Indianenverhalen
 
September 1998
 
Erna Rijsdijk
 
Maar hij, die tussen de Gross-Ventrebergen aan de Metserstroom bij het grafmonument van den Apache staat, zal zeggen: "Hier ligt Winnetou begraven, een rode, maar een groot man!" En als eens de laatste van deze resten tussen struikgewas en water verteerd is, dan zal een oprecht denkende en voelende generatie voor de Savannen en bergen van het Westen staan en zeggen: "Hier rust het rode ras, het werd niet groot, omdat het niet groot worden mocht."  

Aldus de slotalinea van Winnetou’s dood uit de serie Karl May’s reisavonturen 

Het rode ras was niet voorbestemd om te overleven… Een citaat uit de tijd dat etniciteit niet een kwestie van cultuur was, maar gezien werd als een lotsbestemming. Aan het bovenstaande citaat moest ik denken toen ik het woord "etnisch" opzocht in het Van Dale woordenboek en daar het volgende voorbeeld aantrof: "Etnische Chinezen" zijn "tot het gele ras behorende mensen die geen Chinees staatsburger zijn". De aanleiding van mijn zoektocht naar de betekenis van "etniciteit" is het feit dat het door politiek en media als de plaag van de jaren ’90 beschouwd wordt, maar dat niemand de moeite neemt om uit te leggen waar we het nou eigenlijk precies over hebben. Sterker nog, het lijkt juist de mystiek van het begrip te zijn die het zo geschikt maakt als verklarende factor voor zaken waar we geen greep op lijken te hebben of misschien niet eens willen hebben.  

De begrippen ras en etniciteit zijn in de antropologische wetenschap tegenwoordig grotendeels van hun deterministische definities ontdaan. De wijze waarop verschillen tussen mensen en verschillen tussen bevolkingsgroepen in kaart gebracht werden en worden blijkt meestal meer een kwestie van politiek en cultuur te zijn dan van natuur en lotsbestemming. Politiek en media gaan echter meer en meer aan dit soort inzichten voorbij. "Etnische verschillen" lijken de sleutel te zijn tot het begrip van vele onlusten in de wereld. Het veroorzaakte massaslachtingen in Rwanda, leidde en leidt tot oorlog in het voormalige Joegoslavië en het schijnt nu ook al een probleem te worden in Rusland. Men heeft de mond vol over allerlei groeperingen, zoals Serviërs, Moslims, Hutu’s, Tutsi’s etc, die voorheen niet eens in ons bewustzijn bestonden. Daarbij wordt verondersteld dat voor iedereen duidelijk is wat er zo "etnisch" is aan hen. Daar staat tegenover dat de blanke West-Europeaan zichzelf doorgaans niet typeert met zijn of haar "etnische" achtergrond. Je zou kunnen zeggen dat deze groep zichzelf kennelijk als "etnisch" neutraal beschouwd. Etniciteit is meer iets voor anderen…  

In een artikel in de Volkskrant (25 juni 1998) over het pas verschenen proefschrift van A. Janssens dat "belediging" tot onderwerp heeft zegt Janssens: "Wanneer Janmaat roept dat etnische Nederlanders profiteurs zijn, dan is er geen twijfel mogelijk dat zo’n uitspraak onder de noemer belediging valt." Het moge duidelijk zijn dat in deze formulering zowel Janmaat als Janssens bij "etnische Nederlanders" niet denken aan "in den vreemde" levende Nederlanders die geen Nederlands staatsburger zijn. Het bijvoegsel "etnisch" duidt hier op mensen die niet van Nederlandse origine zijn. Dezelfde krant spreekt echter ook over "etnische Albanezen in Kosovo". In dit geval gaat het over mensen die oorspronkelijk van Albanese afkomst zijn. Wat dat "oorspronkelijk" ook moge betekenen, want de betreffende bevolkingsgroep woont al generaties lang in het gebied wat nu Kosovo heet.  

Om de verwarring kompleet te maken hebben we in Nederland ook nog een ander onderscheid, te weten "allochtoon" en "autochtoon". Dit klinkt neutraal, maar de vraag is of dit werkelijk zulke objectieve begrippen zijn. Het Parool (8 augustus 1998) meldt dat het Bureau voor Onderzoek en Statistiek O+S dat onderzoek doet naar de bevolkingsgroei van Amsterdam de volgende drie criteria hanteert: "Nederlanders, mensen afkomstig uit geïndustrialiseerde landen en mensen afkomstig uit de rest van de wereld mét hun hier geboren nakomelingen. Alleen de laatste groep merkt O+S aan als allochtoon." "Vreemdeling", ofwel "allochtoon" ben je in Nederland kennelijk alleen als je uit een niet-geïndustrialiseerd dus arm land komt. "Allochtonen" en "etnische Nederlanders" zijn hier in de praktijk een synoniem, waarmee deze benamingen meer naar een financiële dan naar een culturele status lijken te verwijzen. Hoe meer vermogend, hoe minder "etnisch" we kennelijk zijn. Zo zal Prins Willem-Alexander met zijn Duitse vader en een moeder die ook niet geheel vrij is van "Duitschen bloed", niet snel als allochtoon aangeduid worden, laat staan dat hij iets "etnisch" zou hebben. "Etnisch" is een soort optelsom van "vreemd" en "arm". Iets van een bepaald soort buitenlanders, dat wil zeggen niet van "ons", niet-Nederlands, of misschien wel: niet-Westers.  

