terug naar de index

Warmte bij kinderen

verschenenen in de schoolkrant St. Jan 1996
auteur: Ellie Bus

Hebt U zelf wel eens nagedacht over uw eigen lichaamlijke warmte, de constante temperatuur, of wat er gebeurt als we koorts hebben, of juist koud zijn. En is het 's winters in huis niet erg ongezellig als de verwarming het begeeft.

We zijn een bron van warmte, maar hebben het ook nodig en dat geldt voor kinderen natuurlijk ook en in veel ruimere mate. Kinderen die net geboren zijn moeten omringd worden met de omhulling van warme doeken, kruiken en met de geestelijke warmte van aandacht en zorg. Daar groeien ze van en dat weten we.

Ook moeten in de eerste 7 jaar de organen nog groeien en rijpen en dat gaat in een geweldig tempo. Daar is veel energie of warmte voor nodig. Eerst wordt het kind steeds ronder en zodra het gaat lopen groeit het uit in de lengte. Tegen het 7de jaar groeien armen en benen uit en de kleuterbuik verdwijnt. De melktanden worden vervangen door een blijvend gebit. Het kind doorleeft zijn tweede geboorte, hij stapt in een nieuwe fase. Een totaal nieuwe leefwereld dient zich aan.

Hij kan gaan lezen, schrijven en rekenen, want al die energie of warmte die hij heeft gebruikt om zijn organen vorm te geven, komt vrij. Is als het ware te veel en met die overschot aan kracht kan hij intellectueel aan de slag.

Maar waarom doen we dat nog niet op de kleuterschool? Waarom hebben we nog geen leergesprekken en middelen om kinderen intellectueel te stimuleren en hen wat bewuster te maken? Waarom is de fantasie zo belangrijk en wordt het oefenende denkwerk nog even buitengesloten?

Zoals U misschien weet is het hoofd van de mens bij de geboorte een kwart van zijn lichaamlijke lengte. Het is een grote ronde zware bal die voor de baby nog niet te dragen is. Middels dat hoofd verliest hij een groot deel van zijn warmte. Bij een volwassene is dat 30%, maar bij een baby veel meer. Daarom is het raadzaam het kindje de eerste tijd een beschermende mutsje te laten dragen, ook voor de vele prikkels die niet alleen via het oor maar ook door de dunne huid en schedel binnendringen.

Het hoofd beslaat een enorm oppervlak in verhouding tot het hele lichaam. Tijdens de groei neemt de denkkracht toe. Het kind gaat ouders, omgeving, kleuren en geuren herkennen. Het legt kleine verbanden, wordt associatief enz. Het zijn allemaal activiteiten waar ons brein bij betrokken is.

Zodra het kind gaat lopen, leert het snel daarop spreken en komt het van grijpen tot begrijpen. Elke keer als een kind zich iets nieuws heeft verworven, is dat een grote vreugde en al oefenend wordt het iets van hem zelf. Hij integreert het. Hij doet dat als hij er klaar voor is. Ook kunnen we het kind al vroeg aan de gang zetten met spullen die denkkracht 'pushen'. Voor vierjarigen zijn er computers met zichzelf corrigerende spelletjes, leesmethodes en ander denkwerk en .... kinderen kunnen dat. je kunt ze alles leren: ze vinden het enig.

Laatst las ik in de krant een artikeltje over de warmte die nodig is om te denken. Ik las dat bij een volwassene (wij hebben ongeveer 3 pond hersenen) bij hersenactiviteit 20% van het totale energieverbruik in aktie is. Die warmte moet worden afgevoerd, anders "verandert het hoofd in een hard gekookt ei". Het schedeloppervlak, doorweven met een fijn netwerk met kleine adertjes, levert genoeg koelingsvermogen om al die activiteit mogelijk te maken. Tenminste bij grote mensen.

Bij kinderen onder de 6 … 7 jaar is ook het zenuwstelsel, waartoe de hersenen behoren, nog niet klaar. Bij denkactiviteit wordt warmte aan de organen onttrokken en naar het hoofdje gestuurd. Het gevolg kan zijn dat het kind misschien hoofdpijn krijgt, druk wordt, een hoogrode kleur krijgt of heel moe wordt. Hij kan in ieder geval zijn warmte niet goed kwijt. Wat denkt U dat er gebeurt als kinderen bijvoorbeeld langere tijd (meer dan 15 minuten) TV kijken, wat een grote denkactiviteit vraagt: snelle beelden, flitsend licht, het volgen van een rode draad, enz.

Kleuters zouden daarom nog niet moeten "denken", maar doen. Het doen van een spel, het werk en het denken van het associatieve fantasievolle beleven. Dat is een heel ander denken. Dat is het verbindend denken, betrokken zijn bij de ander of bij het verhaal of bij het spel. Dat beweegt, is vrij en creatief. Dat is de basis voor het kind. Zo bereidt hij zijn denktuin voor, waarin ideeën kunnen ontstaan, die niet alleen in z'n hoofd tot stand komen, maar die hij met het doen, meegenomen uit zijn eerste 7 jaar, kan verwezenlijken. Doen en denken zijn onlosmakelijk verbonden. De warmte die het dan tot eenheid smeedt is die van aandacht, eerbied en blijdschap.

terug naar de index