terug naar de index

lezing

verschenenen in de schoolkrant Pasen 1995
lezing van Joep Eikenboom leerkracht aan de Vrije School in Dordrecht

Joep is leerkracht van de tweede klas aan de Vrije School in Dordrecht. Hij heeft veel erva-ring opgedaan als remedial teacher, en tijdens de avond was duidelijk te merken dat hij een schat aan informatie en ervaring met zich meedroeg.Joep gaat uit van het Antroposofisch mensbeeld van Rudolf Steiner. Hij heeft het over de zeven jaarsperiode die in elk mensenleven een grote rol spelen. In die ritmes speelt zich een individueel ontwikkelingsproces af, maar er zijn ook wetmatigheden te herkennen. na elke zeven jaar is er een afsluiting en stap je een nieuwe fase in. Dit gaat niet plotseling, maar geleidelijk.
0-7 jaar, peuter- kleuterfase
7-14 jaar, lagere school-fase
14-21 jaar, pubertijd. In onze tijd is volwassen zijn naar 18 jaar verschoven (sowieso is er een totale vervroeging in ontwikkeling te zien)
21-28 jaar, volwassen
28-35 jaar settlement
35-42 jaar carriėrefase
42-49 midlifecrisis (zie levensloop van de mens van B. Lievegoed).

Wat gebeurt er in de eerste zeven jaar? Vanuit de erfelijkheidsstroom krijgt het kind zijn lichaam en vanuit de geestelijke wereld zijn psychisch geestelijke individualiteit. Die twee passen nog niet goed bij elkaar. In die eerste zeven jaar moet dit een harmonieus geheel gaan vormen. Met 2½ - 3 jaar wordt de babyfase afgesloten. Het zenuwstelsel heeft zich voltooid, de wereld wordt herkend zoals die is, de herinnering ontwaakt. Oog en oor zijn meer gericht. Het kind onderscheidt al vroeg de kleuren rood, oranje en geel. Roze en rood zien ze het best, blauw en groen worden nog door elkaar gehaald. Na het derde jaar kunnen ze de kleuren pas goed zien en onthouden en kunnen ze iemand echt aankijken (voor het derde jaar dwalen de ogen nog). Voor de geboorte hoort het kind de hoge tonen. Na de geboorte en de eerste drie jaar hoort hij ook nog alleen de hoge frequenties. Na drie jaar neemt het het hele toonscala waar.

Met drie jaar gaan kinderen het Ik beleven, nee zeggen, ik wil het zelf doen. Kinderen van twee jaar kunnen nog niet met twee voetjes tegelijk springen, nog een beetje als galop. Met drie jaar kunnen zij dit wel. Er is een rijping ontstaan. Het zenuwstelsel is uitgerijpt, het gebied van het denken, in de kleutertijd nog associatief. Met 2½ jaar begint de ontwikke-ling van het ritmische systeem, lopen en praten. De dromerigheid van de peuter gaat met het derde jaar over in fantasiefase. De sociale fase begint met 4 jaar. Alles wat in het ritmische wordt aangeboden, verankert! Wiegen, touwtje springen en schommelen. Als het maar een cadans heeft. Kinderen willen niet alleen dat alles een vast ritme heeft, maar ook een vaste plaats. Het is erg verwarrend als iets in de kamer wordt veran-derd. Ook verhuizingen zijn zeer ingrijpend.

Vanaf 5½ jaar wordt het stofwisselings- en ledematenstelsel het eigendom van het kind. De wil manifesteert zich. De wil is wat je doet, niet wat je wilt. Handen en voeten krijgt het kind ter beschikking. In het begin van de puberteit groeien armen en benen. Groei begint dan bij de handen en voeten, kinderen hebben dan in verhouding tot de rest van het lichaam uitzonderlijke maten.

Als het lichaam klaar is en de tanden wisseling zet in dan is het kind schoolrijp. Groeikrachten komen vrij, en kunnen gebruikt worden voor het denken. Met ongeveer 6½ jaar wordt het melkgebit afgestoten, en daarmee ook een stukje erfelijkheid.

Dus tot 2½ jaar ontwikkeling van de zenuwzintuig-pool aansluitend op de koppigheidsfase. Tot ongeveer 5½ jaar ritmische fase en ontwikkeling van het fantasiespel.

