Abu Melle
journalistieke producties
De Journalist (vakblad voor journalisten)
mei 2002
Bij regionale correspondenten is de liefde voor het vak groot. De status, vrijheid,
contacten en impact van hun werk vergoeden veel van het lage honorarium. Toch
trekt ook de correspondent een grens, zeker nu fusies en bezuinigingen hoogtij
vieren. ''Ik voel de hartslag van zo'n dorp, zij niet meer.''
Cees Hoogteyling (68) schrijft al veertig jaar over het Betuwse
stadje Buren en omstreken; nieuws, achtergrond, human interest, wat de
opdrachtgever maar wil. Voor het Utrechts Nieuwsblad, huis-aan-huisbladen, voor
de Gelderlander, voor iedereen die zijn stukken wil kopen. En dat willen ze,
want Hoogteyling zit overal in; besturen, verenigingen, stichtingen, hij drijft
een winkeltje, was jarenlang raadslid en wethouder. Het nieuws komt als vanzelf
naar Cees toe. En anders weet hij het wel te vinden: ''Op straat, in de kroeg,
bij de kapper.''
Van onze correspondent staat er boven
Hoogteylings stukken, of anders zijn naam. Honderden correspondenten zijn er
zoals hij, en allemaal voorzien ze hun plaatsgenoten van lokaal en regionaal
nieuws. Samen vormen ze een fijnmazig netwerk, dat van onschatbare waarde is
voor het regionale dagblad, soms wel de helft van de regiopagina's vult. Een
adjunct-hoofdredacteur van het UN omschreef hen ooit trots als zijn 'writing
housewives': dames en heren wier vak het van oorsprong niet is, maar die heel
aardig kunnen schrijven. Vanuit hun wortels in de lokale gemeenschap voorzien
ze de krant van nieuws en verhalen waar vaste redacteuren niet aan toe komen.
Jarenlang schreef Bert Woudenberg (50) voor het Dagblad
Rivierenland, over zijn woonplaats Leerdam. Als student geschiedenis rolde hij
het correspondentschap in. In de loop van de jaren bouwde hij dat uit tot een
freelance praktijk, met verschillende lokale en regionale kranten als
opdrachtgevers. Bert van der Meijden wordt hij wel eens genoemd, omdat
hij zo dicht tegen mensen aanschurkt en de verhalen uit hen trékt. Samen met
een vaste redacteur op het regiokantoor Culemborg versloeg hij het nieuws en
vertelde hij de verhalen uit Leerdam. ''Er is niets mooiers. Je zit middenin de
samenleving. Mijn ziel en zaligheid stopte ik er in.''
Correspondenten weten dat op de redactieburelen met het nodige
dédain over hen wordt gesproken. Uren zou de redactie nodig hebben om de
stukken te redigeren tot aanvaardbare verhalen. Zoals lokaal nieuws suf is,
lokale couranten het sufferdje heten, zo zijn lokale correspondenten vaak de
sufferdjes van de journalistiek. Hun honorarium is laag, draagt meer het
karakter van een onkostenvergoeding. Cees Hoogteyling moet er van zuchten, toch
heeft hij altijd genoegen genomen met zijn achthondervijftig gulden per maand.
''Ik heb het er altijd 'bij' gedaan, ja. Zoals ik alles er bij doe. Maar ik was
professioneel bezig, heb nooit aanmerkingen gehad. Ik zat bovenop het nieuws,
was er altijd. Ook al duurde die commissievergadering tot diep in de
nacht, 's ochtends om half acht
lag het verhaal in de bak.''
Alice van Gilst (51) is sinds 1996 freelance correspondent voor de
regioredactie Veluwezoom van de Arnhemse Courant, nu De Gelderlander. Zij
schrijft over kunst en cultuur, (hang)jongeren, ouderen, wijkbeheer in en rond
'oorlogsdorp' en kunstenaarskolonie Oosterbeek. ''Het wemelt hier van de
historie,'' zegt Van Gilst, die niets wil horen over writing housewives.
“Ik ben fulltime journalistiek bezig.” Behalve correspondent is Van Gilst
recensent en columnist voor enkele binnen- en buitenlandse bladen en doet ze eindredactioneel en
commercieel werk. Redactiechefs van De Gelderlander vertellen haar wel eens dat
ze het correspondentschap moet zien als een bijverdienste. ''Dan denk ik: hou
toch op! De redactie stelt allerlei eisen, terecht. Ik honoreer dat
professioneel; lever op tijd de gevraagde inhoud, kwaliteit en kopijlengte. Zij
publiceren mijn bijdragen meestal minimaal geredigeerd en paginadominant. Maar
tegen een onprofessioneel honorarium.''
