terug naar de index

Toneel op de bovenbouw

verschenen in de schoolkrant Pasen 1999
auteur: Anneke Verheijden

Op de onderbouw wordt de toneeltraditie van het Vrije School onderwijs in gang gezet en op de bovenbouw wordt ze voortgezet. De leiding van de toneellessen aan de Adriaan Roland Holstschool is in handen van Manoeska de Groot. Ooit was ze als leerling aan deze school verbonden: ze zat in de eerste 8ste klas. Nu werkt ze al weer voor het zesde jaar aan de Bergense bovenbouw.

Toen Manoeska de twaalfde klas had afgerond, wilde ze dolgraag naar de toneelschool. Helaas werd ze uitgeloot en ze besloot om een jaar naar Engeland te gaan, waar ze op een Camphill werkte. Na dat jaar werd ze wel toegelaten aan de Arnhemse toneelschool, waar ze koos voor de docentenopleiding. Ze woonde in die jaren vlakbij school, bleef veel weekends in Arnhem, omdat de afstand te groot was om steeds naar huis te gaan en bracht daardoor heel veel tijd door op school. "Alles was toneel," zegt Manoeska over die periode.

Ze sloot haar toneelopleiding af met een afstudeeropdracht over drama met geestelijk gehandicapten en ging op wereldreis: eerst naar Australië, toen een jaar reizen door Azië. In deze periode raakte het toneel totaal op de achtergrond: nergens was toneel, de mensen hadden wel wat anders aan hun hoofd. Zelfs het straattoneel vond Manoeska niet meer interessant.

Toen ze terugkwam in Nederland zorgde ze voor haar demente oma, gaf wat les aan een VBO-school en deed klusjes. Totdat er een advertentie in de krant stond die aan haar gericht leek: 20 uur toneel aan de Adriaan Roland Holstschool. Toen ze belde, herkenden ze haar meteen! En zo is het dus gekomen dat Manoeska op haar eigen middelbare school staat les te geven.

Waarom wordt het vak toneel gegeven op de bovenbouw? Manoeska: "Het is leerzaam om je in een rol of in een andere persoon te kunnen verplaatsen. Dat doe je door middel van speloefeningen." Het gaat er dus niet om dat de leerlingen leren acteren. Dat doe je op de toneelschool. Het vak toneel staat in dienst van de algehele ontwikkeling van de leerlingen. Meestal speel je mensen, dus moet je heel goed kijken naar mensen. Daarnaast is een beetje lef nodig, vooral als je emoties moet tonen. Als je op deze manier met toneel bezig bent, kun je wat ruimte in jezelf scheppen, kan toneel echt iets toevoegen.

Toneel wordt overigens niet in alle klassen gegeven: alleen in klas negen, tien en elf. In de negende en tiende klas wordt er vooral ge‹mproviseerd. Het gaat erom dat er goed samengespeeld wordt; dat lijkt op samen iets bij elkaar liegen. Het vergt heel veel concentratie en is een goede oefening in sociale vaardigheden.

Wat er geïmproviseerd wordt, verschilt per klas: in de negende gaat het vooral om techniek: wie speelt een rol, wat doet hij daarbij en waar speelt het zich af? Om van die basis een boeiend geheel te maken, geeft Manoeska daaromheen oefeningen voor het wisselen van emoties. Het ziet er heel realistisch uit; je zou kunnen zeggen, dat in de negende klas het skelet van het improviseren aan de orde komt.

In de tiende klas zijn de leerlingen rijp voor een meer thematische ingang, bv. improviseren naar aanleiding van gedichten. Met de klas lees je een gedicht en kijkt wat er aan het schrijven van zo'n gedicht voor afgegaan is. Dat gaan de leerlingen dan spelen.

In deze klas laat Manoeska de kinderen ook vaak iets presenteren in een kleine monoloog, wat dan weer nagespeeld wordt door klasgenoten. Eerst goed kijken, dan imiteren en later ook soms overdrijven.

Voor alle toneellessen geldt, dat het programma sterk afhankelijk is van de klas. Het instuderen van een stuk wordt altijd uitgesteld tot de elfde klas. Het is zeer tijdrovend om een stuk in te studeren, en het gevaar bestaat dat de leerlingen te erg in de vorm blijven hangen. Bovendien zijn er bijna altijd te weinig rollen om iedereen uit te dagen en te interesseren.

In de elfde klas is er een grote productie. Daarbij doen de leerlingen alles zelf. Het begint al met de keuze van het stuk dat gespeeld gaat worden. Natuurlijk moet een stuk goed bij een bepaalde klas passen. Ook moet bijna elk stuk flink veranderd worden, om iedereen een rol te geven: er worden vaak wel 10 rollen bij gemaakt en er worden hele stukken uit de oorspronkelijke tekst geschrapt.

De leerlingen nemen de kleding, de decors, de publiciteit, de organisatie en productieassistentie voor hun rekening. Manoeska begeleidt eigenlijk alleen. Het gaat erom dat de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandigheid hebben en dat er zo veel mogelijk leerlingen betrokken zijn bij de tot stand koming van de productie. Daarbij mogen ze alles uit de kast halen en van allerlei middelen gebruik maken. Ook hierbij geldt weer: het gaat niet om het perfecte stuk: het gaat in eerste instantie over de leerlingen, de klas.

Dit schooljaar (1999) heeft 11a 'Anybody's story' opgevoerd, een stuk op basis van de 'West-side story'. De voorstelling was prachtig. Op het ogenblik is 11b bezig 'Kees de jongen' van Theo Thijssen in te studeren . Op 18 juni 1999 brachten ze het stuk op de planken in de Blinkerd in Schoorl.

terug naar de index