BUIEN
          
          Afwezig staarde Otto voor zich uit. Thea, zijn
          vriendin, stond naast hem tegen de auto aangeleund en
          zag haar toenaderende handbeweging onbeantwoord. Het
          miezerde en de glimmende parkeerplaats bood een
          troosteloze aanblik. Onverschillig schopte Otto tegen
          een steentje dat voor zijn voeten lag. Hij zuchtte.
          Thea keek hem aan en legde haar hand op zijn schouder.
          Otto rilde en boog, aan haar aanraking ontsnappend. Hij
          opende het portier en nam plaats achter het stuur. Thea
          bleef onbeweeglijk staan. Op haar gezicht vormde zich
          een glimlach. Het begon nu iets harder te regenen; een
          straaltje regenwater sijpelde uit haar natte haar over
          haar voorhoofd en liep haar oog in. Met de mouw van
          haar jas veegde ze haar oog droog, terwijl Otto zijn
          portier dichttrok en de motor startte. In de verte
          begon de natte asfaltweg te glanzen door het gele
          schijnsel van twee naderende autolichten.
             Otto aarzelde niet en gaf gas. Met dampende sporen
          liet hij Thea achter en verdween in het duister. Niet
          veel later stopte de tweede auto naast haar. Achter het
          zich openende portierraam verscheen het hoofd van een
          onguur manspersoon.
             ‘Wie was dat?’ zei hij.
             Thea wierp een blik in de hoogte en ontwaarde het
          vage profiel van de volle maan, die haar licht wierp op
          een juist passerend gat in het onmetelijke wolkendek.
          Het zachte ruisen van de regen en het onregelmatige
          motorgeluid van de oude amerikaanse wagen waren een
          moment lang de enige geluiden in de onmiddellijke
          omtrek. Uit de auto ontsnapte een geur van sigarerook
          en alcohol. Op de achterbank lag een groot formaat hond
          te slapen. De man forceerde een lach op zijn gezicht.
             ‘Hé meissie! Wie was dat, die hier wegreed? Zit je
          in de problemen soms?’ Hij zette het contact af en
          doofde de verlichting van zijn auto. Thea richtte haar
          blik omlaag en keek de man aan. Zijn grijns leek groter
          dan voorheen. In één beweging opende hij zijn portier,
          stapte uit en gooide het achter zich dicht. Hij zette
          een paar stappen en stond nu oog in oog met Thea.
             ‘Wat doen mooie meissies als jij op dit uur van de
          nacht zo ver van de bewoonde wereld? Huh?’
             Thea draaide zich resoluut om en liep in de richting
          van de bosgrens.
             ‘Hé! Niet weglopen!’ In een paar passen haalde hij
          haar in en liet zijn forse hand op haar schouder
          neerkomen.
             ‘Hoor es effe, jij gaat helemaal niet vluchten voor
          Jopie. Kom jij maar eens!’
             ‘Luister, man!’ Thea’s stem klonk wanhopig, doch
          vastberaden. ‘Stap in je auto, rij weg en doe alsof je
          me nooit hebt gezien!’
             ‘Zozo, wijffie! Is me dát effe ruige praat voor een
          vrouwtje dat hier op dit tijdstip in haar uppie staat
          te verregenen!’ Joop sloeg nu een andere toon aan, hij
          trachtte tevergeefs zijn stem een intonatie van
          vaderlijke bezorgdheid te geven, hoewel het geringe
          leeftijdsverschil hiertoe geenszins aanleiding gaf.
             ‘Kom op, niet zo dwaas. In mijn auto is het droog,
          snap je!’ Hij trok haar aan haar arm in de richting van
          de auto, maar kwam slechts halverwege. Thea wist zich
          op behendige wijze los te rukken uit zijn greep en keek
          hem doordringend aan.
             ‘En nu luister jij eens goed, vent, wie je ook mag
          zijn. Als je geen problemen wilt, verdwijn je uit mijn
          ogen, en wel nu meteen!’
             Joop grinnikte wat en krabde achter zijn oren,
          verrast door haar heftige reaktie.
             ‘Problemen? Welke problemen? Wie zeurt er in
          godsnaam over problemen? Laten we wel wezen, meid, hoe
          kan ik nu toestaan dat een mooie vrouw als jij
          moederziel alleen...’
             ‘Ik zeg het nog één keer, verdomme! Stap in je auto
          en vertrek! Heb je stront in je oren? Ik méén het,
          man!’
             Joops hond was door Thea’s stemverheffing wakker
          geworden en naar de voorbank gekropen, waar hij door
          het openstaande portierraam naar het tweetal keek. Joop
          was dit soort taal wel gewend van zijn vrouw, maar van
          zo’n leuk meisje, midden in de nacht? Ergens diep in
          zijn binnenste voelde hij zich gekrenkt, maar tevens
          opgewonden. Opnieuw greep hij haar vast, ditmaal nog
          steviger. Met zijn ene arm hield hij Thea’s hoofd
          omklemd, met de andere voelde hij tussen haar benen.
             ‘Smeerlap!! Blijf van me af! Rot alsjeblieft op! Ga
          weg!’
             ‘Zo, tegenspartelen, hè?’ Joop sleurde haar mee naar