Van Gilst blijft De Gelderlander voorlopig nog van kopij voorzien,
al betaalt die krant haar slecht. ''In dit journalistieke werk zit m’n ziel.
Dat sponsor ik voorlopig met andere inkomsten. Maar dat houdt natuurlijk een
keertje op.'' Ophouden deed het afgelopen maand al voor Bert Woudenberg: ''Bij
nacht en ontij heb ik voor de krant gewerkt. Met alle plezier. Vijf jaar
geleden kreeg ik een andere redacteur als partner, een typische
bureaujournalist. Dat werkte heel wat minder prettig. Sindsdien kijk ik beter
naar mijn verdiensten, lever ik kopij in verhouding tot dat bedrag.'' Onlangs
kreeg Woudenberg, net als andere correspondenten van Wegener Uitgeverij
Midden-Nederland, een nieuw contract voorgelegd. Daarin eist Wegener ongekend
vergaande publicatierechten, waarmee de uitgever kopij bijna ongelimiteerd kan
doorplaatsen en verkopen en de freelancer beknot in zijn bedrijfsvoering.
Terwijl de vergoeding niet stijgt, voor Woudenberg zelfs een verlaging van zijn
honorarium zou inhouden. Het deed pijn, maar hij tekende niet.
Ralph Schouten (41), correspondent Eibergen voor Tubantia, tekende
het Wegenercontract wel, zij het dat hij wel een betere vergoeding wist te
bedingen. Schouten, wiens freelance praktijk voornamelijk draait op ANP en
Cobouw, zegt het regionale werk hoofdzakelijk voor zijn plezier te doen. ''Er
is geen droog brood mee te verdienen. Door de fusies (Twentsche
Courant/Tubantia en Gelders Dagblad/De Gelderlander) zijn redacties in elkaar geschoven. De krant zit nu ruim in de
redacteuren, terwijl eigenlijk bezuinigd moet worden. Dus wordt er gesneden in
de budgetten voor correspondenten. '' Gevolg is, denkt Schouten, dat de krant
zich van zijn lezers verwijdert. ''Het is niet hun schuld, maar door fusies en
clustering kennen veel redacteuren het gebied waarover ze schrijven niet meer.
Ze wonen er vaak niet eens. Redacteuren leiden nu een soort ambtenarenbestaan,
zijn te veel bureaucratisch bezig. Ik voel de hartslag van zo'n dorp, zij niet
meer. De kracht van het regionale dagblad is juist dat het elke vierkante
centimeter in het gebied kent. Die kennis verdwijnt langzamerhand. Dat is een
constatering, geen verwijt.''
Het veelgeprezen fijnmazige correspondentennetwerk staat onder
druk, wordt ondermijnd door bezuinigingen en schaalvergroting. Het budget
groeit al jaren niet mee met de rest van het bedrijf, terwijl de correspondent
juist professionaliseert. Sommigen weigeren hun werk nog langer als hobby of
liefdewerk te zien. Ze hangen de pen in de wilgen of zoeken beter betalende
opdrachtgevers. Het regionale dagblad is intussen niet in staat, of van zins,
het budget op te krikken. De uitgever in Apeldoorn lijkt er niet om te malen;
de kolommen stromen wel vol met ander nieuws. De verandering ontgaat de lezer
vooralsnog. Die ziet wel dat er allengs minder over het eigen dorp geschreven
wordt, maar weet niet waarom.
Volgens Schouten is het een gevolg van de titelverschraling.
"Het regionale dagblad is monopolist geworden. Er is geen concurrentie,
dus die kan niet met het nieuws aan de haal gaan. De noodzaak om hard te lopen
is weg. Het wordt allemaal een beetje lauw.'' Cees Hoogteyling is harder in
zijn oordeel: ''Ze zijn een bepaalde cultuur aan het vernietigen. In de krant
staan de grote verhalen die iedereen brengt. Het kleine nieuws laten ze liggen.
We worden hier opgezadeld met nieuws uit Gorinchem. Dat interesseert ons niet.
Daar kan je niet eens komen met de bus. Het is overal gesodemieter met Wegener,
het zijn allemaal dezelfde sfeerloze kranten zonder eigen smoel geworden.''
