terug naar de index

Maandritme en levenslichaam.

verschenenen in de schoolkrant St. Jan 2001
auteur: Gerdina Matthiessen

In de vorige twee afleveringen schreef ik over het dag- en nachtritme, die versterkend op het "ik" werkt en het weekritme die bij inachtneming van de volgorde en de kwaliteiten van de dagen maakt, dat de ziel zich in gezonde wijze met "binnen en buiten" kan verenigen.

Deze keer wil ik over de maand en de werking op het levenslichaam schrijven. Het levenslichaam is dat deel in ons dat o.a. maakt, dat wij ons kunnen herinneren en dat het geleerde ons "bezit" wordt.

De maand hangt samen met de loop van de maan door de sterren. Je kunt de vier hoofdfasen in tweevoudige polariteit onderscheiden: Nieuwe maan (eigenlijk niet-maan), toenemende maan, halve maan, volle maan, afnemende maan. In tegenstelling tot het weekritme is het maandritme een stil en rustig ritme. Steeds is er een kiemen, toenemen, zwellen, rijpen, uitputten, minder worden, vergaan. Het zijn de in rust voltrokken schreden van de levenswandel. Wanneer deze schreden ondergronds in de ontwikkeling van het periode-onderwijs aanwezig zijn, kunnen de details van het onderwijs met de wetten van het leven in de ontwikkeling van de leerling verbonden worden.

Een ervaringsgebied voor het maandritme is de periodestof (ontwikkelingsstof) en het reciteren en musiceren in het hoofdonderwijs. Over het periode-onderwijs is al veel gezegd. Hier wil ik nu niet op ingaan. Bij het leren van grotere gedichten of een stuk muziek, kun je het verloop precies zien. Het begin is snel geleerd. Na veertien dagen zijn ze een goed stuk op weg gekomen. Wanneer je echter beter kijkt, dan zie je dat er nog onzekerheden bestaan. Vaak is het dan zo, dat de leerlingen op willen houden; geen zin meer hebben. Ze kunnen het bijna, maar nog niet helemaal. Dit is te vergelijken met de eerste maandhelft. Er zijn nog stappen noodzakelijk om het geleerde tot bezit te maken. Vindt deze afronding niet plaats dan blijft het begonnene een begin; de verdieping ontbreekt en bewerkt op den duur oppervlakkigheid. Wat na de eerte viertien dagen volgt is het eigenlijke werk. Na twee weken kan het eerst vormend in de "regio" van bekwaamheid en neiging gaan werken. Eveneens wordt daardoor het temperament overwonnen, geweten aan de zaak komt naar voren en het karakter van de leerling kan zich hieraan ontwikkelen. Zo kun je in de derde week van een recitatie nieuwe ontdekkingen doen. Door verdieping en uithoudingsvermogen onstaat een werkelijk kunnnen van het geleerde. Het stuk kan opgevoerd worden en heeft hiermee zijn afsluiting. De maandviering is ook een belangrijk deel van de Vrije Schoolpedagogiek.Dit niet alleen om de individuele "vruchten" te laten zien, maar ook het sociale aspect hiervan.

terug naar de index