Tot 7 jaar ontwikkeling van de wilsfase. Kinderen willen "doen".Tijdens de ontwikkeling van de jonge mens zijn er drie momenten van ik-beleving, momenten van eenzaamheid. De koppigheidsfase, wakker worden voor de omgeving. Wakker worden voor de wereld 9 of 10 jaar. En met 17 jaar (volgens Steiner het moment dat de idealen worden geboren).

In het leerplan van de Vrije School wordt veel gewerkt met de metamorphoses die zich in een mensenleven voordoen. Huttenbouwen met kinderen van 3 jaar. Huizenbouwperiode met de kinderen van 9 jaar. Architectuur met de twaalfde klas.

Hoe ziet het lagere schoolleerplan eruit?
Klas 1
Rekenen en Taal. Ook nog de sprookjessfeer. Alles heeft nog een ziel. De kinderen geloven nog alles. Nog veel beeldentaal.

Klas 2
Sprookjestijd verschijnt. Fabels van la Fontaine karakteriseren de ziel van de kinderen. Door de verhalen hou je ze een spiegel voor. Heiligenlegenden als tegen wicht laten horen dat ze het driftmatige op een hoger plan kunnen brengen, door een hoger ideaal.

Klas 3
Het oude testament. Op zoek naar eigen plek. Groep ontstaat met de leider. Mozes in de woestijn.

Klas 4
Kinderen zijn sterk in ontwikkeling. Veel onrust, Germaanse mythologie als verhalenstof. Kaarten tekenen van de klas of omgeving bv. Alkmaar. Ieder heeft zijn plek. Ook een nieuwe fase in het leerplan. Wat is het karakter van een koe en dat van de muis ten opzichte van elkaar en van de mens. Kinderen gaan anders waarnemen.

Klas 5
Griekse mythologie. Evenwichtige fase. Kinderen zien er ook fysiek uitgebalanceerd uit, en zijn ook in hun contacten zeer sociaal.

Klas 6
Romeinse mythologie. Strak georganiseerde samenle-ving. De 6de klasser wil weten waarom. De wereld objectief maken door afspraken. Natuurkunde periode b.v. licht en prisma, geluid en blikjes met draad. Magneet of geluid met papier en ijzervijsel waardoor je door trillingen prachtige patronen krijgt.

Klas 7
Ontdekkingsreizen aardrijkskunde. Scheikunde: buskruit maken. Werken met zwavel en calciumnitraat. Er is grote interesse voor (Kinderen ruiken zelf naar zwavel. Pubertijd, hormoonhuishouding begint te werken.) Behandeling van het skelet.

Hoe kijk je nu per kind naar schoolrijpheid?
Is b.v. het voorstellingsvermogen al wakker en kan het innerlijke beelden maken? Dit vraagt enige distance van de buitenwereld. In de kleuterklas wordt nog niet veel gestuurd, in de eerste klas is alles, buiten de pauzes, gestuurd en gestructureerd. Met de nieuwe vrije of etherkrachten wordt het geheugen echt wakker "morgen moet je het weer weten". Dat appèl aan het geheugen van een zevenjarige wordt steeds weer gedaan. ook motorisch moet het kind vaardig zijn om te leren rekenen, schrijven en lezen. Het kind moet zijn lichaam goed doorgewerkt hebben tot in alle processen, en hij moet zich kunnen oriënteren in de ruimte.

Het verschil tussen schoolrijpheid en schoolvaardigheid:
Een kind dat op 6½ jarige leeftijd z'n lichaam klaar heeft, ook motorisch, cognitief, emotioneel en sociaal, is schoolrijp én schoolvaardig. Zijn bepaalde deelaspecten niet goed ontwikkeld, dan kan een kind wel schoolrijp zijn maar niet schoolvaardig. Als een kind te vroeg naar de eerste klas gaat en zijn lichaam nog niet helemaal is doorgewerkt (b.v. nog kleutergestalte en motoriek) dan is hij misschien wel intellectueel schoolvaardig maar niet schoolrijp. Dit is altijd het grote dilemma wat de zomerkinderen betreft, laat je ze gaan of hou je ze nog een jaar. Joep vertelde dat de vroege zomerkinderen snel emotioneel (snel huilen) betrokken zijn, nog wat labiel, je moet ze wat leerstof aangaat op sleep-touw nemen. De kinderen die een jaar extra gebleven zijn, zijn stabieler, hoeven niet zo op hun tenen te lopen. Een ingewikkelde keuze dus, die verstrekkende gevolgen kan hebben voor de schoolloopbaan van het kind, en zijn leven.

terug naar de index