Maar misschien komt er verandering in deze interpretatie van etniciteit en zullen wij onze toekomstige koning binnenkort ook niet langer als een van "ons" kunnen herkennen. Volgens de Volkskrant kunnen we tegenwoordig namelijk de verschillende nationaliteiten genetisch van elkaar onderscheiden. In het artikel "Zeeuw tot in de genen" van 7 maart wordt de genetische kaart gelijk gesteld aan de staatkundige kaart: "Duitsers en Nederlanders zijn genetisch goed van elkaar te onderscheiden en ook binnen één land zijn er opvallende verschillen. Onderzoek van het erfelijk materiaal kan de geschiedenis van bevolkingsgroepen helpen ontrafelen." Het artikel richt zich weliswaar op genenonderzoek ten behoeven van de bestrijding van ziekte, maar dit betekent nog geen legitimatie voor de vooronderstelling dat nationaliteit in je genen verankerd zou zitten. Dat de plek waar je woont bepalend is voor met wie men zich voortplant - en dat daardoor de geografische positie van invloed is op het genenpatroon - wil nog niet zeggen dat deze geografische patronen samenvallen met het politieke begrip "nationaliteit", zoals de titel van het Volkskrant-artikel suggereert. Het genenpatroon van diegenen die op het grondgebied wonen wat tegenwoordig als Nederland aangeduid wordt, heeft immers een veel langere geschiedenis dan de Staat der Nederlanden. Zo ga ik er bijvoorbeeld vanuit dat de politieke eenwording van de Europese Unie geen rechtstreekse gevolgen heeft voor mijn genenpatroon. Het artikel in de Volkskrant is kwalijk omdat het onbewust bijdraagt aan het idee dat nationale grenzen een natuurlijke gegeven zijn. En dat is niet alleen historisch onjuist, maar het legitimeert ook het idee dat politieke geschillen tussen bevolkingsgroepen een natuurlijke, dus onontkoombare basis zouden kunnen hebben.  

De moderne culturele interpretatie van "etniciteit" heeft het begrip niet veel flexibeler gemaakt. Cultuur schijnt zich tegenwoordig verhard te hebben als een gegeven waar je mee geboren bent en wat niets te maken heeft met persoonlijke keuzes. Je bent als het ware de cultuur waar je in geboren bent. En als je niet in de wereld gekomen bent als blanke "etnisch neutrale" westerling, dan zit je voor je leven vast aan je etniciteits-label. Een label dat in het gunstigste geval als een categorisch verschil gezien kan worden, maar in zijn uiterste consequentie tot genocide kan leiden.  

Een voorbeeld van een artikel waarin etniciteit als verharde cultuur gebruikt wordt, is het artikel van Peter Michielsen in het NRC-Handelsblad (2 september 1998). Hij verklaart de huidige politieke crisis in Rusland met behulp van de begrippen "natie-staat" en "etnische verschillen". Volgens hem ligt de "etnische gemengdheid" van de Russische bevolking - die nog stamt uit de Tsarentijd - aan de basis van de crisis. Rusland noemt hij een "staat–natie, waarin de etnisch gemengde bevolking de staat niet is gaan zien als haar vertegenwoordiger, maar als een instituut dat het, over haar hoofd heen, in alles voor het zeggen heeft. (…) in de staat-natie Rusland ontbeert de staat de authenticiteit en de autoriteit die staten die in een bevolking wortelen – de natiestaten – wel hebben wanneer de zaken mislopen." Wat zou dat zijn een "authentieke" regering? Een "etnisch zuivere" regering misschien? Wanneer we deze redenering vertalen naar de crisis van de jaren ’30 en de gevolgen daarvan voor de positie van joden en andere "vreemde elementen" in Duitsland, dan weten we direct weer dat er iets grondig mis is met dit soort verklaringen.  