          zijn voertuig en smeet haar gewelddadig tegen de grond.
          Met haar gezicht gedeeltelijk onder de modder zag zij,
          hoe de hond grommend uit de auto sprong, een paar keer
          blafte en een dreigende houding aannam aan haar voeten.
             ‘Zo, es effe kijken of het wijffie nog zo’n grote
          muil heb!’
             In één beweging trok Joop haar jas open en scheurde
          haar bovenkleding van haar lijf, zodat haar borsten
          zich in het maanlicht aftekenden tegen de drassige
          ondergrond waartegen hij haar met zijn volle gewicht
          vastdrukte. De hond liep onrustig om hen heen, zo nu en
          dan met ontblootte tanden luid grommend in de richting
          van Thea, die, tot Joops niet geringe verbazing, geen
          weerstand meer bood aan zijn brute geweld. Joop plantte
          zijn potige knuisten op haar borsten en zette zijn mond
          op de hare.
             ‘Goed zo, schatje. Dat tegenstribbelen is nergens
          voor nodig, daar bereik je niets mee. Jopie zal jou
          eens lekker verwennen!’
             Thea’s ogen begonnen te rollen in haar kassen. Als
          een rubberen opblaaspop liet ze zich Joops uit sexuele
          frustraties voortvloeiende geweld welgevallen. Joop had
          zich in ijltempo van zijn broek ontdaan en begon nu die
          van Thea los te maken, hetgeen moeizaam lukte.
             ‘Vrouwtje stribbelt niet meer tegen, hè? Vrouwtje
          begrijpt wel, wie hier de baas is!’
             De hond begon het spelletje van zijn baas wel
          grappig te vinden en plaatste zijn bemodderde poten op
          het naakte bovenlijf van Thea.
             ‘Afblijven Bakkes, dit is voor het baasje.’ Joops
          gehijg werd heviger bij de aanblik van Thea’s
          vrouwelijkheid. Ondanks het feit dat Thea geen enkele
          weerstand meer bood, hield Joop haar stevig tegen de
          grond, geflankeerd door zijn grote hond, die het
          tafereel grommend in de gaten hield.
             ‘Ik ken de vrouwen als mijn broekzak,’ hijgde Joop,
          terwijl er uit zijn mond wat speeksel ontsnapte. ‘Voor
          vrouwen bestaat er niets fijners dan genomen te worden
          door een krachtige vent. Of niet soms, schat?’
             Thea antwoordde niet. Haar oogbollen leken zich te
          vergroten, haar blik kruiste die van Joop en leek die
          te willen doorboren. Ze trok haar bovenlip op en een
          glanzend gebit kwam tevoorschijn. Er ging een siddering
          door haar lichaam en haar blik werd nu nog
          indringender.
             Joop schrok hiervan. Hij richttte zich half op en
          staarde haar met open mond aan, zonder iets uit te
          kunnen brengen.
             Thea maakte een zwaar, dierlijk geluid en begon met
          haar tong haar lippen te bevochtigen. Haar gebit leek
          nu van vorm te veranderen -zag Joop dit goed? Ja, Joop
          zag dit goed!- haar gebit veranderde in dat van een
          roofdier; scherpe snijtanden ontwikkelden zich binnen
          enkele seconden en staken vervaarlijk uit haar mond.
             Verlamd van schrik bleef Joop half opgericht op het
          veranderende vrouwelichaam zitten. Bakkes maakte zich
          huilend uit de voeten. Nu begon zich in snel tempo
          haargroei op Thea’s gezicht te ontwikkelen, evenals op
          haar borsten en de rest van haar lichaam. Haar handen
          en voeten veranderden in harige klauwen en als in een
          nare droom besefte Joop dat hij hier overgeleverd was
          aan de grillen van een wild beest, die zijn bek wijd
          opende en een door merg en been gaand wolvegehuil de
          natte nacht injaagde. Met een schok richtte Thea zich
          op, waardoor Joop als een propje papier van haar
          afrolde en voor haar harige poten terechtkwam. Thea
          boog zich over de versteende figuur en omklemde met
          haar klauwen zijn hevig kloppende hals. Ze zette haar
          schuimende kaken in zijn vlees en verscheurde het
          negentig kilo zware lichaam, dat zich zonder slag of
          stoot overgaf aan haar dierlijke instincten.
             Met een ijzige kreet hief het monster, dat Thea nu
          was, de bebloede klauwen omhoog, tegen de steeds
          toenemende regen, draaide zich om en begaf zich
          grommend het bos in.
          
          In de stromende regen zat de naakte Thea, met de resten
          van haar jas om zich heen geslagen, op een hekje,
          wachtend op Otto. De novemberkou deed haar rillen en
          hoesten. Ze trappelde met haar voeten in de modder om
          de kou enigszins uit haar benen te verdrijven.
          Plotseling werd ze door twee koplampen beschenen.
             Zou dat Otto zijn? dacht ze.
             Twee korte lichtsignalen snel achter elkaar deden
          haar een zucht van verlichting slaken.


Lêstafel
Leestafel
Reading-table

Werom / Terug / Back