Hoogteyling houdt het voor gezien. In het najaar had hij nog een mooie primeur,
stond hij middenin de nacht in een weiland te kijken hoe zeugen illegaal werden
afgevoerd naar de slachterij. Uitgebreide lofprijzingen de dag daarop. ''Ze
stonden te juichen. Twee weken later werd ik genaaid met dat nieuwe contract.''
Woudenberg en Hoogteyling houden er mee op, Schouten en Van Gilst
gaan voorlopig door. Beiden denken dat er altijd nieuwe correspondenten klaar
zullen staan. Schouten: ''Er zijn misschien minder huisvrouwen, maar veel meer
vutters. Die willen het ook wel doen.'' Van Gilst: ''Ze vinden zeker nieuwe
writing housewives. Maar het zou van meer verstand getuigen als ze de
ingewerkte professionals weten te binden. Die vergen namelijk minder werk, dus
minder overhead. En dat vergeet Wegener.''
Anthon Keuchenius is freelance journalist en was correspondent van het Utrechts Nieuwsblad.
ingezonden brief aan de journalist 14/12/99
De NVJ wil mij niet
als lid. Omdat ik niet genoeg verdien. Maar ik verdien niet genoeg omdat de NVJ
niets voor mij wil doen. Fijne catch. Zo gaat het:
De NVJ vindt een
journalist pas een journalist wanneer de journalist tenminste de helft van het
minimumloon verdient. Nu ben ik inderdaad een armoedzaaier, altijd geweest,
maar dat betekent nog niet dat ik geen journalist ben. Arm ben ik omdat ik
liever goed dan snel ben, en liever geen lege stukjes schrijf. Arm ben ik ook
omdat ik een deel van de werkweek voor de kinderen zorg, want zij zijn klein, ik
ben hun vader en hun moeder wil ook wel eens wat.
Maar de
rest van de week doe ik niets anders dan verslag geven en stukjes verzinnen.
Dat doe ik nu al drie jaar. Eerst deed ik dat voor een huis-aan-huisblad, toen
voor het regionale dagblad, en tot mijn grote vreugde lees ik me nu ook af en
toe in de landelijke dagbladpers. Dus nadat ik me vorig seizoen ook nog eens
voor een kleine zesduizend gulden postacademisch had laten bijscholen aan de
Utrechtse journalistenschool, dacht ik: nu ben ik een heuse journalist, laat ik
me aansluiten bij mijn vakbroeders en -zusters!
''Helaas
beste collega'', zo schreef de NVJ op mijn aanvraag, ''maar voor het
lidmaatschap moet toch een bredere journalistiek basis aanwezig zijn.'' Wat
bleek, ik ben geen echte journalist, want ik verdien niet genoeg geld met wat
ik doe. Graag wil ik de collega's uitleggen hoe dat komt. Misschien heel suf,
maar toevallig doe ik werk dat niet best betaald wordt. Het is mooi om
freelance voor de landelijke dagbladpers te werken, maar het betaalt matig tot
schandalig slecht. Het is ook mooi om freelance voor het regionale dagblad te
werken, lezer en onderwerp zijn immers dichtbij. Maar het loont niet. De
freelancer, in dit geval met de functie 'correspondent', krijgt een fooi
toegeworpen, bruto. Ook al schrijft hij samen met de andere 'correspondenten'
de halve regiokrant vol en heeft hij daarmee een groot aandeel in het
bestaansrecht van het verschijnsel regionaal dagblad.
Onlangs
pleitte ik bij de hoofdredacteur voor wat meer geldelijke waardering. Hij had
'begrip voor mijn zorg', schreef hij terug, maar kon niet meer betalen, want
dan zou hij ook sociale lasten moeten betalen. Hoe schrijnend, van de fooi die
we krijgen moeten we dus zelf maar de sociale lasten en verzekeringen betalen.
En wat een larie, natuurlijk zijn er wegen om tot een normale arbeidsverhouding
te komen. Maar uitzoeken of tegenstand bieden kan ik niet, want ik mag geen lid
worden van de NVJ. Dus nu zit ik in de situatie dat ik zo weinig verdien omdat
ik zo weinig verdien. Fijn is dat, zo'n vakbond die zorgt voor de kleintjes in
de Nederlandse journalistiek. Ga maar lekker verder borrelen en zeuren bij de
koningin, jongens.