De nationalistische verbeelding rust op twee vooronderstellingen. De eerste is dat een nationale gemeenschap uit mensen bestaat met een duidelijk waarneembare eigen identiteit, de tweede is dat deze identiteit statistisch weergegeven kan worden zodat de grenzen ervan nauwkeurig aangegeven kunnen worden. Tot in tienden van procenten nauwkeurig wist men tijdens de onderhandelingen tussen de strijdende partijen van het voormalige Joegoslavië aan te geven wie er tot welke etnische bevolkingsgroep behoorde. Onder leiding van de Amerikaanse regering werd er in 1995 in Dayton (Ohio) onderhandeld over een oplossing van het Joegoslavische conflict. Op basis van de eerder genoemde percentages werd er geschoven met grenzen. Hoewel het scheiden van "etnische" groeperingen werd voorgesteld als een antiracistische oplossing werd er daadwerkelijk een nieuwe variant van een apartheidssysteem ingevoerd. Bij de laatste verkiezingen in Bosnië mochten de Moslims en Kroaten alleen stemmen op Moslim- en Kroatische kandidaten en de Serviërs alleen op de Servische. En het is nog maar zo kort geleden dat we met grote vreugde constateerden dat een dergelijk systeem in Zuid-Afrika is afgeschaft… "Eeuwenoude vetes" en "historische verschillen" worden door politici, wetenschappers en de media aangevoerd om de Bosnische oplossing als de enig mogelijke en meest "realistische" uit te kunnen leggen. Het voordeel van deze benadering is dat wij buitenstaanders ons niet verantwoordelijk hoeven te voelen voor het "etnisch geweld".  

Dr. Karl May creëerde zijn mythe van de indianen als weliswaar "nobele" maar tot de ondergang verdoemde "wilden" eerst vanuit de gevangenis, waar hij een aantal jaren verbleef (wegens fraude en omdat hij zich had uitgegeven voor politieagent), en later vanuit de veilige beschutting van zijn Villa Shatterhand in het plaatsje Radebeul nabij Dresden. Hoewel hij nooit een voet op Amerikaanse bodem heeft gezet, zijn May’s verhalen bepalend geweest voor de beeldvorming in Europa over de Amerikaanse cowboys en indianen. De boeken van Karl May zijn een sprekend voorbeeld van het feit dat het mogelijk is om zeer invloedrijke stereotypen te creëren die weinig met de realiteit te maken hebben. De racistische en nationalistische blik waarmee May zijn werkelijkheid creëerde komt het duidelijkst naar voren in zijn vroegere werk. In Deutsche Herzen, deutsche Helden, een roman die in meerdere afleveringen tussen 1885 en 1887verscheen, staat een episode waarin hij een "Moslimvrouw" de volgende woorden in de mond legt:  

"Het wordt tijd dat mensen van Oriëntaalse afkomst zichzelf de Duitse taal eigen maken. We houden de Islam voor het ware geloof, en ik als Moslimvrouw wil daar niets op afdingen. Wij proberen ons niet meer dan strikt noodzakelijk is met het Avondland te bemoeien, maar desondanks zijn we in vele opzichten van de Engelsen, Fransen en Russen afhankelijk geworden. Sinds lange tijd bestuderen we de taal van deze drie naties, maar wat brengen ons deze mensen? De Engelsman is een marskramer; hij komt slechts naar ons toe om ons uit te zuigen, zoals hij dat met alle andere volken doet. De Fransman overspoelt ons met parfums en mooie praatjes zonder ons werkelijk iets nuttigs te geven. De Rus is een barbaar die ons met een deemoedige oprechtheid vertelt dat hij komt om ons af te slachten. Iedereen noemt de Turk een zieke man, maar niemand brengt het echte medicijn dat hem beter kan maken. Een enkeling echter is sterk en mild tegelijkertijd: de Duitser. Hij komt als vriend en biedt datgene wat hijzelf in zo’n hoge mate bezit: intelligentie en voornaamheid. Hoe lang zou het nog duren voordat hij de plaats zal innemen die hem toekomt, en dan zal hij aan onze deur kloppen en ons van de bloedzuigers te bevrijden aan wie wij onze zwaktes te danken hebben waarmee men zo de spot drijft". (vertaling ER)  

In wezen verschilt May’s verteltactiek niet veel van het Zembla programma dat dit najaar werd uitgezonden over de (weigering tot) terugkeer van Bosnische vluchtelingen naar Bosnië, waarin een Bosnische vrouw uitlegt dat ze niet meer terugwil omdat Nederland zo’n fantastisch land is. Hetgeen ze demonstreert met een afbeelding van Willem III die ze om haar nek heeft hangen. Het is altijd veel effectiever om je eigen nationalistische superioriteit te bevestigen door een ander erover aan het woord te laten. Geen woord over het Nederlandse falen tengevolge van het onzalige idee om in Srebrenica een slecht bewaakt reservaat voor Bosnische Moslims te stichten.  

