IN DEN BEGINNE
En toen landde het grijze, bolvormige translocusschip
met zijn zes uitsteeksels. De landing verliep
uitstekend. Warren had vroeger op school geleerd, hoe
hij zoiets moest aanpakken. Grante had het ook geleerd,
maar had het, na een soort hersenspoeling die hij had
ondergaan in het Huis voor Criminelen, vergeten. Het
translocusschip hadden ze zich toegeëigend na hun
ontsnapping uit het H.C. Dankzij een grove fout van de
Gardisten waren ze aanvankelijk met behulp van enkele
translocusverkenners ontsnapt. Gelukkig duurde het niet
lang, eer ze een translocusschip tegenkwamen. Hun
verkenners waren namelijk niet geschikt voor langdurig
gebruik over grote afstanden. Het schip had een slechts
driekoppige bemanning en was uitgezonden om een grote
hoeveelheid chemicaliën te transporteren. Door een
handige list wisten ze er aan boord te komen. Warren en
Grante slaagden erin, de bemanningsleden te
overmeesteren, waarna ze het commando overnamen. Het
grote gewicht van de lading bleek echter al snel een
vlot verloop van de reis in de weg te staan. Het
tweetal besloot zich zo snel mogelijk van de ballast te
ontdoen. Spoedig kwam een zonnestelsel in zicht dat hen
voor dit doel geschikt leek. Het was een stelsel met
tien planeten. Tussen de vierde en de vijfde planeet
was een grote hoeveelheid kosmisch gruis zichtbaar. De
vijfde planeet was reusachtig van omvang, de eerste en
de tiende daarentegen waren vrij klein. De keuze viel
op de derde planeet. Een planeet, zo bleek later,
waarop een temperatuur heerste die ongeveer gelijk was
aan die van hun veertien thuisplaneten. Het feit, dat
deze planeet slechts één satelliet had, was op zich
niet vreemd; het zonnestelsel telde ook planeten zonder
satellieten.
Warren verliet het schip. ‘Alles veilig.’
Ook Grante verliet nu het schip. Er werd een begin
gemaakt aan het uitladen van de kisten.
‘Alles is hier zo doods,’ zei Grante.
‘Toch hoor ik iets. Het komt uit die richting.’
‘Ik zal eens gaan kijken.’
Moeiteloos beklom Grante een steile, kale rots.
‘En?’
‘Water! Daar!’ Grante wees in de verte. ‘Een
gigantisch meer!’
Warren knielde en schepte met zijn handen wat water op.
Hij bestudeerde het aandachtig en nam toen voorzichtig
een slok.
‘Wat proef je?’
‘Water. Water met een zout. Natriumchloride geloof
ik.’
‘Vreemd. Alleen maar natriumchloride.’
‘Ja. Het is ook zo helder, vind je niet?’
‘En zo rustig.’
‘Het valt me op, dat je hier de ster niet kan zien,
terwijl het toch licht is.’
‘Ja, nu je het zegt. We worden diffuus verlicht.’
Warren verstijfde. ‘Er kwam iets op me neer!’
‘Wat?!’ reageerde Grante geschrokken.
‘Nu weer! Kijk, er valt nu ook iets in het water!’
‘Het zijn druppels water! Er valt hier water uit de
lucht!’
‘Laten we onmiddellijk vertrekken.’
En Warren en Grante voegden de daad bij het woord.
Op Quanton, één van de veertien door de mens bewoonde
planeten, vergaderde de Raad van Veertien.
‘Voorzitter,’ sprak de afgevaardigde van Flarkon,
‘mag ik uw aandacht voor een zwaar geval van
criminaliteit?’
‘Ga uw gang.’
‘Voorzitter, enkele dagen geleden is een
transportschip onderschept en verdwenen. De drie
bestuurders, twee ervan waren afkomstig van de planeet
Xyron en de derde van Zephon, zijn vermoedelijk
geëlimineerd door de onderscheppers. De Interplanetaire
Garde verloor het schip uit het oog nadat het koers
zette in de richting van een planeet in...’
