Evolutie 10

Vorige

Stop

Volgende

Cel met organellen
Naar Pope: Het raadsel van het leven (1986)

Eeneiige tweelingen
Naar De Beer:Atlas van de evolutie (1966)

Dit is een schematische tekening van een dierlijke cel. In de celkern liggen de dragers van de erfelijke eigenschappen, de chromosomen. Op de chromosomen liggen de genen (enkelvoud gen), die werking hebben op een bepaalde erfelijke eigenschap. Buiten de kern liggen nog allerlei zeer kleine orgaantjes, die organellen genoemd worden.
Een chromosoom bestaat uit twee spiraalvormig gewonden snoeren, die chromatiden heten. Een gen bestaat uit twee allelen (enkelvoud allel), op elke chromatide één. Deze allelen kunnen verschillend zijn, hoewel ze bij hetzelfde gen horen. Denk aan de lange (A) en de korte (a) erwt van Mendel. A en a zijn allelen van het lengte-gen.
Bij de vorming van de voortplantingscellen gaan de chromatiden uit elkaar en uiteindelijk komt er in elke voortplantingscel zo'n enkelvoudig snoer terecht. Als een eicel en een zaadcel versmelten ontstaat er weer een volledig chromosoom met twee snoeren.

Meer weten?
Chromosomen (prachtige animatie van een celdeling)

Voor de natuurlijke selectie is het heel belangrijk dat er binnen een populatie veel variatie is. Denk aan de nek van de giraf. Als ieder individu van een populatie precies dezelfde erfelijke eigenschappen zou hebben (zoals dat bij tweelingen het geval is), dan zou er geen evolutie mogelijk zijn!

Evolutie 10

Vorige

Stop

Volgende