Meer dan 100 miljoen exemplaren werden er verkocht van Karl May’s werk dat door sommigen wel aangeduid wordt als "herz-schmerz-kitsch". Hij werd en wordt wereldwijd gelezen. Behalve in Amerika. Daar botsten zijn indianenverhalen teveel met de nationale indianenmythes. Op basis van May’s werk zijn er ook meerder populaire films gemaakt, zoals "Winnetou", "Winnetou en Shatterhand in the Valley of Death" en "Winnetou and his Friend Old Firehand" (in de periode van 1963-’68). Interessant detail: de geloofwaardigheid van deze "westerns" werd niet ondermijnd doordat ze werden opgenomen in het ruige landschap van het voormalige Joegoslavië.  

Dat voor sommige Bosniërs het idee van etnische scheiding aan het begin van de oorlog net zo onwaarschijnlijk moet zijn overgekomen als de beschrijving van de cowboys en de indianen door Karl May voor de Amerikanen, is voor ons een veel minder bekend verhaal. Het in oktober te verschijnen boek National Deconstruction: Violence, Identity and Justice in Bosnia van David Campbell begint met een verslag van de ervaringen van Amira. Voor Amira Muharemoviç, een inwoonster van Tuzla, was de oorlog in Bosnië op 15 mei 1992 als een complete verrassing gekomen. Hoewel zei zich wel bewust was van de gebeurtenissen die ten grondslag lagen aan het uiteenvallen van het voormalige Joegoslavië, zoals de onafhankelijkheid van Slovenië en Kroatië, het referendum over de toekomst van Bosnië, en de lokale spanningen tussen de burgemeester en het Joegoslavische leger, had zij de oorlog niet verwacht. Ze had nooit veel aandacht besteed aan de identiteits-manifestaties van bepaalde groeperingen. Tot op het moment dat de Serviërs– waaronder velen die zij persoonlijk kende – massaal vertrokken, was de wetenschap dat zij Serviërs waren voor haar totaal onbelangrijk geweest. Het idee dat ze ook zelf een specifieke identiteit in etnische termen zou hebben was voor haar tot dan toe van geen enkele betekenis. Ze vertelt dat ze Moslim is, maar dat ze zich daar voor de oorlog niet van bewust was. "Voor de oorlog waren we atheïst!" Zo stelt ze.  

Het relaas van Amira staat haaks op het wijd verbreide idee dat oeroude "etnische verschillen" de basis zouden zijn van de oorlog in Joegoslavië. Voor Amira lijkt eerder het omgekeerde het geval. De oorlog heeft ervoor gezorgd dat het begrip "etnische verschillen" betekenis heeft gekregen. Een betekenis die door de vele slachtoffers niet makkelijk meer uit te wissen zal zijn en die zich verhard heeft in nieuwe grenzen. Grenzen die in de politieke besluitvorming als onomkeerbaar worden voorgesteld. Af en toe duiken er gelukkig nog verhalen op die een heel ander soort werkelijkheid voorstelbaar maken, en daarmee ook aantonen dat er een ander soort politiek mogelijk is in plaats van een politiek van appeasement en berusting. Het boek National Deconstruction, waarin de mythe van de Joegoslavische oorlog als historisch onvermijdelijke etnische oorlog ontrafeld wordt, is daar een goed voorbeeld van. Nog een positief voorbeeld van hoe we een heel ander licht op de zogenaamde onverzoenlijke "etnische" strijd kunnen werpen is het artikel van Petra de Koning in het NRC Handelsblad van 4 augustus. "Veel gelachen hebben ze, ze maakten gedichten voor elkaar, ze deden spelletjes, ze voerden de duiven bij het hek." De Koning beschrijft hoe Moslims, Kroaten en Serviers, allemaal verdachten van ernstige oorlogsmisdrijven - waaronder deelname aan de "etnische zuiveringen" - vrienden werden in de ontspanningsruimte die ze deelden in de Scheveningse gevangenis van het oorlogstribunaal. Ze laat een van hen, Simo Zaric aan het woord, die lachend zegt dat deze gevangenis de enige plek is waar het Dayton-akkoord werkelijk wordt uitgevoerd. Een ander, Milan Simic zegt over de relatie met zijn medegevangenen: "Het waren mijn vrienden en we maakten veel grappen, wat moet je anders?" en: "Oorlog heeft niets te maken met relaties tussen mensen, oorlog is politiek."  


  • David Campbell, National Deconstruction: Violence, Identity, and Justice in Bosnia, University of Minnesota Press, 1998, ISBN 0-8166-2936-6 Hardback, $62.95, ISBN 0-8166-2937-4 Paperback $24.95
  • Villa Shatterhand is open voor bezoek in de Karl-May-Straße 5, 014445 Radebeul in Duitsland (maart-oktober, tel. 0351-8373010)
     
copyright 1998