‘Wat transporteerde het schip precies?’
‘De lading van het schip bestond uit een grote
hoeveelheid genetisch materiaal: DNA, RNA, verscheidene
aminozuren enzovoorts. Het werd van Xyron naar Zephon
getransporteerd voor een onderzoek naar de herkomst van
leven, waarbij bijzondere aandacht zou worden
geschonken aan de overgang van eiwitbolletjes, met als
enige functie het opnemen van aminozuren, naar de
eencelligen, met hun verschillende levensfuncties. Ook
weten we nog niet, hoe de eiwitbolletjes precies
ontstaan zijn. De lading bevatte ook kunstmatig tot
stand gebrachte eiwitbolletjes, maar hoe de natuur dit
proces kan nabootsen, is ons niet bekend.’
‘Interessante materie. Hoe gaat het verder na de
eencelligen?’
‘Vanaf de eencelligen is het voor ons gesneden koek.
De periode die dan aanbreekt, noemen we het tweede deel
van de evolutie. Dit tweede deel bevindt zich, volledig
op papier vastgelegd, in de archieven van de planeet
Zephon. Overigens is mij bekend, dat er slechts één
vreemde stap in het tweede deel van de evolutie
voorkomt, te weten de overgang van de hoogste
diersoort, de aap, naar de primitieve mens. Voor die
overgang is tot op heden nog geen bevredigende,
wetenschappelijk onderbouwde verklaring gevonden. Men
neemt aan, dat het een invloed van buitenaf is
geweest.’
‘We kunnen hier niet te diep op ingaan. De tijd
dringt. Ga verder met het verhaal over dat schip.’
‘Voor zover bekend, is het schip geland op de derde
planeet van de ster Solar. Het ligt voor de hand, dat
men zich daar slechts van de lading heeft willen
ontdoen, om vervolgens verder te reizen.’
‘Valt Solar drie onder de Evolutie Planeten?’
‘Nee, voorzitter. Hoewel de temperatuur er normaal is,
heeft het Evolutie Comité de planeet niet uitgekozen
voor de Evolutie Nabootsingen, omdat uit onderzoek is
gebleken dat er geen leven aanwezig is.’
‘Ik neem aan dat de I.G. wacht op een beslissing van
de Raad van Veertien.’
‘Jazeker, voorzitter.’
‘Goed, Laten we stemmen.’
Vele jaren gingen voorbij. Op Solar drie gingen de door
Warren en Grante achtergelaten kisten langzaam in
ontbinding over. De inhoud ervan verspreidde zich,
geholpen door wind en regen, over de gehele planeet. Zo
kwam het DNA op Solar drie.
Het zou niet de laatste keer zijn, dat Solar drie door
mensen werd bezocht. Vele eonen na het bezoek van
Warren en Grante landden er weer twee mensen met een
compact transportschip.
‘Het is ons gelukt, Leary.’
‘Mooi werk, Rattenberg.’
Het tweetal droeg uniformen, waarop hetzelfde motief
was aangebracht als op het compactschip. Ook hingen er
kaartjes aan met het opschrift: ZEPHON EVOLUTIE
NABOOTSERS.
‘Maar goed dat ZEN geen staatsbedrijf meer is,’
merkte Rattenberg op bij het uitladen van enkele grote
kisten.
‘Hoezo?’
‘Nu kunnen we tenminste ongestoord afval droppen op
planeten. We kunnen van al ons genetisch afval afkomen,
terwijl het vroeger werd opgeslagen in containers naast
het ZEN-complex. Ik woon ernaast en ik heb me nooit
veilig gevoeld met al dat gebruikte DNA naast de deur.’
‘Tja, het is wel rotzooi hoor. Mogen we dit spul nu
wel van de staat op deze planeet droppen?’
