.
Een van de voornaamste gebeurtenissen in deze periode is het 11e congres van de European Marketing Council (EMC), dat in 1975 in Nederland plaatsvindt. Het congres staat onder voorzitterschap van drs. J.A. Ritmeester van de Kamp, en kent naast serieuze lezingen en discussiebijeenkomsten onder meer een congresbal in het Okura Hotel, een receptie in het Van Gogh-Museum en een wandeling door het dan 700-jarige Amsterdam.
In '77 vindt een studiemiddag plaats over 'de plaats van de mini-computer in de informatieverwerking', iets wat volgens het jaarverslag 'een nieuwe, belangrijke ontwikkeling in het administratieve gebeuren' is.
Het vierde lustrum werd in '78 gevierd, over het damesprogramma schrijft het jaarverslag: ''In het bijzonder mevrouw drs. N. Smit Kroes, staatssecretaris van verkeer en waterstaat, stal de show. De discussie over de combinatie van een erg drukke baan in de politiek en het gezinsleven vormde een van de topics''.
 
 

'79 - '83

Recessie
en 'gevoelens van onzekerheid'

Waar in de vorige periode nog sprake is van stagnatie, daar mag eind jaren zeventig gerust gesproken worden van recessie. Het dal waarin de wereldeconomie verkeert wordt alsmaar dieper, en Nederland is daarop allesbehalve een uitzondering. ''Alom heersen gevoelens van grote onzekerheid'', opent het jaarverslag van 1979. Dat die gevoelens gerechtvaardigd waren, wordt bevestigd door een citaat van twee jaar later: ''Een voorlopig dieptepunt is bereikt. De stagnerende economie blijkt eind 1981 zelfs te maken te krijgen met een recessie, het nationale inkomen daalt 2%''. Gelukkig blijkt twee jaar later dat het geen voorlopig, maar een absoluut dieptepunt betrof, want de economie krabbelt weer wat op. In 1983 wordt geschreven: ''De tijd van steeds somberder berichtgeving lijkt te zijn gekeerd in een opgaand perspectief. We zijn op de goede weg, maar de weg uit het dal omhoog is nog lang''.
 Het is al een paar jaar eerder dat de ommekeer in NCD-kringen voelbaar is. In 1980 begint het jaarverslag met een vlammend betoog over 'het realisme van de hoop', waarin korte metten wordt gemaakt met wat wordt genoemd ''zowel naieve optimisten als apathische pessimisten. Beide stromingen hebben iets deterministisch, voor de een gaat de wereld met ijzeren logica te gronde, voor de ander is zij even onverbiddelijk op weg naar het paradijs. Daartegenover staat het denkmodel van de hoop: het heeft zich overgegeven aan een opdracht om zich overal ter wereld in te zetten voor menselijke waarden, overal het positieve te steunen''. De positieve grondhouding van ondernemers moet dan nog weerklank vinden bij de rest van de samenleving. Het NCD ziet zichzelf daarbij als vlaggendrager, en het roept ondernemers op mee te gaan: ''In een samenleving die meer en meer risico's mijdt, behoren ondernemers lid te zijn van een vereniging die uitdraagt dat vernieuwing en risico synoniem zijn''('81). In hetzelfde jaar verschijnt een OESO-rapport, waarin wordt geconstateerd dat Nederland -dat toch rijk is aan energie- het economisch veel slechter doet dan vergelijkbare industrielanden zonder energiebronnen. ''Ongeloof in de doeltreffendheid van het beleid van het kabinet beheerst zowel het gedrag van vakbonden als van ondernemers'', zo schetst het jaarverslag de stemming van het centraal overleg. Het NCD, en de afzonderlijke leden, gaan in toenemende mate naar de politici toe, om hen te overtuigen van het feit dat het roer om moet, dat niet de overheid maar de markt het tij kan keren. ''De politiek zal de ondernemer eindelijk weer de ruimte moeten geven om zijn taak in de samenleving te vervullen''. En de politiek wordt inderdaad langzamerhand overtuigd, het is in 1982 dat de nieuwe premier Lubbers kan zeggen: ''Het bedrijfsleven is aan zet''.


'93 - '98

Het NCD voert de samenleving aan

De 'paarse' tweede helft van de jaren '90 verlopen voor Nederland bepaald voorspoedig, er is groei op alle fronten. Het economisch systeem 'mondialiseert' in hoog tempo, en dat zaait soms twijfel. Ook onder ondernemers bestaat een zekere vrees: 'Nederland in het verdwijnpunt?', is de titel van het NCD-openingscongres in '94 waar wordt ingegaan op de zwakke concurrentiepositie van Nederland, en de opkomst van lage-lonenlanden. Al snel wordt duidelijk dat voor angst eigenlijk geen plaats is. Meegaan is het devies, want stilstand is achteruitgang. 'Veranderen, de enige constante', is de titel van waaronder wordt gecongresseerd over 'veranderingsmanagement'. Dat die manager inderdaad verandert, dat staat buiten kijf: ''Na de jachtige jaren van de no-nonsense aanpak, tekent een nieuwe ontwikkeling zich af. Daar waar directeuren lange tijd bezig waren om hun ondernemingen te optimaliseren, lijken zij zich nu meer en meer af te vragen  welke doelen het bedrijfsleven op langere termijn zou moeten nastreven, naast het behalen van goede winstcijfers'', schrijft NCD-voorzitter ir. M. Veth in de inleiding van het jaarverslag '95. Die vermaatschappelijking van het bedrijfsleven komt onder meer tot uiting in de opkomst van mission statements, waarin steeds vaker ook idieële doelen worden omarmd. Als een van de voornaamste woordvoerders van ondernemers ziet het NCD voor zichzelf een duidelijke voortrekkersrol weggelegd in maatschappelijke discussies: ''Het NCD is springlevend en staat midden in de maatschappij'', schrijft de voorzitter in het jaarverslag over '96, ''en dat moet er toe leiden dat het NCD met gezag over meer zaken een mening zal uitdragen''.


abumelle@xs4all.nl

Abu Melle Index