‘Nee, eigenlijk niet. Maar nu ZEN geen staatsbedrijf
meer is, valt er wat te sjoemelen.’
‘Eigenlijk is deze planeet best de moeite waard,
vind je niet? Moet je kijken, al die kleine groene
sprietjes op de grond. Te gek toch?’
‘Ja, het is... Hé! Kijk daar eens!’
‘Verrek! Da’s een beest!’
‘Een beest? Wat voor één?’
‘Ongelofelijk! Ik geloof mijn ogen niet! Het moet
miljoenen jaren geleden zijn dat er beesten rondliepen
op onze werelden. En hier, waar nog nooit eerder iemand
is geweest, loop je er zó een tegen het lijf! Niet te
geloven...’
‘Maar wat is het voor een beest?’
‘Zo te zien iets reptielachtigs. Ik zou het niet
weten.’
‘We kunnen het beter laten lopen. Als we het
meenemen, weten ze meteen dat we ergens geweest zijn.’
‘Ja, inderdaad. We laten het met rust.’
Het beest rende weg.
‘Weet je waar ik eigenlijk benieuwd naar ben?’
‘Nee, Leary.’
‘Naar de inhoud van die kisten van ons. Ik heb veel
van die kisten gezien, maar nog nooit heb ik er eentje
open gezien en erin gekeken.’
‘Nee? ‘t Is anders flink goor, hoor.’
‘Maar ik ben nieuwsgierig.’
‘Je gaat je gang maar.’
Leary opende één van de kisten. ‘Bah, wat een lucht,
zeg! Niet uit te houden!’ Er steeg een flinke walm uit
de kist. ‘Ik heb je gewaarschuwd.’
‘Laten we hem weer sluiten.’
‘Het was ook niet mijn idee, hem open te maken.’
Leary probeerde de kist weer af te sluiten, maar
staakte deze poging toen hij besefte dat dit onbegonnen
werk was. Bij het openen van de kist bleek het deksel
te zijn ontzet. De kist bleef nu onvermijdelijk op een
kier staan.
Leary en Rattenberg schrokken op van een zwaar
gegrom.
‘Ahh!’ gilde Leary. ‘Een groot beest! Wat is dat,
Rattenberg?’
‘Da’s een aap, Leary. Verdomme, ik wist niet dat de
evolutie hier al zó ver gevorderd was.’
‘Is dat gevaarlijk, Rattenberg, een aap?’
‘Mogelijk. Wees op je hoede, Leary.’
De aap liep over de zachte, groene sprietjes naar de
kisten en bekeek ze uitvoerig, zonder de twee bezoekers
uit het oog te verliezen. Bij de geopende kist bleef
hij staan en stak zijn neus door de kier.
‘Laten we hem stilletjes piepen,’ fluisterde
Rattenberg.
Leary stond als in trance naar het vreemde wezen te
staren. ‘Eh... wat?’
‘Laten we weggaan!’
‘Maar die ene kist dan?’
‘Laat maar gaan, joh!’
Behoedzaam klommen Leary en Rattenberg weer in het
compactschip. De aap volgde nauwlettend al hun
bewegingen, maar liet hen hun gang gaan. Het
compactschip steeg op, zocht een geschikte positie voor
een translocus, vond die en verdween uit zicht.
De aap stak zijn behaarde hand in de geopende kist en
likte hem af. Even stond hij roerloos. Gedreven door
plotseling doorbrekende instincten zette hij twee
vingers aan zijn brede mond en blies een aantal malen
krachtig. Op het hoge, scherpe gefluit kwamen al snel
een aantal apen af. Grommend benaderden ze de kisten.
Voorzichtig betastten ze ze, openden ze ze een voor een
en verdeelden vervolgens de inhoud onder elkaar...
Lêstafel
Leestafel
Reading-table
Werom / Terug / Back